width and height should be displayed here dynamically

Essays

Besprekingen

Beeldende Kunst

Architectuur & Vormgeving

Publicaties

102

maart-april 2003

Anesthesie

De gedachte dat het museum een archief is en het kunstwerk een document, gaat ervan uit dat de relevantie van de kunst losstaat van haar esthetische kwaliteiten. Meer nog: het bewust neutraliseren van de esthetische blik, of van de schoonheid van het werk, stuurt hier de omgang met kunst en met het museum. Het artistiek hergebruiken of bewerken van documenten, het aanmaken van documentaire beeldreeksen, het omzetten van museumzalen in archiefkamers en het inwisselen van het kijken voor het lezen – het gaat allemaal in tegen de verwachting dat kunst iets te maken heeft met schoonheid. Blijkbaar ligt de kwestie van schoonheid en kunst vandaag zo moeilijk dat zelfs het verlangen naar schoonheid al ondraaglijk is. Het verlangen naar een zuivere kunst die zich niet aan schoonheid waagt, leidt tot het ultieme beeldverbod – een verbod op het ‘tentoonstellen’ als zodanig. De loutere geste van het tentoonstellen, die selecteert en iets als belangrijk aanwijst, is al verdacht. Niet voor niets gaat het paradigma van het archief gepaard met het celebreren van de uitzaaiing van informatie, en van een ‘netwerk’ dat alles met alles in verband brengt. Het eindeloze opschorten van elk stabiel aandachtspunt wordt gedreven door het fantasma van een ultiem totaalbeeld dat voorbij alle beelden ligt. Alleen de hersenschim van dit beeldloze beeld kan ons ertoe brengen alles relationeel te zien. Het beeld van het archief als een oneindig netwerk is dus wellicht niets anders dan een zoveelste eerbetoon aan een sublieme onvoorstelbaarheid.

De apologeten van het netwerk en het archief verwijzen vaak naar de onoverzichtelijke veelheid en complexiteit van de huidige informatiestromen. Hun benadering staat het niet toe om op eender welk object, kunstwerk of niet, serieus in te gaan. Elk singulier aandachtspunt wordt bij voorbaat weggeabstraheerd. Deze oefening in een ‘anesthetisch’ doorglijden tussen de dingen rijmt met een anti-intellectualistische houding die koketteert met alle mogelijke ideeën en filosofieën maar geen enkele daarvan serieus neemt. Indien het vermoeden klopt dat dit zen-achtige dwalen en migreren door de mondiale informatiestromen een ‘subliem’ vluchtpunt verbergt, dan is het wellicht aangewezen om met volharding stil te staan, bijvoorbeeld bij de onuitroeibaarheid van het esthetische.

Dirk Pültau/Bart Verschaffel