width and height should be displayed here dynamically

Essays

180

maart-april 2016

Bildung / esthetische opvoeding

Waarom heeft de notie van Bildung nog steeds zo’n belangrijk aandeel in de legitimatie van de kunsten, vraagt Rudi Laermans zich af in de openingstekst van dit nummer. Waarom is de gedachte dat de kunsten ‘onze persoonlijkheid vormen’ nog steeds het ultieme argument om het belang van kunst (en kunstsubsidies) te legitimeren? Die oude humanistische gedachte lijkt wel onuitroeibaar! Tegelijk stelt hij vast dat de hedendaagse alternatieven voor de kunst-als-Bildung-gedachte nog een stuk problematischer zijn: het blijkt immers om neoliberale leuzen te gaan. Volgens Laermans krijgt de oude Bildungsgedachte tegen die achtergrond een kritische lading en is een afgeslankt Bildungsconcept in het licht van de huidige kunstproductie wel degelijk nog zinvol en zelfs noodzakelijk. Hij bepleit een Bildungsbegrip waarin niet meer de hoogdravende idee van ‘zelftransformatie-door-kunstbeleving’ centraal staat, maar het besef van ‘het verschil tussen wie we thans zijn en wie we kunnen worden’: ‘Thans nog de idee van Bildung verdedigen, is voor alles opkomen voor het bewaren – ook in de zin van het herinneren – van die mogelijkheid tot verandering.’

Ook in het gesprek dat Daniël Rovers voerde met kunsthistoricus T.J. Clark staat de ‘opvoedende waarde’ van kunst voorop. Hoewel Clark vooral bekendstaat als pionier van de ‘social-historybenadering’, heeft hij altijd ruime aandacht geschonken aan de onherleidbare complexiteit van het beeld zélf. Volgens hem kunnen de werken van oude en moderne meesters als Poussin of Cézanne zelfs een andere ‘ethiek van het beeld’ aanwijzen en bieden ze een alternatief voor een cultuur van pseudovisuele boodschappen die diepgaand bepaald wordt door het kapitaal. Christophe Van Gerrewey gaat met vier architecten (Kersten Geers, Dirk Somers en Jan De Vylder & Jo Taillieu) in gesprek over onderwijs in de architectuur. Alle vier blijken ze specifieke methodes te hebben uitgewerkt om de concentratie van studenten aan te scherpen en – haast in ‘esthetische’ zin – op concrete aspecten van het ontwerpen te richten. De Vylder & Taillieu hebben daartoe zelfs de computer uit het atelier verbannen! Daarnaast heeft elk van hen ook een specifieke omgang met historische architectuurreferenties ontwikkeld, om een tegenwicht te bieden aan de overgemediatiseerde architectuurcultuur – meteen een link met de vorige nummers van De Witte Raaf over traditie en overdracht.

We publiceren het derde deel van het gesprek van Koen Brams & Dirk Pültau met Marc De Cock, ex-voorzitter van de Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst (V.M.H.K.), over de periode 1974-1982 – een spannende tijd waarin onder meer het autonome Museum van Hedendaagse Kunst van Gent werd opgericht (in 1975), met Jan Hoet als eerste directeur. Koen Brams trok naar het Stedelijk Museum Amsterdam en nam er een prikkelende tentoonstelling over Seth Siegelaub onder de loep, de mythische organisator van manifestaties en tentoonstellingen van ‘conceptuele kunst’. Siegelaub blijkt veel méér dan alleen een bedenker van nieuwe tentoonstellingsformats te zijn geweest – zo was hij ook tapijtverkoper, samensteller van bibliografische overzichten, politiek activist… Tot slot bespreekt Fieke Konijn de publicatie The Artist as Curator over het self-management van kunstenaars in de periode 1957-1967.