width and height should be displayed here dynamically

Essays

Besprekingen

Beeldende Kunst

Architectuur & Vormgeving

Publicaties

75

september-oktober 1998

De intellectueel

Precies een eeuw geleden, meer bepaald in de Franse krant L’Aurore, duikt de term ‘intellectueel’ voor het eerst op, tenminste voor het eerst als omschrijving van een ‘nieuw soort’ mens. In 1898 is het pamflet J’accuse!, Émile Zola’s verdediging van de valselijk veroordeelde Dreyfus, de aanleiding voor de mobilisatie van een bont gezelschap, van auteurs zoals Marcel Proust en André Gide, tot iemand als Clemenceau, de latere premier van Frankrijk, maar op dat moment nog hoofdredacteur van L’Aurore, die de aldus verzamelde kunstenaars, journalisten en academici bedenkt met de term ‘intellectuelen’. De intellectueel is dus van geboorte een mediaal wezen, en alleen al om die reden hoogstproblematisch, maar de kwesties die tot de uitvinding van een nieuwe term noopten, zijn nog steeds niet verjaard, zullen ook nooit verjaren, vandaar dat het weinig zin heeft om het woord ‘intellectueel’ te schrappen, hoe gênant het ook is om zichzelf of iemand anders ‘intellectueel’ te noemen. Meer nog dan voor een bepaald menstype staat de term ‘intellectueel’ voor deze problemen, die trouwens ook alleen maar in hun onderlinge samenhang behandeld kunnen worden: de kwestie van verantwoordelijkheid en engagement, het probleem van de wisselwerking tussen theorie (of kennis) en praktijk (of ervaring), en het vraagstuk van het universalisme/particularisme van uitspraken en standpunten.

De kwestie van de verantwoordelijkheid staat centraal in de bijdrage van Frank Vande Veire, die vertrekt van de inzichten van onder andere Maurice Blanchot. Over de intellectuele rol schreef Dirk Lauwaert een indringend profiel, met referentie aan andere rollen of functies, zoals de amateur, de wijze of de criticus. Rudi Laermans houdt een krachtig pleidooi voor kritiek die “alleen maar actueel wil wezen uit trouw aan een niet-actueel, oneigentijds verlangen naar Rechtvaardigheid”. In de bijdragen van Ernst van Alphen en Bart Meuleman komt de plaats van de theorie aan bod, respectievelijk in het museum en in het theater. Van Alphen pleit voor theorie als praktijk, Bart Meuleman voor het ontslag van de dramaturg als intellectueel aan de zijlijn. Koenraad Geldof tenslotte gaat in op het oeuvre van een ‘kleine intellectueel’, de Franse Série noire-auteur Didier Daeninckx.

De beelden bij deze teksten zijn afbeeldingen van, excerpten uit de twee werken die Eran Schaerf en Eva Meyer realiseerden voor Manifesta 2. Aan de hand van enkele beelden reconstrueren we de passage die begint met Scenario Data (war and peace in the dictionary), onder andere een reflectie over de praktijk van het tentoonstellen (pp. 1-7), en eindigt met Documentary Credit, een videofilm over Israël/Palestina (pp. 8-15).

Verder in dit nummer: Hilde Van Gelder en Pieter Van Reybrouck over Lygia Clark; en Willy, de Woeste West-Vlaming, de vierde aflevering van de strip De lage landen.