width and height should be displayed here dynamically

Nieuw Engagement

Tijdens de laatste editie van de Biënnale van Venetië toonde Rirkrit Tiravanija het minuscule schilderij Less Oil More Courage. Deze oproep valt zowel in politieke als artistieke zin te interpreteren. Niet enkel de wereld moet de olie laten voor wat ze is en meer moed tonen; het wordt volgens Tiravanija tijd dat ook kunstenaars de traditionele kunstpraktijk verlaten en zich actief engageren in de maatschappij. Zelf doet Tiravanija dit door onder meer soep te scheppen of mosselen te koken, en recentelijk door met bevriende kunstenaars in Hang Dong in Thailand een nieuwe en utopische nederzetting te bouwen.

De moed waar Tiravanija het over heeft is ook datgene waarnaar de auteurs van het boek Reflect # 1: Nieuw Engagement – In architectuur, kunst en vormgeving op zoek zijn. Het boek is een eerste uitgave in een reeks die wil reflecteren over de toenemende discussies in de architectuur en stedenbouw, beeldende kunst, fotografie en vormgeving, over maatschappelijke onderwerpen. Het doel is invloed uit te oefenen op zoiets als een ‘collectieve betrokkenheid’. Met een eerste nummer over de nieuwe vormen van engagement wordt hiertoe alvast een boeiende aanzet gegeven. Naast tien uitgebreide beschouwingen die het boek ‘structuur’ geven, bundelt het boek vijftien kortere posities met puntige bijdragen, stellingnamen en ervaringen van alledag. Door de uiteenlopende invalshoeken van de respectievelijke auteurs, biedt het boek een kritische en gevarieerde blik op de hedendaagse rol en betekenis van artistiek en maatschappelijk engagement. In de inleiding laat René Boomkens de opeenvolgende stadia en de vele gezichten van het engagement ‘na de vooruitgang’ zien. De huidige vormen van betrokkenheid bij universele kwesties als armoede, maatschappelijke en culturele uitsluiting, economische uitbuiting, politiek en ideologisch geweld dicht hij de term Nieuwe Serieusheid toe. Uiteindelijk wordt echter niet duidelijk wat engagement écht inhoudt. Volgens Boomkens gaat het ook niet zozeer over de betekenis van het engagement als wel om het versterken en het in gang zetten van een betrokkenheidsgevoel dat reeds – vaak onbewust – aanwezig is. De ontdekking en de activering ervan kan leiden tot een artistieke of intellectuele daad van een individu, een daad die bij gratie van toehoorders, bij wie het gevoel eveneens reeds sluimerde, uitgroeit tot een collectieve aangelegenheid: een geëngageerde actie.

Ook in de daaropvolgende bijdragen blijft een definitie van engagement achterwege. We krijgen daarentegen een waaier aanverwante begrippen aangereikt, zoals vrijetijdsengagement, capsulaire beschaving, veilige-haven-engagement, cultuurpragmatisme, respectabel populisme, het ik-engagement, vrijblijvend engagement, onschadelijke betrokkenheid, kritisch pessimisme en glokale paniek. Wat deze termen lijkt te verbinden, is een onderliggende angst, of liever, een manifest gebrek aan moed. Zo doorprikt Rudi Laermans in De geëngageerde stad het vermeende engagement van het betogen. De demonstratie tegen de inval van de Verenigde Staten in Irak, op 15 februari 2003 te Brussel, representeerde de ‘demonstratiebereidheid’ van de hedendaagse mens die niet meer is dan een vorm van ‘aan politiek doen’ die tot niets of niemand verbindt. Laermans schakelt betogen gelijk aan consumeren. Net zoals de consument zich vrijblijvend verbindt met een levensstijl of subcultuur, omvat betogen vaak niet meer dan de keuze voor een kortstondige identiteit die morgen kan worden ingeruild, zonder vragen of argumenten. Dit geldt ook voor de digitale tegenhangers van de betoging: protestmails en webpetities. We hoeven de straat niet meer op om ons ongenoegen te uiten over zaken als de ontbossing in het Amazonewoud, de steniging van Amina Lawal in Nigeria of de vermindering van subsidies voor kunstinstellingen. Louter je naam invullen en op de verzendknop drukken wordt reeds beschouwd als een vorm van actieve bezorgdheid. Deze vrijblijvende, risicoloze en ik-gerichte betrokkenheid staat in schril contrast met het zogenaamd ware engagement van de jaren zestig en zeventig, alsook met dat van het laatste decennium van de vorige eeuw. Rutger Pontzen signaleert dit als een probleem. Hij verlangt terug naar de jaren negentig. De kleinschalig geëngageerde kunst van toen wilde enkel ‘aangenaam’ en ‘sympathiek’ zijn. Kunstenaars die voeten wasten en museumbezoekers verwelkomden, veronderstelden niet daarmee de maatschappij te kunnen veranderen. Ze wensten enkel de wereld een beetje te veraangenamen. Waar de kunstenaar denkt dat hij als kunstenaar iets aan de bestaande wereld moet veranderen, gaat het onherroepelijk fout. Kunst kan signaleren en alarmeren, maar zij kan het domein van de kunst nooit verlaten. Dit verklaart wellicht waarom zogenaamde grenskunst – wat Hans den Hartog Jager als subsidiegraffiti en vrijstaatkunst benoemt – vandaag zo salonfähig is. Op het eerste gezicht is zij misschien wel subversief en verstorend, maar al bij al blijft ze onschadelijk; en dat zorgt ervoor dat ze perfect kan worden ingezet als feel good factor. Om mee te deinen op de golven van het alledaagse wordt zogenaamd grensoverschrijdende kunst ofwel gedwongen de beslotenheid van de kunstwereld te verlaten, ofwel, in het geval van graffiti, met veel omhaal het instituut in gedreven. In beide gevallen wordt het engagement geneutraliseerd tot een ontzield en esthetisch spektakel. Denk maar aan de ‘geëngageerde’ tentoonstelling We Are the World in het Nederlandse paviljoen op de vorige Biënnale van Venetië en haar daaropvolgende musealisering in het Museum Boijmans van Beuningen.

Kunst die daadwerkelijk morele grenzen aan de kaak stelt, kent een bescheidener traditie. Het blijft doorgaans bij ongevaarlijke beelden, vormen en plaatjes. Maar misschien vindt de kunst precies in dit beperkt territorium weer de kans om haar verhouding tot de maatschappij, en vooral ook tot zichzelf, te rechtvaardigen. Volgens Bas Heijne wordt het zo langzamerhand tijd dat de kunstenaar het maatschappelijke engagement laat voor wat het is, weer zichzelf wordt, en de kracht van zijn eigen verbeelding inzet. Als er sprake kan zijn van artistiek engagement, dan schuilt die in de zoektocht naar een visuele vertaling van de geëngageerde inhoud van de kunst. Het maken van eigen keuzen staat nochtans voorop. Dit betekent dan ook dat de kunstenaar zich niet laat ‘stylen’ door wat Anna Tilroe bestempelt als de contextcreërende curator, noch laat opvoeren als marionet van het officiële engagement, een gang van zaken waarvoor Jeroen Boomgaard terecht waarschuwt. Kunst moet zich met de wereld bemoeien, maar ze moet daarvoor niet letterlijk de wereld in.

Lieven De Cauter is alvast weinig optimistisch gestemd over de moed van de kunstenaar. Het utopisch en idealistisch optimisme van de jaren zestig en zeventig is immers ingeruild voor een (zelf)kritisch pessimisme. Het gaat zo slecht met de wereld dat we niet langer geloven dat we er iets aan kunnen doen. Tegenover dat kritisch pessimisme staat dan weer zoiets als glokale paniek. De globale ontwikkelingen hebben van de mens een bang wezen gemaakt, dat instinctief en op een lokale manier zijn angsten ventileert. De Cauters angst voor de angst vinden we ook terug in de bijdrage van Chris Dercon, die waarschuwt voor de zekerheden van orde en rust die de politiek ook in de kunsten en algemene culturele uitingen wil zien. Dercon roept niet alleen de kunstenaars maar vooral het kunstmanagement op meer moed te tonen en niet mee te draaien met iedere politieke wind die er waait om – kost wat het kost – te kunnen blijven bestaan. Angst zorgt voor monocultuur. Dercon spreekt dan ook uit eigen ervaring. Het is alleen jammer dat hij, die precies vanwege de jarenlange spanningen met het stadsbestuur omtrent het cultuurbeleid Rotterdam verliet, zijn oproep tot moed en eigenheid niet wat luider heeft kunnen laten echoën. Zijn oproep tekent het doortrapte engagement dat vandaag welig tiert. Het teert op een onverschillig geweten dat enkel handtekeningen nalaat als bewijs van betrokkenheid. Wellicht tonen kunstenaars nog het meeste engagement als ze zelfstandig en eigengereid aan het werk gaan, zonder zich te laten strikken door de al dan niet goede bedoelingen van het museum- of subsidiemanagement. Artistieke moed schuilt wellicht nog altijd in de verbeelding. Laat de kunstenaar kunstenaar zijn.

 

• Het boek Reflect # 01 Nieuw Engagement – In architectuur, kunst en vormgeving werd in 2003 uitgegeven door NAi Uitgevers, Mauritsweg 23, 3012 JR Rotterdam (010/201.01.33; www.naipublishers.nl). ISBN 90-5662-346-X.