width and height should be displayed here dynamically

Thomas Houseago: What Went Down.

Sinds de zogeheten ‘dematerialisatie’ van het kunstwerk is de driedimensionale weergave van het menselijk lichaam een opgave waaraan een beeldhouwer zich niet snel waagt. Thomas Houseago (1972, Leeds) is een uitzondering. Zijn eerste grote museumtentoonstelling in Mönchengladbach is een zelfverzekerd antwoord op de vraag wat figuratieve sculptuur vandaag de dag zou kunnen zijn. Zo’n vijftig beelden staan in en rond het museum opgesteld, op het gazon voor de ingang, in de langgerekte zalen met uitzicht op de Abteiberg, en op kasten en tafels in een raamloze ruimte die voor de gelegenheid is omgedoopt tot The Dream Room. Er staan metershoge figuren van brons, noeste koppen uitgehakt in hout en talrijke gipsen studies van incomplete lichamen en losse ledematen.

De beelden dragen duidelijke sporen van hun handmatige vervaardiging. De gipsen handen, vuisten en armen illustreren de fysieke krachtinspanning waar deze ‘modern primitieve’ beeldhouwkunst om vraagt. In de opengewerkte reuzenhand met de titel Cupped Hand (2011) lijkt elk spiertje, elk botje, elke zenuw te zijn blootgelegd – niet op anatomisch verantwoorde wijze, maar als in een koortsdroom over de sensatie van het voelen. De boreling die de wereld visueel nog niet goed kan onderscheiden, leert zijn omgeving kennen op de tast. Pas als het kind ergens grip op krijgt, begint het letterlijk en figuurlijk iets van de dingen om zich heen te begrijpen. Veel van Houseago’s sculpturen lijken direct uit deze oerervaring voort te komen.Sinds de zogeheten ‘dematerialisatie’ van het kunstwerk is de driedimensionale weergave van het menselijk lichaam een opgave waaraan een beeldhouwer zich niet snel waagt. Thomas Houseago (1972, Leeds) is een uitzondering. Zijn eerste grote museumtentoonstelling in Mönchengladbach is een zelfverzekerd antwoord op de vraag wat figuratieve sculptuur vandaag de dag zou kunnen zijn. Zo’n vijftig beelden staan in en rond het museum opgesteld, op het gazon voor de ingang, in de langgerekte zalen met uitzicht op de Abteiberg, en op kasten en tafels in een raamloze ruimte die voor de gelegenheid is omgedoopt tot The Dream Room. Er staan metershoge figuren van brons, noeste koppen uitgehakt in hout en talrijke gipsen studies van incomplete lichamen en losse ledematen.

Verkrampte figuren zijn in de meerderheid. Ze lijken verteerd door angst, woede, schaamte en andere essenties van het naakte bestaan. Maar de apocalyptische titel What Went Down ten spijt, waait door de tentoonstelling een frisse wind van daadkracht en tomeloze energie. Het terugkerende motief van het zich oprichtende kind dat voor het eerst gaat staan en wankelend de zwaartekracht trotseert, mag voor deze vitaliteit symbool staan. Evengoed wijst de transitie naar ‘rechtstandigheid’ op een van de basale opgaven van de beeldhouwkunst. Bij Houseago is de modellering van de menselijke figuur tegelijk een exploratie van de archaïsche aard van de beeldhouwkunst.

Aan de wanden hangen verschillende gezichten in gips. De zogeheten Masks houden het midden tussen Darth Vader uit Star Wars en de bizarre antropomorfe figuren van Jacob Epstein uit de jaren 20. Het zijn een soort ‘afgegoten tekeningen’. De kunstenaar begint met een houtskoolschets op een plaat formica. Vervolgens bewerkt hij de tekening met sneldrogend gips en worden de spaghettiachtige vormen die zo ontstaan verstevigd met bewapening. Als het gips is uitgehard, glijdt de massa eenvoudig van de gladde plaat en blijven de afdrukken van de oorspronkelijke tekening op de vlakke zijde zichtbaar. Meerdere van Houseago’s beelden hebben hun oorsprong in het tekenen. Zijn stuurs kijkende koppen bijvoorbeeld lijken in hout gearceerd met beitel en slijptol.

Enkele van de beste werken in de tentoonstelling, zoals Sprawling Octopus Man (2009), zijn hybride figuren die uit vlakke en volumineuze onderdelen zijn samengesteld. Van de ene kant lijken ze log en dik, van een andere kant graatmager, haast onzichtbaar. De opeenvolging van ongerijmde aanzichten prikkelt het fragmentarische en onvolkomen beeld dat wij hebben van ons lichaam. Het lichaam, wist Michelangelo, is het zenit van het menselijk bestaan, waar schoonheid en ziekte, kracht en kwetsbaarheid samenkomen. Het is wat ons eigen is en tegelijk wat ons vreemd is – iedereen heeft wel eens een onbekende in zijn eigen spiegelbeeld ontmoet. Houseago’s hybride gestalten belichamen het onbegrijpelijke dat niettemin tastbaar is.

Niet alle sculpturen hebben het lichaam als model. Sommige zijn gemaakt naar voorwerpen die weliswaar gerelateerd zijn aan de menselijke maat, maar die tot absurde proporties zijn opgeblazen: een boomlange lepel van brons (Biggest Spoon I, 2010), aluminium munten van meer dan een meter doorsnee (Coins, 2010). De reliëfs in de serie Abteiberg Panels (2010) spelen met de formele kenmerken van Holleins museumarchitectuur van overlappende cirkels, maar zouden evengoed schematische weergaven kunnen zijn van de wassende maan of de baan van de zon.

In zekere zin zijn alle sculpturen in deze tentoonstelling te beschouwen als schaalmodellen voor reusachtige beeldhouwwerken. Houseago streeft naar een monumentale publieke kunst die de antropomorfe figuur weer de centrale plaats toebedeelt die deze had in bijvoorbeeld de klassieke oudheid en in tribale culturen. Overigens behoort de kunstenaar tot een generatie die de mythologische kunst leerde kennen via televisieseries als Jason and the Argonauts in de jaren 70, wat misschien heeft bijgedragen aan het soms karikaturale karakter van zijn figuren. Cyclop I (2009) rust, om niet om te vallen, op een forse houtspaander, een vorm van improvisatie die vloekt met de klassieke traditie waar het gipsen beeld zich nadrukkelijk naar voegt.

Het mag ironisch heten dat Thomas Houseago een podium vindt in een museum dat nauwelijks figuratieve kunst in de collectie heeft. Eén werk uit de verzameling is echter nadrukkelijk in de presentatie betrokken, Armenhaustür (1981) van Joseph Beuys. Het bestaat uit een verweerde poortdeur, afkomstig uit een armenhuis in Schotland waar Beuys in 1973 en 1974 performances heeft uitgevoerd als onderdeel van het Edinburgh Festival. De Duitse kunstenaar legde daarin verbanden tussen Germaanse en Keltische spiritualiteit en de oliewinning in de Noordzee. In 1981 werden de poorten, compleet met flarden oude festivalaffiches, getransformeerd in een kunstwerk met de optimistische titel Ein neuer Anfang ist in Aussicht. Beuys’ toegangspoort naar een betere toekomst wordt nu geflankeerd door Houseago’s kolossale munten. Het kleingeld is meer dan een monument voor de aalmoes; het wijst op de taak van de beeldhouwkunst materiaal te transformeren tot iets waarvan de waarde het materiële ver overstijgt. Thomas Houseago’s tentoonstelling laat zien dat die investering lonend is.

Thomas Houseago. What Went Down tot 19 juni in het Städtische Museum Abteiberg, Abteistrasse 27, 41061 Mönchengladbach (021/61.25.26.31; www.museum-abteiberg.de).