width and height should be displayed here dynamically

Essays

155

januari-februari 2012

Postmodernisme (in Nederland en Vlaanderen)

Dit nummer kwam tot stand in samenwerking met Koen Brams.

‘Postmodernisme’, het woord lag in de jaren 80 op eenieders lippen. Maar wat betekende het? Was het een stijl? Of een filosofisch begrip? Bedoelde de filosoof Jean-François Lyotard er hetzelfde mee als de architectuurhistoricus Charles Jencks of de literatuurwetenschapper Ihab Hassan? Het antwoord is even eenvoudig als verbazingwekkend: neen!

Los van de betekeniswoekering die zich overal op de term vastzette, werd de aankomst van het postmodernisme bovendien op een andere manier gevierd in Vlaanderen dan in Nederland. Reden om de discussie over het postmoderne, het postmodernisme en de postmoderniteit per regio afzonderlijk te voeren en het nummer in twee aparte delen op te splitsen. Het zwaartepunt van elk deel wordt telkens gevormd door een panelgesprek, gemodereerd door Koen Brams & Dirk Pültau – met aan Vlaamse kant de literatuurwetenschapper Ortwin de Graef, de literatuur- en theatercriticus Johan Thielemans en de filosofen Frank Vande Veire en Bart Verschaffel; en aan Nederlandse kant de kunsthistorici Jeroen Boomgaard en Frank Reijnders, de mediatheoreticus Arjen Mulder en de filosoof Ger Groot. Per deel zijn een aantal onderwerpen die in de panelgesprekken aan bod zijn gekomen, door diverse auteurs nader uitgewerkt. In het Vlaamse deel vindt u een bijdrage van Klaas Tindemans over de podiumkunsten, naast korte essays over William Gaddis (Eddy Bettens) en Ihab Hassan (Sven Vitse). In het Nederlandse deel treft u een interview aan met voormalig hoofdredacteur van Museumjournaal Paul Groot (door Rogier Schumacher), en voorts korte teksten over Jean-François Lyotard (Herman Parret), Jürgen Habermas (Gijs van Oenen) en Frans Haks (Ed Taverne).

Twee bijdragen van Christophe Van Gerrewey slaan een brug tussen Vlaanderen en Nederland. Eerst wordt de genese belicht van het postmodernismediscours in de architectuur, van een congres in 1975 aan de Technische Universiteit Eindhoven (waarop Charles Jencks voor het eerst het woord ‘postmodernisme’ uitspreekt) tot de Strada Novissima op de eerste Architectuurbiënnale van Venetië (waar architectuur voor het eerst als fictioneel spektakel wordt gepresenteerd). De tweede bijdrage betreft een interview met Geert Bekaert, initiatiefnemer van het congres in 1975.

Aan het einde van het nummer wordt de Vlaamse/Nederlandse situatie verlaten. Stefaan Vervoort bespreekt het boek bij een recente tentoonstelling over het postmodernisme in het Victoria & Albert Museum te Londen. Tot slot gaat Paul De Vylder op zoek naar de oorsprong en de genealogische Werdegang van het prefix ‘post-‘, van de prehistorie tot de hedendaagse tijd.