width and height should be displayed here dynamically

Essays

172

november-december 2014

‘Ook in de cultuursector is het een beetje survival of the fittest’, liet Vlaams minister voor Cultuur Sven Gatz optekenen toen de besparingen voor de culturele sector bekend raakten. Met the fittest bedoelde Charles Darwin – op wie dit gezegde teruggaat – zij die zich ‘het best aanpassen aan de omgeving’, lees in dit geval: die conform aan de heersende marktlogica voor eigen inkomsten weten te zorgen. De Witte Raaf is zoals dat heet een ‘moeilijk product’: enerzijds haalt het tijdschrift bijna veertig procent van het budget uit eigen inkomsten, anderzijds wil het – om principiële redenen – gratis ter beschikking liggen. De nieuwe besparingsronde noopt ons er andermaal toe om een oproep te doen aan ieder die ons een warm hart toedraagt: neem een (steun)abonnement (25 of 50 €), bestel onze boeken op internet, of schaf u de geweldige editie aan die Gert Verhoeven realiseerde voor het recente nummer over ‘Vlaams nationalisme en Cultuur/De Kunsten’ (slechts 68 €).

Dit nummer opent met een essay van Camiel van Winkel over drie films die in 2011 in de zalen kwamen: Shame van Steve McQueen, The Invader van Nicolas Provost en Code Blue van Urszula Antoniak. Op het eerste zicht lijkt het – (aberrante) sexuele – gedrag van de hoofdpersonages in deze films psychologisch en ethisch op een aanvaardbare manier te worden gekaderd. Door de films naast elkaar te leggen, en onder meer in te zoomen op allegorische elementen (zoals de architectonische setting), legt Van Winkel echter een complexe betekenisstructuur bloot die ‘doortrokken [is] van de sociale contradicties van een economisch systeem dat gebaseerd is op wensvervulling en vraagstimulans’. Zijn tekst is een gepassioneerd betoog voor een gelaagde en structurele lezing van film.

Koen Brams & Dirk Pültau gingen in gesprek met Paul De Vylder over zijn beeldend werk tot 1973. De Vylders traject is ongemeen spannend. Tot ongeveer 1970 laat zijn ontwikkeling zich lezen als een steeds grondiger afrekening met het artistieke subject, wat uitmondt in de strikt ‘mathematische verbeelding’ van zijn cybernetische kunst. Onder invloed van de reacties op zijn werk, maar vooral van zijn lectuur van filosofen als Adorno maakt hij een ‘dialectische omslag’, en kantelt zijn werk in een bijtende kritiek op het positivistische geloof dat door de cybernetica wordt uitgedragen en dat hijzelf een tijdlang heeft omarmd.

Christophe Van Gerrewey ontdekt een uiterst coherent programma in Ana Torfs’ recente tentoonstelling Echolalia in WIELS: ‘een archeologie of een cultuurgeschiedenis van de talige communicatie, met een alledaagse en actuele epiloog’. Olav Velthuis & Svetlana Kharchenkova bezochten de tentoonstellingen in het UCCA (Beijing) en Witte de With (Rotterdam) over de Nederlandse curator Hans van Dijk, die zich als een van de eersten toelegde op Chinese hedendaagse kunst. Ondanks het gebrek aan contextualisering van Van Dijks traject, waarderen de auteurs de tentoonstelling voor het portret dat ze biedt van een type curator dat ‘zich bescheiden en in dienst van de kunstenaars opstelt, en weinig geeft om eigen roem en gewin’. Faby Bierhoff analyseert Manifesta 10 in Sint-Petersburg en houdt de controversiële beslissing van de Manifesta-directie tegen het licht om de tentoonstelling in Sint-Petersburg te laten plaatsvinden. Er blijken alvast heel wat argumenten te zijn om te stellen dat deze Manifesta ‘niet – of in ieder geval niet in deze constellatie – had moeten plaatsvinden’…