width and height should be displayed here dynamically

182

juli-augustus 2016

Guernica (1937) van Pablo Picasso is hét (moderne) historiestuk van de twintigste eeuw. Het geeft op indringende wijze vorm aan het oorlogsgeweld van die eeuw en meer bepaald aan de strijd tussen het fascisme en het communisme, twee van de ‘grote verhalen’ die de eeuw in onze verbeelding beheersen. Twintig jaar later schilderde Picasso echter nog een andere monumentale voorstelling van twintigste-eeuws oorlogsgeweld: de muurschildering De val van Icarus (1958), voor het Unescohoofdkwartier in Parijs. In de openingstekst van dit nummer merkt T.J. Clark op dat de Picasso Studies nauwelijks een woord veil hebben voor dit officiële kunstwerk en dat heeft volgens hem alles te maken met Picasso’s poging om Guernica ‘achter zich te laten’. De verschillen met het oudere historiestuk kunnen dan ook niet groter zijn. Terwijl Guernica een oorlogsscène toont met grote dramatische eenheid laat de Icarus een volkomen ondramatische strandscène (!) zien waarin enkele ‘badgasten’ zonder enige interactie naast elkaar zijn gezet. De enige verwijzing naar geweld is een ruw geschetst figuurtje – half mens, half spin – dat met zijn hoofdje naar beneden in een zwart gat in het blauwe zeevlak lijkt te storten en dat door de ‘badgasten’ niet eens wordt opgemerkt. Door die antitotaliserende, antidramatische tendens, aldus Clark, vertolkt de Icarus het ‘posthistorische’ besef dat het geweld van de twintigste eeuw ‘niet langer beschreven (of afgebeeld) [kon] worden in een traditioneel-historische (heroïsche) vertelling’. En laat dat nu juist, merkt hij op, een waarheid zijn die de westerse landen nog steeds niet hebben geassumeerd. Zij blijven hun identiteit – à la Guernica – vanuit hun ‘gefantaseerde verhouding tot de strijd van het fascisme en het communisme’ of vanuit een ander ‘heroïsch’ verleden definiëren. Het is duidelijk dat Clark hiermee ook het Verenigd Koninkrijk (van de toen nakende Brexitstemming) in gedachten heeft – ‘in hoeverre is de manier waarop het Verenigd Koninkrijk zijn rol in de wereld opvat eigenlijk veranderd […]’, vraagt hij zich af. Is Picasso’s ‘nooit gerecipieerde’ Icarus flessenpost voor het Europa van de Brexit?

Koen Brams & Jeroen Staes presenteren de tweede episode van een reeks bijdragen over de relatie van de Amerikaanse kunstenaar James Lee Byars met België. Centraal staat het televisieprogramma The World Question Center (regie: Jef Cornelis) dat op 28 november 1969 werd uitgezonden vanuit Studio 1 van de Belgische Radio & Televisie. In dit programma treedt Byars telefonisch in contact met bekende en minder bekende specialisten wereldwijd om hen vragen te ontfutselen. De inkleding van het evenement roept de humanistische idee van wereldomspannende vrede op (niet toevallig komt Unesco even ter sprake). Jeroen Staes gaat in op de voorgeschiedenis van deze spectaculaire tv-uitzending en op Byars’ performance This is the Ghost of James Lee Byars Calling (waarvan de derde versie voor de Antwerpse experimentele ruimte A 37 90 89 werd gerealiseerd). Aanvullend publiceren we transcripties van het World Question Center en van een recent opgedoken filmpje (uitgezonden op 15 april 1970) over Byars’ publicatie 100.000 Minutes (een uitgave van de Antwerpse Wide White Space Gallery).

Tot slot twee tentoonstellingsbesprekingen: Fieke Konijn neemt Opwinding (Stedelijk Museum) onder de loep, een terugblik door Rudi Fuchs op zijn aankoopbeleid in drie Nederlandse musea, en stelt de actuele relevantie van Fuchs’ ahistorische presentatiestrategie in vraag. Steven Humblet analyseert Dibbets’ radicale visie op de relatie tussen fotografie en beeldende kunst in La Boîte de Pandore. Une autre photographie par Jan Dibbets (Musée d’Art moderne de la Ville de Paris).