width and height should be displayed here dynamically

Besprekingen

Beeldende Kunst

Architectuur & Vormgeving

Publicaties

90

maart-april 2001

Professional/Dilettant

Overal wordt vandaag geprofessionaliseerd, en van de weeromstuit steekt het dilettantisme overal de kop op. Over die noodlottige dialectiek gaat dit nummer.

Professionalisering veronderstelt dat men de kwaliteit van het handelen kan meten en verifiëren door middel van ‘kwaliteitsnormen’. Deze logica breidt zich tegenwoordig uit naar nagenoeg alle sferen. De humane wetenschappen worden gerationaliseerd (bv. de evolutie van kunstgeschiedenis naar ‘kunstwetenschap’), maar ook een notie als de ‘kwaliteit van het leven’ verraadt het streven naar een professionele kwaliteitsnorm. Professioneel leven is echter onmogelijk, stelt Bart Verschaffel. Mensen worden immers gedreven door een weifelend en verdeeld verlangen. Toch droomt de politiek van een volmaakte vertegenwoordiging van de burgers, wil het onderwijs de mensen als klanten tevreden stellen, en dromen de media van een sluitende representatie die – in de woorden van Bart Meuleman – de mensen aan zichzelf zou terugschenken. Terwijl de verdeeldheid van dit verlangen elk antwoord op de vraag ‘wat mensen willen’ onmogelijk maakt. Mensen weten niet wat ze willen. Overal waar die ‘wil’ door professionele eisen toch getemd en beheerst moet worden, woekert het dilettantisme.

In 1799 brachten Goethe en Schiller het dilettantisme in de kunsten in kaart. Dilettantisme was toen het spookbeeld van de competente kunst die op haar regels stond. Vandaag nemen de professional en de dilettant elkaars rol over waar het hen uitkomt: de professional (de manager) is ‘creatief’, de kunstenaar een ‘professionele knoeier’. Rosalind Krauss ziet een verlies van competentie in de opkomst van de ‘visuele cultuur’, en vergelijkt hedendaagse kunstenaars met bureaucraten die ‘zelf’ niets kunnen, maar wel op andermans competenties teren.

De term dilettant dient om een onderscheid te maken tussen een kunnen en een niet-kunnen. Marc De Kesel en Dirk Pültau maken duidelijk dat het dilettantisme in de moderne kunst een manier is om haar gebrek aan professionele grond te verwerken. En de moderne politiek is niet beter af, voegt De Kesel daaraan toe. Hoe meer ze zich beroept op een geldende waarheid, hoe minder ze er in slaagt haar ‘dilettante ongrond’ te verbergen.

Verder in dit nummer: een tekst van Steven Jacobs over fictieve kunstgeschiedenis en kunstenaarsanekdoten als vormen van een primitieve kunstgeschiedenis, en een kunstenaarsbijdrage van Guy Mees.

Dirk Pültau en Bart Meuleman