width and height should be displayed here dynamically

Marinetti en het futurisme

Tullio Crali, Duikvlucht op de stad, 1938, Futur-ism, Rome

In 1909 publiceerde Filippo Tommaso Marinetti (1876-1944) zijn ronkende Futuristisch manifest in de Franse krant Le Figaro. De tekst stond vol met boude uitlatingen, zoals ‘een raceauto aan de achterkant versierd met grote uitlaatpijpen, als slangen met een explosieve adem … Zo’n brullende auto, die als hij rijdt op een machinegeweer lijkt, is mooier dan de Nikè van Samothrake.’ De groep jonge schrijvers en kunstenaars waarvan Marinetti de voorman was, propagandeerde snelheid, omarmde moderne technologie, industrie en alles wat nieuw was, en trachtte het oude – zo ook cultureel erfgoed, musea en bibliotheken ­– radicaal te vernietigen. Hun standplaats was Italië, waar dat verleden volop aanwezig was.

De zalen van Marinetti en het futurisme in het Rijksmuseum Twenthe zijn gewijd aan thema’s als ‘dynamiek’, ‘de verlokking van de machine’ en ‘de uitvinding van de luchtvaartfotografie’, maar ook beide Wereldoorlogen en ‘politiek’. De vele ingrijpende vernieuwingen die begin twintigste eeuw plaatshadden, zijn in de werken onder meer terug te zien in de afbeelding van auto’s, impressies van het prikkelrijke, vluchtige leven in de moderne stad, en in de (formele) invloed die technische innovaties hadden, zoals de bewegingsfotografie van Eadweard Muybridge.

In de eerste zaal zijn de veelzeggend getitelde werken Dynamische expansie + snelheid (1913) van Giacomo Balla en Dynamiek van lichtvormen in de ruimte (1912) van Gino Severini te zien. De fragmentarische vormentaal van de schilderijen toont duidelijk de invloed van het kubisme, maar dan zonder de suggestie van een centraal onderwerp, laat staan de onder kubisten populaire stillevens met muziekinstrumenten en gedekte tafels. In deze duizelingwekkende composities met vaak felle kleuren uit de vroege fase van de stroming staat de uitbeelding van beweging voorop. Op enkele doeken zijn lichtflitsen afgebeeld, die de suggestie wekken afkomstig te zijn van voorbijrijdende auto’s; op andere schilderijen, zoals op Balla’s iets latere Geweerschot op zondag uit 1918, zie je visualisaties van geluidsgolven. In werk van na 1915 is ook de Eerste Wereldoorlog terug te vinden. In de zaal gewijd aan dit thema wordt onder andere Luigi Russolo’s Impressie van een bombardement (1926) getoond, waarin enkele figuratief geschilderde soldaten verstopt zijn in een verder abstract, dynamisch schilderij.

Zoals de titel van de expositie al verklapt, was ­– en bleef – Marinetti de centrale figuur van de beweging. Hij vormt de rode draad in de losjes thematisch georganiseerde zalen. De schrijver en dichter bleef geloven in de mogelijkheid van een samenleving die radicaal zou breken met het verleden. Marinetti’s literaire werk – hij schreef onder andere poëzie, romans en theaterstukken – krijgt niet heel veel aandacht in de tentoonstelling. Er zijn wat boekomslagen, maar een volledig gedicht krijg je nergens te lezen. Het is vooral zijn gedachtegoed dat sterk aanwezig is.

Opvallende citaten uit zijn (vele) manifesten prijken op de muren van de museumzalen. De voorpagina van Le Figaro met het eerste futuristische manifest is logischerwijs ook een van de getoonde stukken. Naast (voornamelijk) schilderijen, enkele sculpturen en artistiek en documentair drukwerk, is er in de expositie aparte aandacht voor geuren, want ook die speelden een rol in het futurisme. De futuristen hielden van de geur van zweet en uitlaatgassen, evenals ozon, dat te ruiken is tijdens onweersbuien. De suggestie was dat de futuristische beweging vergeleken kon worden met een elektrische ontlading. Via een soort blaasbalg kan de bezoeker zich aan verschillende luchtjes laven.

Wie de zaalteksten volgt, komt er al snel achter dat het futurisme nogal wat donkere kanten had. Zo organiseerde Marinetti serata futurista (futuristische avonden), met provocerende performances, poëzie en andere voordrachten om de futuristische ideologie te propageren bij een breder publiek; om de massa te agiteren en ontvankelijk te maken voor de (gewelddadige) revolutie die hij voor ogen had. Daarvoor liet hij zich inspireren door de massapsycholoog Gustave Le Bon, die onder andere stelde dat ‘irrationele menigten gemanipuleerd kunnen worden door demagogen’. Gelet op de oorlogszuchtige taal en de verheerlijking van geweld in het Futuristisch manifest – in het manifest uit 1909 wordt bijvoorbeeld gesproken over oorlog als de ‘enige hygiëne van de wereld’ – is het weinig verbazingwekkend dat in elk geval een deel van de futuristen, met wederom Marinetti voorop, nauwe banden onderhield met het opkomende fascisme in Italië. Sterker nog: daar hadden ze behoorlijk wat invloed op. In 1914 en 1915 voerde Marinetti campagne voor de deelname van Italië aan de Eerste Wereldoorlog, een positie die hij deelde met (de oorspronkelijk pacifistische socialist) Benito Mussolini. In 1918 richtten de futuristen de Partito Politico Futurista op, die in 1919 opging in de fascistische organisatie van Mussolini, Fasci Italiani di Combattimento, de voorloper van wat in 1921 de Nationale Fascistische Partij zou worden. In datzelfde jaar was Marinetti coauteur van het Fascistisch manifest (1919), waarin de officiële politieke ideologie van de partij werd vastgelegd. Hoewel de futuristen na abominabele verkiezingsuitslagen in 1920 braken met de fascistische organisatie, veranderde Marinetti in 1922, toen Mussolini de macht greep, opnieuw van koers en haalde hij de banden sterker aan dan ooit tevoren, met de wens om het futurisme tot de officiële staatskunst te maken.

De relatie tussen de kunstenaar en de fascistische dictator was echter niet zonder tegenstrijdigheden. Mussolini was coulant ten aanzien van het futurisme, maar had niet bijzonder veel op met moderne kunst. In de tentoonstelling zijn filmbeelden te zien van de eerste Vierjaarlijkse Nationale Kunsttentoonstelling in 1931 die tonen dat zijn voorkeur uitging naar neoclassicistische kunst. Il Duce en zijn volgers spiegelden zich liever aan de grandeur van het oude Rome: precies wat Marinetti niet wilde, een terugkeer naar het Italiaanse verleden. Andere futuristen leken pragmatischer om te gaan met deze tegenstrijdigheid, zoals Ivanhoe Gambini: op zijn schilderij De twee tijdperken uit 1936 zie je een vliegtuig over het Colosseum vliegen – het moderne en het klassieke Rome in één beeld verenigd. Ondertussen vermeldt de zaaltekst dat luchtvaartfotografie ook werd ingezet in fascistische propaganda.

De oorspronkelijke groep futuristen was tegen die tijd echter al lang uit elkaar gevallen: verschillende prominente leden, zoals Umberto Boccioni en Antonio Sant’Elia, waren gesneuveld in de Eerste Wereldoorlog; anderen raakten gedesillusioneerd in de futuristische idealen. Marinetti maakte in de jaren dertig een doorstart met een nieuwe groep kunstenaars. Er was toen nog maar weinig vernieuwend aan zowel de futuristische idealen als de kunst, getuige de laatste zaal. Daar worden twee realistische, nogal saaie doeken getoond van deze latere generatie futuristen: Tullio Crali’s Duikvlucht op de stad (1938) en Alfredo Gauro Ambrosi’s Neerdalen op de stad vanuit de lucht (1933), die respectievelijk het perspectief kiezen van een militaire piloot en een parachutist. Enkel het naar abstractie neigende lijnenspel van de van bovenaf geziene flatgebouwen herinnert nog aan de vroege werken waarin snelheid en beweging centraal stonden. De schilderijen zijn gemaakt op het moment dat Mussolini al lang en breed aan de macht was en de Tweede Wereldoorlog voor de deur stond. De reactionaire fascistische propaganda lijkt het hier definitief gewonnen te hebben van de futuristische vernieuwingsdrift.

 

• Marinetti en het futurisme. Manifest voor een nieuwe wereld, tot 19 februari 2023 in Rijksmuseum Twenthe, Lasondersingel 129, Enschede.