width and height should be displayed here dynamically

Anne-Mie Van Kerckhoven. Nothing More Natural.

Eind 2008 vond in het Brusselse Centrum voor Hedendaagse Kunst Wiels een tentoonstelling van Anne-Mie Van Kerckhoven (AMVK) plaats die uitsluitend tekeningen en films omvatte. Nothing More Natural was een co-organisatie met het Kunstmuseum Luzern, de Kunsthalle Nürnberg en de Frac Pays du Loire en werd begeleid door een gelijknamige catalogus waarin naast een selectie van beelden op groot formaat ook een inventaris van een kleine 1500 tekeningen op postzegelformaat was opgenomen, en een volledige inventaris van de in totaal 79 films die AMVK realiseerde van 1978 tot 2007. Bovendien bevatte het boek drie essays – van Susanne Neubauer over de films en van Gertrud Sandqvist en Dirk Snauwaert over de tekeningen. Met de tekeningen en de films spanden het boek en de tentoonstelling zich op tussen het ‘minst technologische en het meest technologische medium’ (inleiding van het boek) uit het oeuvre van AMVK. Zij hanteert overigens niet enkel diverse visuele media, maar schrijft ook teksten en maakt – samen met Danny Devos – muziek.

Je vraagt je bijna af waarom niemand vroeger op het idee is gekomen om op AMVK’s tekeningen in te zoomen. AMVK is immers haar hele leven lang met grote intensiteit en inzet blijven tekenen. De inventaris van de tekeningen in het boek begint al in 1970 – AMVK is dan 19 jaar – met het blad Mijn vader en vertoont enkel een opvallende schaarste voor de periode van 1980 tot 1984 (waarvoor het boek overigens geen verklaring biedt). Karakteristieke aspecten van AMVK’s werk – zoals de talloze vergroeiingen van mens, dier en ding – zijn in de tekeningen al zichtbaar vanaf 1971. Relevant is deze opzet bovendien omdat het hele oeuvre van AMVK vanuit de tekening kan worden gelezen. De films – dat andere medium uit Nothing More Natural – illustreren dit zeer duidelijk. In veel gevallen gaat het om animatiefilms die letterlijk zijn opgebouwd uit tekeningen die – op archaïsche wijze – door hun snelle opeenvolging beweging suggereren. In sommige gevallen werden van bestaande tekeningen filmshots gemaakt die vervolgens tot een filmisch verloop werden gemonteerd.

Het meest tentoonstellingsachtige deel van het boek Nothing More Natural is de uitgebreide beeldband met reproducties van tekeningen op groot formaat. De beeldband vangt aan in 1974 – vier jaar later dan de inventaris – met bladen waarin antropomorfe figuren optreden die misvormd worden door allerlei uitwassen of die naar voormenselijke – dierlijke, plantaardige of dingmatige – toestanden metamorfoseren. Opvallend is de erotisering van de lichamen. Bijna elk lichaamsdeel lijkt – als opening of als uitstulping – het statuut van erogene zone te kunnen krijgen. Geregeld wordt de erotisering van het lichaam verbonden met de regressie naar primitieve levensvormen (zo bij de poliepen of zeeanemonen die uit vrouwelijke geslachtsdelen stulpen) of met een vorm van pregenitale erotiek (gerelateerd aan lichaamsvochten en -sappen die door alle mogelijke kieren, spleten en gaten van het lichaam afgescheiden of uitgespoten worden). De chronologisch geordende beeldband biedt uiteraard ook de gelegenheid om – net als in de tentoonstelling – in te zoomen op allerlei ontwikkelingen in AMVK’s (getekende) werk. Een van de belangrijkste ontwikkelingen heeft betrekking op wat je met een neologisme ‘intermediale feedback’ zou kunnen noemen – waarbij AMVK’s werkzaamheden in andere media als het ware ‘terugslaan’ op het karakter van de tekeningen. Zo doen enkele figuren met schematische zwart-witcontrasten uit het midden van de jaren 80 denken aan de schematische, houtsnedeachtige figuren die we omstreeks dezelfde tijd in haar schilderingen op plexiplaten aantreffen. Andere bladen zijn opgedeeld in genummerde tafereeltjes, wat doet denken aan de manier waarop haar animatiefilms worden opgedeeld in heldere tableaus. Een van de interessantste, maar misschien ook de meest ongrijpbare vorm van ‘intermediale feedback’ in de tekeningen houdt verband met een medium waarmee AMVK al bijzonder vroeg begon te experimenteren: de computer. Vanaf ongeveer 1990 lijkt de lijnvoering in heel wat tekeningen een vreemd soort autonomie te vertonen – alsof de lijn niet door de hand, maar door een computerprogramma wordt gestuurd; alsof ze zichzelf tekent. De lijn kruipt soms welhaast zichtbaar over het blad. Het is een woekerende en instabiele lijn die uitstekend past bij de permanente staat van wording en transformatie die AMVK’s universum voortdurend kenmerkt.

De drie essays in het boek zijn van wisselvallige kwaliteit. Susanne Neubauer gaat in op de films van AMVK, maar haar betoog heeft te lijden onder verkrampte pogingen om AMVK’s filmwerk aan bepaalde gecanoniseerde vormen van Big Theory te lijmen. De parallel met Buckminster Fuller waarmee Neubauer haar essay aanvat, is vergezocht; dat laatste geldt nog meer voor haar vergelijking van AMVK’s film De Vier Uitersten met de film Hand Catching Lead van Richard Serra – in de interpretatie van Benjamin Buchloh dan nog wel. Het enige wat je uit zo’n analyse kan concluderen is dat Amerikaanse postminimale kunst en het oeuvre van AMVK totaal verschillende werelden zijn. Toch wordt het even interessant, namelijk wanneer Neubauer enkele films bespreekt waarin de kunstenares ons in eigen persoon door haar tentoonstellingen gidst; via didactische performances ín deze ‘tentoonstellingsfilms’ wordt volgens Neubauer gereveleerd hoe AMVK haar tentoonstellingen als een ‘krachtenveld’ concipieert – inderdaad een belangrijke notie die als een sleutelbegrip voor AMVK’s hele werk kan worden ingezet.

Gertrud Sandqvist benadrukt de voorkeursrelatie van AMVK’s tekeningen met bepaalde historische vormen van surrealisme en brengt de oneindige transformaties in de bladen in verband met het in kunstmiddens populaire concept ‘dévenir’ van Deleuze en Guattari – een modieuze verwijzing, maar toegegeven, het is moeilijk om er niet aan te denken als je kijkt naar tekeningen als Man Droomt van Bed terwijl hij Zelf Bed is. Het Onmogelijke Verlangen (1975). Sandqvist verbindt die referenties ook met de concrete lectuur van een aantal bladen. Haar betoog is hier evenwel moeilijk te volgen omdat de betreffende tekeningen niet bij de tekst zijn afgedrukt en omdat elke duidelijke verwijzing naar de beeldband of de inventaris ontbreekt.

Ten slotte waarschuwt WIELS-directeur Dirk Snauwaert in zijn – stilistisch toch wel zeer ongelukkige – bijdrage voor een al te beperkte, psychoanalytische lectuur die uitgaat van het dagboekkarakter van de tekeningen en voor een interpretatie die, op grond van het overvloedige citeren van concepten en recycleren van stijlen in AMVK’s werk, zou concluderen dat het hier om een ‘postmodernistische’ celebratie van ‘lege tekens’ gaat. Die waarschuwingen neigen een beetje naar donquichotterie – de vraag blijft immers wie zich dan wel aan die interpretaties bezondigt of de neiging zou hebben om dat te doen – maar van de drie auteurs is Snauwaert zeker degene die het complexe en veelgelaagde karakter van AMVK’s werk het meest respecteert. Hij gaat ook het uitgebreidst in op de bronnen van AMVK’s werk en legt met name de nadruk op haar wortels in de tegencultuur, in het bijzonder de ‘underground stripcultuur’. In de inleiding van het boek – getekend door de directeuren van de vier instellingen die de tentoonstelling organiseerden, onder wie dus ook Snauwaert – valt trouwens op dat er zeer veel culturele, (kunst)historische en theoretische referenties worden vermeld: het werk van AMVK zou onder meer verbonden kunnen worden met cyberpunk, mode, undergroundstrips, middeleeuwse filosofie; met de kunst van de Wiener Secession alsook met die van Maria Lassnig en Eva Hesse… Het houdt niet op. Interessant zou zijn om deze ‘bronnen’ ook effectief op te sporen en AMVK’s werk bijvoorbeeld naast de ‘undergroundstrips’ te leggen waar het zoveel mee gemeen zou hebben. Ook al gaat men op die manier in tegen AMVK’s excessieve syncretisme en is elke poging om haar bronnen en verwijzingen in kaart te brengen een vorm van ‘verraad’ tegenover het stilistische en mentale omnivorendom dat haar werk typeert.

 

Anne-Mie Van Kerckhoven. Nothing More Natural verscheen in 2008 bij Verlag der Buchhandlung Walther König, Ehrenstraße 4, 50672 Köln (0221/20596.53; www.buchhandlung-walther-koenig.de/verlag).