Apartment, Wall.
Onlangs presenteerde Kristien Daem in de Brusselse tentoonstellingsruimte Etablissement d’en Face een verrassende fotografische weergave van de leegstaande hoogbouw van Willy Van Der Meeren te Evere onder de titel Apartment, Wall. Samen met die expositie verscheen een gelijknamig fotoboek in de reeks Vlees & Beton. In deze verzorgde publicatie werden de foto’s van Kristien Daem aangevuld met een tekst van Mil De Kooning. Het boek volgt de narratieve structuur van de tentoonstelling, waarin de fotoreeks gepresenteerd werd op een wars geplaatste vrijstaande muur.
Het innovatieve en ooit ophefmakende gebouw van architect Willy Van Der Meeren staat al sinds 2010 leeg en wacht op een grondige opknapbeurt door studiebureau Origin Architecture & Engineering. De sporen van de achtereenvolgende bewoners zijn in elke flat momenteel duidelijk zichtbaar. De confrontatie tussen het wonen en de uitgesproken architecturale setting toont zich expliciet in de diversiteit van de nagelaten aanpassingen en inpassingen in de flats. Terzelfdertijd blijft het structurele geraamte van de architectuur met zijn interne logica krachtig overeind.
Kristien Daem focust echter niet op deze aspecten. Zo toont ze nauwelijks sporen van gebruik. Geen badkamers, keukens, terrassen of openstaande inkomdeuren. Elk teken van domestieke handelingen ontbreekt. De enige sporen van functionaliteit zijn de verscheidene nutsleidingen, die als stille richtingaanwijzers de beelden aan elkaar rijgen. Alleen die technische infrastructuur herinnert eraan dat hier ooit gewoond werd.
Anderzijds laten de foto’s evenmin toe om de woningplattegrond en de structuur van de architectuur te reconstrueren. Slechts impliciet komen de opvallende architecturale elementen aan bod, zoals de open diagonaal in het grondplan van de flats, de ingenieuze schakeling tot triplexen of de ontsluiting via de binnenstraten. De beelden bieden geen ruimtelijke inzichten of doorzichten. De focus ligt op de perimeters, zonder dat zich evenwel een plan aftekent. Door die volgehouden focus krijgt de blik niet de ruimte om rond te dwalen.
Noch de intenties van de architect die tevreden toekijkt bij het monteren van de verschillende prefabelementen, noch de intenties van de bewoner die de woning inricht naar zijn smaak en persoonlijke behoeften, worden geregistreerd. Het is het stadium voorbij deze intenties – van de bewoner, van de architect – dat het blikveld vult. Een gebouw uit gebruik, toont zich in zijn naaktheid en vertelt een verhaal.
De reeks foto’s evolueert stapsgewijs van interieur naar exterieur. De vele tegenstellingen eigen aan het hoogbouwblok worden met mondjesmaat vrijgegeven. In een eerste stap van binnen naar buiten – van privaat naar collectief – duikt het ruwe baksteenmetselwerk van de collectieve galerijen op. De ruimtelijkheid van de traphal uit zich in het ontbreken van vloervlakken. Gaandeweg valt de compositie van de blokkendoos uiteen, tot op het dakterras nog slechts een dek en de flauwe perimeter van de balustrade als houvast overblijven. Het patchwork van het verweerde dek, de bemoste balustrades en de bakstenen schoorstenen vormen een compositie die zich tegenover de buitenwereld stelt. Elk vergezicht op de omgeving wordt echter in de kiem gesmoord. Alle aandacht gaat naar de bovengrens van de blokkendoos, die er onrechtstreeks de geheimen van prijsgeeft. Na het terras volgen nog beelden waarin het hoogbouwblok in zijn omgeving wordt gesitueerd. Daarbij wordt de houvast van de perimeter ingeruild voor losse shots, hoewel Daem ook probeert om de buitengevels en de bestrating als een nieuwe perimeter in te zetten. Ook hier buiten valt er geen spoor van leven te bespeuren. Enkel geparkeerde voertuigen getuigen van een komen en gaan.
De keuze om alle eerdere beelden in een context te situeren, door binnen om te ruilen voor buiten, is echter teleurstellend. Het tot dan toe krachtige en trefzekere beeldverhaal wordt nodeloos verlengd. De fotografe leek zelf ook te twijfelen aan deze oplossing, wat zich uitte in de reorganisatie van de opstelling in Etablissement d’en Face, kort na de opening. Uit de volledige reeks werden dit keer slechts vijf interieurbeelden geselecteerd, uitvergroot en geëxposeerd aan weerszijden van de centrale muur. De verhaallijn werd gedimd, de diepte in de composities nam toe en de details werden scherper. De beelden straalden in hun toenemende autonomie een vervreemdende lichtheid uit.
Het zijn vooral de interieurbeelden die getuigen van Daems scherpe en eigenzinnige aanpak. Hier gaat ze voorbij aan de betekenissen waarvan het woonblok doordrongen is. De fotografe heeft voor dit gebouw haar eigen scenario geschreven en dit vervolgens tot een beeldverhaal gemonteerd. Die methode is diametraal tegengesteld aan die van Mil De Kooning, die de tekst bij de beelden leverde. De Kooning onderneemt nauwelijks een poging om het ooit zo innovatieve en controversiële hoogbouwblok vanuit een vernieuwend perspectief te lezen. Doordat hij zich niet loswrikt uit de heroïsche retoriek van het modernisme, blijft de verknoping met de verfrissende aanpak van Daem uit. Terwijl het uiterst functionele woongebouw ontdaan is van iedere functie, beroept De Kooning zich op de theoretische grondslagen en de historische context, als legitimatie om het te hebben over architecturale schoonheid, of de schoonheid van de functionaliteit.
• Apartment, Wall van Kristien Daem, met een tekst van Mil De Kooning, verscheen in 2011 bij Gevaert Editions, Brussel. ISBN 978-2-930619-01-9.