Atelier Van Lieshout – Infernopolis, onderzeebootloods Rotterdam
Sinds enige tijd heeft het Museum Boijmans van Beuningen de traditie om zijn tentoonstellingen feestelijk in te luiden met een zogeheten seizoensopening. Dit keer, bij de zomerexpositie, was de extra attractie een boottochtje. Aan het einde van de middag werden de bezoekers naar een nieuwe tentoonstellingsruimte gevaren: de onderzeebootloods in de Rotterdamse haven waar Atelier Van Lieshout zijn expositie Infernopolis heeft ingericht.
De onderzeebootloods, tussen 1929 en 1938 gebouwd door de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij (RDM), staat op de Heijplaat, het terrein van de RDM in de haven. De loods bestaat ogenschijnlijk uit twee tegen elkaar aangebouwde grote hallen die behoorlijk hoog zijn. Aan één kant valt daglicht binnen, aan de andere zijde zorgen tl-lampen voor verlichting. De loods is leeggehaald, maar het interieur lijkt nauwelijks opgeknapt. De in diverse kleuren geverfde muren zijn niet overgeschilderd en dat sleetse lappendeken geeft aan het onderkomen, samen met oude bekabelingen en trapjes langs de wanden, een authentiek industrieel erfgoedtintje. Er is alleen een begane grond, per hal een grote open vloer, met een totale oppervlakte van bijna 5.000 m2 – iets kleiner dan de Turbine Hall van Tate Modern.
Van Lieshout heeft de ruimte met twee van zijn installaties mooi naar zijn hand gezet. Door het opnemen van The Technocrat uit 2003-2004, die verschillende stellages in meerdere niveaus telt, heeft hij de hoogte in de ene hal benut. Door in het midden van de andere hal zijn Cradle to Cradle uit 2009 op te stellen – een open aaneenschakeling van operatiezalen omzoomd door rekken met menselijke kadavers – heeft hij daar een duidelijke kern aan gegeven.
Rondom de beide installaties zijn tientallen werken in een open opstelling te zien. Samen bieden ze een overzicht van Atelier Van Lieshouts productie van, grofweg, de laatste zeven jaar. De oudste werken dateren van omstreeks 2003, zoals de in grootte oplopende serie Penis S, M, XL. De allernieuwste beelden, een enorm blauw kanon met als titel WW III, en het titelloze steigerende paard bereden door een ruiter met gasmasker te midden van een groepje overwonnenen, dateren beide van dit jaar. Hoewel de werken op grond van hun uiterlijk een bepaalde plaats hebben gekregen, kan in de selectie een vierdeling worden herkend, deels op thema, deels op genre.
Er zijn om te beginnen de werken die gebaseerd zijn op Van Lieshouts fascinatie voor de anatomische vormen en fysiologische functies van het menselijke lichaam, in het bijzonder voor de spijsvertering en voortplanting. Behalve de penisreeks wordt een gigantisch uitvergrote, paars gekleurde spermatozoïde getoond onder de titel Darwin (2009). Daarnaast zijn mooie oudere beelden geselecteerd, werken die bijvoorbeeld geïnspireerd zijn op de baarmoeder of de endeldarm. Ook deze organen zijn enorm uitvergroot, zodat in het uiteindelijke polyester schaalmodel een knusse lounge en een bar konden worden ingericht. Deze prachtige werken, half kunst, half architectuur, prikkelen de bezoeker vooral met hun interieur.
Tegenover deze intieme leefplekken hebben de twee aangehaalde installaties, die de ruimte zo duidelijk articuleren, een diametraal tegengestelde vorm en uitstraling. Van organische vormen is hier geen sprake. De werken roepen een productiesysteem op waarin de identiteitsloze mens geen andere functie heeft dan het instandhouden van de soort. Het uiterlijk dat Van Lieshout aan die dystopische installaties gaf, is kil en klinisch. The Technocrat heeft met zijn kale stapelbedden en machinepark van silo’s, tanks en ketels – die door middel van slangen zijn verbonden en die de aanvoer van voedsel en drank en afvoer van fecaliën efficiënt regelen – meer weg van een kruising tussen een strafkamp en een ligboxenstal. En zijn Cradle to Cradle roept eerder beelden op van een patholoog-anatomisch laboratorium omgeven door een soort gedemonteerde sweatshop.
Het zijn vooral deze installaties waaraan de tentoonstelling haar titel Infernopolis ontleent. In de berichtgeving leidde dat tot een wat overtrokken voorstelling van zaken, alsof het bij deze hele expositie om een zwartgallig en huiveringwekkend toekomstbeeld gaat. Maar dat maken deze installaties niet helemaal waar. Daarvoor zijn ze, hoe schrikwekkend de onderliggende rechttoe rechtaan gedachte ook is, toch net te anoniem en te vriendelijk gestileerd. Het effect is minder confronterend dan gesuggereerd wordt en neigt meer naar een 3D-verbeelding van een sciencefictionstrip.
Los van dit soort installaties – intieme leefomgevingen en kille, efficiënte productieplekken – maar wél met gebruikmaking van allerlei inzichten en verworvenheden daaruit, maakt Van Lieshout meubels en vrijstaande sculpturen. Ook voor die werken gebruikt hij hoofdzakelijk polyestervezel. Hoewel dat materiaal niet voor de eeuwigheid blijkt (gezien bijvoorbeeld de noodzakelijke restauratie van zijn Mobilehome in de collectie van het Kröller-Müller Museum), mogen alle werken in de onderzeebootloods worden aangeraakt en gebruikt. De bezoeker kan rustig de baarmoedersluimerkamer betreden, evenals de endeldarmbar. En ook de meubels mogen worden uitgeprobeerd, zoals de nieuwe serie Fossil, met haar prachtig grillige, flint- en schelpvormige chaises longues en sofa’s die met zachte vachten bekleed zijn.
Opmerkelijk is Van Lieshouts vierde en meest recente groep van vrijstaande sculpturen. Deze monumentaal ogende beelden – denk aan het blauwe kanon en het steigerende paard, de spil van een beeldengroep – zijn (nog) niet in polyester uitgevoerd. Volgens stadsconservator Saskia van Kampen in de tentoonstellingsbrochure gebruikte Van Lieshout voor het kanon hout, staal en polyurea (een industriële kunsthars die elastisch, waterdicht en hittebestendig is), en voor het paard: een paardenskelet (!), schuim (vermoedelijk purschuim), staal, rijstpapier, bloed (!) en paverpol (een verhardingsmiddel voor textiel, maar ook toe te passen op papier). Het zijn materialen waarmee nog vrijuit kan worden gemodelleerd, waardoor de resultaten niet helemaal definitief lijken. Wat thematiek betreft blijft Van Lieshout echter trouw aan zijn geliefde macho-uitgangspunten. Ook deze gedenktekens gaan over geweld en macht, strijd en overwinning, waarbij de vorm helemaal gericht is op het rechtstreeks uitbeelden van zegepraal. Misschien onbedoeld onderstrepen deze monumenten ook de positie die Van Lieshout inneemt ten opzichte van zijn werkplaats. Want hoewel de samenwerking met zijn assistenten sinds jaar en dag in de naam Atelier Van Lieshout (AVL) wordt meegenomen, blijven zijn 20 assistenten anoniem. Ze vormen een gezichtloze groep die over de hele wereld wordt ingezet door Van Lieshout die, als hun leider, het imago van Warlord niet schuwt. Ook in dat opzicht geeft deze expositie een geslaagd en genuanceerd beeld van zeven jaar productie van Atelier Van Lieshout.
Voor de volgende tentoonstellingen in de onderzeebootloods – die steeds gedurende de zomermaanden worden gehouden en waarvoor het Havenbedrijf Rotterdam de loods voor vijf jaar ter beschikking stelt – circuleren in de pers de namen John Körmeling, Ernesto Neto, Monica Sosnowska en Tino Sehgal.
• Atelier Van Lieshout – Infernopolis tot 26 september 2010 in de Onderzeebootloods, Heijplaatstraat 23, 3089 JB Rotterdam. Zie www.onderzeebootloods.nl.