width and height should be displayed here dynamically

Brussel kunstenaarskolonie

De hoogbloei van het culturele leven in Brussel vóór de eeuwwisseling heeft al menige monografie en groepstentoonstelling over Les XX en La Libre Esthétique opgeleverd. Naar aanleiding van de publikatie van haar doctoraatsscriptie “Halverwege Parijs, Willem Roelofs en de Nederlandse schilderskolonie in Brussel” werd de Nederlandse kunsthistorica Saskia de Bodt uitgenodigd om uit haar onderzoek een tentoonstelling te puren die de aanwezigheid van Nederlandse kunstenaars in Brussel tussen 1850 en 1890 kan illustreren. Als hoofdstad van een jonge staat in volle economische bloei, fungeerde Brussel voor de Nederlanders als een cultureel alternatief voor Parijs. Pluspunten waren een uitgebouwd, haast metropolitaan, cultureel leven met verenigingen, tentoonstellingsfaciliteiten, bloeiende kunsthandel en kunstkritiek en de connecties met Parijs, ultieme hoofdstad van de kunst. Brussel leek in die dagen toch ook wel wat. Terwijl men zich als kunstenaar in Parijs vaak met een sjofel atelier moest tevreden stellen, kon men naar verluidt in Brussel voor hetzelfde geld een eigen huis op de kop tikken: tot zover de romantische mythe van de bohémien.

Terugblikkend onderscheidt Saskia de Bodt drie generaties Nederlandse kunstenaars met respectieve sleutelfiguren (en hun connecties!), gekoppeld aan verschuivingen van thematische en stilistische aard. Willem Roelofs bijt de spits af in de evolutie van het romantisch geïnspireerd landschap naar – onder impuls van de School van Barbizon – het realisme en later het impressionisme. Het werk van de gebroeders David en Pieter Oyens is representatief voor de opwaardering van de genreschilderkunst, vanaf 1870, tot het “moderne” beleven van de eigen tijd. Jan Toorop tenslotte sluit de periode in kwestie af met het symbolisme van het fin-de-siècle en zijn nauwe banden met de kunstenaarsvereniging Les XX.

Mits enige voorkennis of het lezen van de beschikbare informatie is deze tentoonstelling uitermate boeiend, temeer door de simultane en evenwichtige aanwezigheid van het werk van Belgische tijdgenoten zoals onder meer Hyppolite Boulenger, Xavier Mellery en Guillaume Vogels. De tentoonstellingscatalogus gaat helder in op alle kunstenaars en de ontwikkelingsgeschiedenis van hun werk en belicht tevens de belangrijke rol van de diverse culturele verenigingen waaraan ook de Nederlanders actief deelnamen. Noteer bijvoorbeeld het kleine, onschuldig ogende schilderijtje waarop David Oyens zichzelf of zijn broer portretteert, die de toen pas enkele jaren oude, maar zich al vinnig profilerende kunstkrant “L’Art Moderne” leest.

 

• “Brussel kunstenaarskolonie, Nederlandse schilders 1850-1890” is nog tot 10 december te genieten in de tentoonstellingsruimten van het Museum voor Moderne Kunst, Koningsplein 1, 1000 Brussel (02/508.32.11) en van 16 december tot 11 februari in de Kunsthal, Westzeedijk 341, 3015 AA Rotterdam (010/440.03.01).