width and height should be displayed here dynamically

Clegg & Guttmann, Museum for the workplace

Een paar maanden vóór de zonet besproken prestigieuze catalogus, kwam een klein, handzaam boekje uit, dat helder verslag uitbrengt over een kunst- en communicatieproject van het Amerikaanse kunstenaarsduo Michael Clegg & Martin Guttmann in de DG Bank in Frankfurt. Naast een doorgedreven verzamelbeleid op het vlak van de hedendaagse fotografie, heeft deze bank (bij monde van de dienstdoende curator, Luminita Sabau) zich immers ook tot doel gesteld om met regelmaat kunstenaars uit te nodigen om projectmatig rond de notie ‘kunst op het werk’ aan de slag te gaan. Clegg & Guttmann, bekend van hun Corporate Portraits – monumentale, ambivalente groepsportretten van onder meer bedrijfsleiders – grepen blijkbaar graag deze kans om in deze corporate collection een andersoortig spoor na te laten. Ze nodigden alle DG-medewerkers uit om één object van thuis mee te brengen en ter beschikking te stellen voor een foto-installatie. In erg brede zin moest het om een ‘kunstobject’ gaan, waarmee de bankbedienden zich persoonlijk nauw verbonden wisten. Met al die bruiklenen – schilderijen, sculptuurtjes, kindertekeningen, posters, shirts, bierblikjes… – arrangeerden Clegg & Gutmann vervolgens op een viertal plaatsen in de bank kleine presentaties per afdeling (boekhouding, communicatie,…), voegden er ‘museale bruikleengeverskaartjes’ aan toe, en fotografeerden ze. De ‘tot ware grootte’ opgeblazen kleurbeelden kregen vervolgens een vaste plaats, over de vensterpartijen heen van een door het personeel vaak gefrequenteerde foyer en The Museum for the Workplace: Portrait of a Working Community was klaar. De in dit boekje gebundelde gesprekken met de kunstenaars, enquêtes bij de werknemers, werkbeschrijvingen en duidende teksten lijken alvast een broodnodige verbreding van een niet zo meteen geniaal of onthutsend vernieuwend te noemen concept. Clegg & Guttmann stellen zich wel degelijk vragen bij kunstverzamelingen in bedrijven. Al proberen ze de problematiek ietwat onscherper aan te pakken dan bijvoorbeeld Hans Haacke voor wie elke kunstenaar, die zijn werk aan een bedrijf verkoopt, zich compromitteert. Zij geloven niet dat er in deze een soort ‘archimedisch standpunt’ mogelijk is dat buiten het systeem om, een moreel volkomen zuivere positie garandeert. Eigenlijk, vinden zij, staan dergelijke overwegingen nog aan het begin van een heel proces, dat licht moet werpen op de politieke context waarbinnen elk kunstwerk tot stand komt. In die zin wilden Clegg & Guttmann zich met hun Museum for the Workplace veeleer inlaten met de microanalyse van een welbepaalde context, dan met een politieke macroanalyse. “Wij zijn geïnteresseerd in de wijze waarop onze kunst op de maatschappelijke krachten die haar omgeven, inwerkt, en bijgevolg in de verhouding tussen het kunstwerk en de mensen, die er een deel van hun arbeidstijd mee moeten doorbrengen.” Zo kan je er bijvoorbeeld van uitgaan dat als het aan de werknemers lag, zij liefst zelf hun werkomgeving zouden inrichten en dat zij de aanwezigheid van kunstwerken als een ‘nieuwe vorm van vervreemding’ ervaren, een nog grotere controle van de patroon op hun arbeidsomstandigheden. Clegg & Guttmann beschouwen Museum for the Workplace dus als een experiment, een onderzoek zowel naar de mogelijkheden van een nieuw model om binnen deze context kunst te maken, als een poging om voor de kunst zelf alternatieve plaatsen te creëren. “We willen vooral ook duidelijk maken dat de kunstinstellingen van onze tijd niet noodzakelijk zijn en dat ze veranderd moeten en kunnen worden. Anderzijds willen we ook verder gaan dan enkel wat modellen te concipiëren, we proberen werken te maken, die in de concrete maatschappelijke werkelijkheid verankerd zijn. Enkel zo kunnen zij de maatschappelijke verbeelding prikkelen. Al kan een kunstwerk op zich nooit in de plaats van het politieke handelen komen.”

 

• Clegg & Guttmann. Museum for the Workplace werd samengesteld door Luminita Sabau en bevat naast interviews ook teksten van Claus Friede, Iris Cramer en Michael Lingner. Lindinger+Schmid Verlag, Margaretenstraße 8, 93047 Regensburg, 1998 (0941/221.77).