de Vertrouweling. Sam van Deventer
Tot voor kort bestond er een vrijwel ongeschonden beeld van de grondleggers van het Kröller-Müller Museum op De Hoge Veluwe. Het narratief was: museum, collectie en park waren hoofdzakelijk aan één persoon te danken, de van oorsprong Duitse Helene Kröller-Müller. Financieel gesteund door haar puissant rijke echtgenoot Anton Kröller, geadviseerd door H.P. Bremmer en later door Henry van de Velde, en bijgestaan door haar trouwe assistent Sam van Deventer, bouwde ze in amper twintig jaar tijd een indrukwekkend cultureel imperium op. In 1988 werd dat imperium nog uitvoerig onder de aandacht gebracht in Kröller-Müller. Honderd jaar bouwen en verzamelen onder redactie van Johannes van der Wolk en Rudi Oxenaar. Maar sinds het verschijnen van Eva Rovers’ biografie over Helene (2010) en vervolgens de biografie van Ariëtte Dekker over Anton (2015) blijft er van dit ideaalplaatje niet veel meer over. De reputatie van de aristocratisch ingestelde en vaak dominante, egocentrische, veeleisende en op gezette tijden manipulatieve Helene werd laagje voor laagje afgepeld. In niet mindere mate gold dat ook voor Anton, een op macht en geld beluste, keiharde zakenman die bovendien op persoonlijk vlak heel wat steken liet vallen.
Het romantische beeld van een onkreukbaar echtpaar krijgt met het verschijnen van de Vertrouweling van Ariëtte Dekker opnieuw een forse deuk. Met de publicatie van dit uitstekend gedocumenteerde boek (bijna 600 pagina’s, 90 pagina’s noten, 190 zwart-witafbeeldingen, twee kleurkaternen en diverse bijlagen) is de geschiedschrijving van zo ongeveer alles wat met het Kröller-Müller-imperium heeft te maken voltooid. Met drie boeken, 2018 pagina’s in totaal, is het museum hiermee de best onderzochte Nederlandse instelling voor moderne kunst van vóór de Tweede Wereldoorlog.
Waarom verdient ook deze rechterhand van Helene een biografie, temeer omdat Van Deventer al frequent figureert in eerdere boeken? In zestien hoofdstukken en twee epilogen leren we Van Deventer, zijn achtergronden en drijfveren, zijn vriendelijk en al te volgzaam karakter en zijn lief en leed goed kennen, onder meer dankzij talrijke aan hem gerichte brieven van Helene. Helaas kon Dekker niet teruggrijpen op de waarschijnlijk vernietigde brieven van Sam aan Helene. Hun ‘oedipusachtige’ verhouding zou dan ongetwijfeld nog meer reliëf hebben gekregen. Voor een biograaf is dat moeilijk te verteren, maar Dekker is er goed in geslaagd om Van Deventer een gezicht te geven, ook karakterologisch. Ze kon gelukkig beschikken over andere bronnen: een ‘brievenboekje’ uit 1943 met persoonlijke correspondentie over tal van zaken aan zijn Amerikaans-Duitse geliefde Mary Lehnkering-Bottler, alsook over Van Deventers dagboekjes.
Ieder hoofdstuk behandelt minimaal twee tot maximaal vijf jaar van Van Deventers drukbezette leven. Al snel raakte hij als jonggediende betrokken bij het internationaal opererende bedrijf Müller & Co (ijzererts, scheepvaart en later graanhandel) waar Anton Kröller de scepter zwaaide. Niet veel later ontstond er een bijzonder intieme, min of meer symbiotische relatie met Helene. Sam was, ondanks een leeftijdsverschil van twintig jaar, al gauw stapelgek op haar, en andersom was dat niet minder het geval. Zij beschouwde hem als haar ideale zoon, bij gebrek aan een fijne, vertrouwenwekkende relatie met haar eigen kinderen. De gevolgen van die relatie lieten in het gezin Kröller hier en daar diepe sporen na. Het is schrijnend om te lezen dat de dienstbare Sam er lange tijd een celibatair leven voor over had om de vertrouwensrelatie met Helene niet in gevaar te brengen. Maar hij had ook veel aan haar te danken. Ze maakte hem bekend met het werk van Van Gogh en bracht hem artistiek gevoel bij. Hij legde een verzameling schilderijen, tekeningen en bijzondere boeken aan en leerde van Duitsland en het Duitse cultuurgoed te houden.
Dekker doet haarfijn uit de doeken hoe hun relatie zich in de loop van de tijd ontwikkelde. Helene deed er alles aan de weg voor hem te plaveien die uitmondde in een hoge positie bij de firma Müller & Co. Het grenst aan het onwaarschijnlijke hoe ver Van Deventers loyaliteit ging. Hij moest de meest uiteenlopende klussen voor Anton opknappen, tot in Argentinië aan toe. Zelden of nooit was er protest, altijd bleef hij steun en toeverlaat. De Kröllers kenden de kwaliteiten van Van Deventer heel goed. Maar Anton, die geen echte interesse had voor organisatie of beheer, wist ook precies wanneer hij hem moest terugfluiten. Dat leidde bij de steeds eigenmachtiger wordende Van Deventer uiteraard tot spanningen.
Dekker heeft veelvuldig kunnen teruggrijpen op Rovers’ biografie en op haar eigen, lijvige studie over Anton. Een punt van kritiek zou kunnen zijn dat de lezer nogal eens dezelfde informatie kan aantreffen in de drie publicaties. Daar komt bij dat de informatiedichtheid heel groot is; als lezer moet je goed bij de les blijven. Er staat veel tegenover. Zo was het directeurschap van Van Deventer van het Rijksmuseum Kröller-Müller in grote lijnen bekend, maar niet meer dan dat. In november 1940, een jaar na het overlijden van Helene, volgde hij haar op. Dekker besteedt gedetailleerde aandacht aan de oorlogsjaren. Met zijn nadrukkelijk op Duitsland georiënteerde visie op cultuur bleek Van Deventer gevoelig voor het nationaalsocialistische gedachtegoed. ‘National-sozialistisch eingestellt’ zoals Helene was hij niet (hoewel hij Hitler de hand zou hebben geschud en de Hitlergroet bracht als het hem goed uitkwam). Zijn malafide financiële praktijken en zijn heulen met de bezetter – alles om het culturele erfgoed van de Kröllers veilig te stellen wanneer het erom spande – maakten hem na de bevrijding uiteraard verdacht. Na zijn arrestatie in april 1945 werd hem gevangenschap opgelegd, een straf die hij altijd volstrekt onterecht heeft gevonden. Hij was immers trouw gebleven aan het echtpaar, vereerde Helene als een heilige, en stond uiteindelijk wantrouwend tegenover de bezetter. Wel was hij meer dan eens pragmatisch geweest, dat gaf hij ruiterlijk toe. In dat opzicht werkte zijn meegaande karakter al die jaren tegen hem.
Rijkelijk veel aandacht gaat uit naar Jacob Bakker, een sociaaldemocraat in hart en nieren die meer dan eens Van Deventers levenspad kruiste en zijn grote kwelgeest werd omdat hij tot het gaatje ging om Van Deventer vervolging en langdurige gevangenschap aan te smeren. Bakker zat op het ministerie van Financiën in Den Haag en was in 1935 toegetreden tot de kersverse Kröller-Müller Stichting. Met beeldende kunst had deze ‘sadist’ geen affiniteit, van de Stichting moest hij niets hebben, en de visie van de poenige Kröllers liet hem onverschillig. In mijn intellectuele biografie over A.M. Hammacher (2000) lukte het mij, bij gebrek aan archiefmateriaal, niet goed om deze Haagse ambtenaar een ‘smoel’ te geven. Dat is Dekker dankzij het uitstekend geordende archief in Otterlo en haar speurwerk in diverse andere archieven wel gelukt. Zij zet helder uiteen welke drijfveren Bakker bezat en welke methodes hij erop nahield om Van Deventer en zijn geliefde Mary Lehnkering eindeloos dwars te zitten, geobsedeerd als hij was met Van Deventers kwalijke praktijken. Hij moest en zou deze collaborerende ‘nazist’ op de knieën krijgen. Uiteindelijk lukte hem dat niet. De hoofdstukken waarin dit alles genuanceerd aan de orde wordt gesteld en de processen die de revue passeren, werpen een nieuw licht op deze episode. Al met al leverde Ariëtte Dekker een wezenlijke en goed geschreven bijdrage aan de geschiedschrijving van park, museum en van de protagonisten die hard van het paard zijn gevallen, dat prachtige dier waar Helene graag op zat terwijl Van Deventer haar liefdevol en bewonderend observeerde.
• Ariëtte Dekker, de Vertrouweling. Sam van Deventer (1888-1972), het echtpaar Kröller-Müller en de Tweede Wereldoorlog, Amsterdam, Prometheus, 2024, ISBN 9789044655360.