width and height should be displayed here dynamically

‘Emoties’ in Helmond. ‘Up Close and Personal’ in Haarlem

James Wood, de meest vooraanstaande literatuurcriticus van het Angelsaksische taalgebied, houdt niet van wat hij ‘hysterisch realisme’ noemt. Hij doelt met die term op de poëtica van schrijvers als Zadie Smith en Thomas Pynchon, die dikke boeken produceren stampvol personages, gebeurtenissen, feitjes en weetjes. In een recent interview met De Groene Amsterdammer stelde Wood dat zij ‘duizend dingen over de wereld kunnen vertellen, maar niets over het leven’. In de Gidslezing, die hij op 11 december hield in Amsterdam, brak hij een lans voor literatuur die de lezer een personage binnentrekt en de wereld opnieuw laat bekijken.

De kunstkritiek kent geen equivalent van James Wood of het moet James Elkins zijn, die in Pictures & Tears (2002) een aantal tips formuleerde om museumbezoekers kunst gevoelsmatig te laten ervaren. Er zijn daarentegen wel steeds meer curators en kunstenaars die op zoek zijn naar een ‘directe klik’ met de kijker – mogelijk als reactie op het afstandelijke neoconceptualisme dat de laatste jaren zo dominant is, of op de gladde ‘crapstraction’ die zo goed verkoopt op kunstbeurzen. Deze recente tendens werd de afgelopen maanden door minstens twee tentoonstellingen in Nederland bevestigd.

Tot 11 januari was in Gemeentemuseum Helmond de expositie met de weinig prikkelende titel Emoties te zien. Er werd ‘een selectie emotioneel geladen hedendaagse kunstwerken en werken met emotie als onderwerp’ getoond. De portretten die Suzanne Opton maakte van Irak-veteranen die hun hoofd vermoeid op tafel leggen en de lens inkijken, zijn effectief aangrijpend. En Halil Altinderes video van een Marokkaanse rapgroep die zich tegen de sloop van hun woonwijk verzet, laat de adrenaline pompen. Met verder onder meer Bas Jan Ader, Meiro Koizumi, Berlinde De Bruyckere, Lars Arrhenius en Yael Bartana oogt de lijst kunstenaars zonder meer indrukwekkend. Dit verhindert niet dat het containerbegrip ‘emotie’ in deze tentoonstelling niets meer dan een thematisch excuus is om al die werken samen te brengen. Emoties is louter een opsomming, met de kunstwerken als illustraties van angst, woede, blijdschap of een andere gesteldheid. Over de relatie tussen kunst en gevoel wordt niets gezegd.

Up Close and Personal in De Hallen in Haarlem, de eerste tentoonstelling sinds het aantreden van directeur Ann Demeester, gooit het over een andere boeg. In een inleidende brief in een felroze envelop die de bezoeker bij binnenkomst krijgt overhandigd, nemen de samenstellers, Xander Karskens en Demeester zelf, expliciet afstand van James Elkins. Het gaat hen niet om ontroering, zo stellen directeur en curator. En het is ze ook niet te doen om James Woods empathische evocatie. Zij stellen het begrip ‘affect’ centraal, het stadium dat voorafgaat aan emotie of gevoel, het moment waarop we kunst zintuiglijk en intuïtief kennen. De tentoonstelling moet opgevat worden als een empirisch onderzoek naar wat die beroering teweegbrengt, gebaseerd op een geheel subjectieve selectie van kunstwerken. Een bijna sentimenteel beeldje van een devoot knielende jongeman van George Minne staat schuin tegenover een abstract fotowerk van Wolfgang Tillmans. De video Jewel van Hassan Khan, waarin twee mannen een rituele dans uitvoeren op de maat van opzwepende muziek, werkt hypnotiserend, terwijl Rosa Barba’s Conductor, een witte, gesloten capsule, alleen maar onbetekenend gebrom voortbrengt. Op de zolderverdieping wachten onder andere De Vogel, een sculptuur die Thierry de Cordier eind jaren tachtig voor het Franse dorpje Albi maakte bij wijze van bliksemafleider voor angst en lijden, maar die het slachtoffer van agressief vandalisme werd, en David Hammons’ opgerolde, snurkende matras, waarbij je onwillekeurig op zoek gaat naar de bijhorende dakloze.

Bij ieder werk is een tekstbordje gehangen waarop Demeester en Karskens afzonderlijk van elkaar proberen uit te leggen waarom het ze fascineert. De samenstellers hebben zichzelf hiermee een taak opgelegd die gedoemd is te mislukken. Ze proberen immers het affect, waarvan ze zelf in hun brief stellen dat het ‘pre-verbaal’ is, te vangen in woorden. Het levert teksten op waarin nogal eens aanduidingen als ‘onbegrijpelijk’, ‘geheimzinnig’ en ‘onherkenbaar’ voorkomen. Zodra de curators voorbij hun initiële reactie raken, vallen ze terug in hun professionele rollen. Ze schetsen achtergronden, geven context, vertellen hoe het werk past in het oeuvre van de kunstenaar – eigenlijk niet zo heel anders dan wat je van gewone zaalteksten gewend bent, en hoe dan ook te weinig radicaal om in de buurt van het gestelde doel te komen. Het mysterie van de beroering blijft in nevelen gehuld. De tentoonstelling komt niet onder het oppervlak van de taal om de kijker bij de lurven te grijpen, eens goed door elkaar te schudden en te laten ervaren in plaats van begrijpen.

Wat Up Close and Personal als geheel niet lukt, lukt wel in drie grote werken uit de tentoonstelling. In de miniserie The Common Sense vertelt Melanie Gilligan over een nabije toekomst waarin mensen elkaars gevoelens op een directe en fysieke wijze kunnen ervaren door middel van een implantaat, genaamd The Patch. De Hallen presenteert het tweede deel van The Common Sense, Phase 2A, dat uit tien afleveringen bestaat, te zien op evenveel schermen. (Het eerste deel Phase 1 bestaat uit vijf afleveringen en wordt tegelijk in Casco te Utrecht getoond, zie de bespreking verderop in dit nummer.) Phase 2A behandelt de periode nadat het implantaat door een storing tijdelijk onbruikbaar is geweest. Dit gebeuren geeft aanleiding tot een tweestrijd tussen voor- en tegenstanders van de affectieve technologie. Gilligans The Common Sense is een kruising van 1984 en Dr Who en laat feilloos zien hoe technologie en communicatiemedia, zoals nu bijvoorbeeld sociale media en e-mail, onze emotionele expressie en misschien zelfs onze gevoelshuishouding beïnvloeden.

In Steve McQueens semiabstracte, in cinéma-véritéstijl gefilmde Gravesend wordt het geploeter van arbeiders in een Congolese coltanmijn afgewisseld met glimmende machines in fabrieken waar de grondstof voor mobiele telefoons wordt verwerkt. Nog voordat je hoofd zich vult met kranteninformatie over de door grondstoffenhonger gedreven burgeroorlog in centraal-Afrika, neokolonialisme en wereldhandel, wekken de langs elkaar heen schurende beelden een ongemakkelijk gevoel op.

Directer en heftiger is het videowerk van Sven Augustijnen, te zien in het kabinet voor stukken uit de eigen collectie van het museum. In een lukraak geregistreerde therapiesessie worstelen twee afasiepatiënten met de hen telkens weer ontglippende woorden. Het levert poëtisch gebrabbel op, maar het zijn vooral hun frustratie, woede en onmacht die je meteen grijpen. Daar is geen begeleidend tekstbordje voor nodig.

 

Up Close and Personal, tot 1 maart in De Hallen, Grote Markt 16, Haarlem (023/511.57.75; www.dehallen.nl).