Foodprint. Voedsel voor de stad.
Op 26 juni ging in Den Haag Foodprint. Voedsel voor de stad van start met een symposium en de opening van een tentoonstelling. Foodprint omvat ook kunstprojecten, ontwerpstudies, een stadsgids en extra activiteiten. Het project loopt door tot in 2010 en de organisatie is in handen van Stroom Den Haag, kunst- en architectuurcentrum. Stroom wil met deze ambitieuze onderneming een aanzet geven om de relatie tussen voedsel en cultuur in Den Haag weer zichtbaar te maken. In de geschiedenis van de stad hingen voedsel en cultuur immers nauw samen. Stroom vindt het wegslijten van die connecties hachelijk en presenteert zijn zorg daarover in een wat ruimere context, in het kader van de eveneens somber stemmende vergroting van de voetafdruk van de stedeling, die voor een groot deel met voedselconsumptie samenhangt. Vandaar de titel Foodprint, een fraaie samentrekking van de termen footprint en food. De ecologische voetafdruk, die het consumptiegedrag (inclusief productie-, energie- en handelskosten) van een persoon uitdrukt in het aantal hectares aardoppervlak dat nodig is om dat gedrag te handhaven, wordt door Stroom dus op voedsel betrokken.
En zoals men bij de ecologische voetafdruk tegenwoordig wijst op negatieve gevolgen als klimaatverandering en de eindigheid van energiebronnen, zo attendeert men in het kader van de voedselvoorziening thans – ook bij Stroom – op de onzichtbaarheid van de voedselketen. Vooral stadsbewoners weten nauwelijks waar hun vlees, vis en groente vandaan komen. Van grondstoffen zoals granen heeft men al helemaal geen idee. Zicht op tussentijdse verwerkingen (zoals in de vlees- en zuivelindustrie), op het transport (dat veel energie kost en CO2-uitstoot tot gevolg heeft) en de distributie (via verkoopkanalen waarbij grote supermarktketens de markt bepalen), ontbreekt vrijwel geheel. Nadat deze toenemende ondoorzichtigheid door analisten en deskundigen als kwalijk werd ervaren, tekenden ook consumenten hiertegen protest aan. Dat leidde ertoe dat deze problematiek ten slotte op de politieke agenda is gezet, ook op die van wereldsteden als Toronto en Londen. Opvallend is dat het in Den Haag niet de stedelijke overheid is die de impuls geeft tot bewustwording van dit fenomeen, maar de culturele instelling Stroom.
Voor die bezinning werkte Stroom een langlopend programma in diverse vormen uit, in plaats van enkel de gebruikelijke expositie. Zo komen de historische achtergrond, de complexiteit en de actualiteit van dit verschijnsel beter tot hun recht. Illustratief voor deze benadering was het symposium waar een keur van internationale deskundigen sprak: architecten, filosofen, boeren, hoogleraren, onderzoekers, ondernemers en kunstenaars. Van hen vertelde de Canadese Paula Sobie hoe zij volgens de methode van SPIN-farming (SPIN = Small Plot INtense) was gaan boeren. Daarvoor worden tuinen rondom woonhuizen van particulieren gebruikt als landbouwakkertjes. SPIN-farmers gaan daarbij uiterst praktisch en economisch te werk, volgens een zakelijk plan waarin de financiële opbrengsten zijn vastgelegd, alsook het aantal oogsten en de omvang van de productie. Veel werk maakt men ook van de marketing en promotie, gericht op de lokale gemeenschap. De verbouw zelf voert men zo handig mogelijk uit, met goedkoop, klein gereedschap. Hoogleraar Jan Willem van der Schans (WUR) toetste in zijn spreekbeurt de regionale voedselsystemen aan die van de globale. Hij wist overtuigend aan te tonen dat een kleine of korte voedselketen de voorkeur verdient, niet alleen in het kader van de grote problemen, zoals de vergroting van de voetafdruk, maar in het bijzonder in relatie tot onvoorziene rampen en andere tegenvallers. Zijn pleidooi voor zelfvoorziening wordt op de tentoonstelling onderstreept door beelden van oorlogsmoestuinen: de zogenaamde Victorygardens en de kleinschalige stadslandbouw op Cuba. Naast die documenten worden daar overigens, op een tijdsbalk van 1830 tot heden, ook werken getoond van kunstenaars die zich met voedsel, productie en consumptie bezighouden, van Gordon Matta Clarks film Food (1972) tot de installatie met voedsel van Raoul Ortega Ayala (2009).
Dat duurzaamheid in technologie en architectuur een goeie organisatie vergt, gaf John Thackara aan, directeur van een op dat vlak gespecialiseerde onderneming. Cultuurfilosoof Maarten Doorman (UvA en UM) ging in op ons nostalgisch verlangen naar echtheid, natuurlijkheid en authenticiteit. Hij verklaarde die vanuit de grip die de romantiek nog steeds heeft op onze gevoelshuishouding. Een ferme, energieke stap vooruit behoort echter wel degelijk tot de mogelijkheden. Dat bewees het team van architect Winy Maas met hun ontwerpen voor varkenshouderijen in de Haagse wijk de Binckhorst. In de discussies met het publiek ontpopten vooral bestuursofficials zich als stugge tegenstanders van dergelijke verfrissende voorstellen. Ze vonden het varken geen aantrekkelijk icoon voor Den Haag en meenden dat wie het beest in de stad in het echt wilde zien, terecht kon bij de stadsboerderij. Voor de voordelen sloten ze zich af, terwijl de productie van biogas licht en warmte levert aan de wijk en het voor de dieren zo traumatiserende transport naar het slachthuis niet meer nodig is. Goddank was Joep van Lieshout er. Die presenteerde zonder blikken of blozen, op zijn eigen innemende wijze, hoe in zijn installatie mensen tot varkensvoer konden worden verwerkt, waarbij werkelijk geen enkel restje mens onbenut zou blijven. Een inbreng die extra stimuleert om de volgende keer meer kunstenaars als spreker of toehoorder te werven.
• De tentoonstelling Foodprint is samengesteld door Marieke Berkers en loopt tot 23 augustus in BINCK 36, Binckhorstlaan 36, Den Haag (www.stroom.nl).