width and height should be displayed here dynamically

George Condo – Mental States.

Alles wat George Condo (1957) waardeert in het werk van Pablo Picasso is in Memories of Picasso (1989) terug te vinden: de kakelbonte kleuren, de zwierige lussen, de hoekige vormen. Zelfs de bravoure waarmee het doek geschilderd is, herinnert aan de Spaanse alleskunner. Maar een modern meesterwerk is het niet. Het kan alleen maar veinzen dat het dat is. Het schilderij mag bedoeld zijn als hommage, het blijft een pastiche. Nabootsing is de drijvende kracht achter Condo’s werk.

Al sinds zijn doorbraak begin jaren 80, toen hij met Jean-Michel Basquiat en Keith Haring de schilderkunst in de New Yorkse East Village nieuw elan gaf, wordt over de aard van Condo’s werk getwist. Meer dan eens is het beschreven als een ‘simulacrum’, om een modewoord uit die jaren te gebruiken, een simulatie van wat schilderkunst eens was. Anders gezegd, Condo maakt schilderijen over schilderkunst die niet meer wordt gemaakt. De kunstenaar zelf gaf voeding aan deze interpretatie toen hij in een interview in 2003 zijn werk omschreef als ‘an artificial, simulated American view of what European painting looked like’.

Dat is precies wat de tentoonstelling van Condo’s werk uit de afgelopen dertig jaar in Museum Boijmans Van Beuningen laat zien: een reeks verknipte herinneringen aan de meesterwerken van Rembrandt, Velázquez, Goya, Manet, Picasso, De Chirico, Miró, De Kooning. De rijke traditie van de schilderkunst levert de kunstenaar genres, stijlen, technieken en motieven, in grote hoeveelheden en in eindeloze variaties. Ze is de bron van al zijn werk.

Het stijlmiddel van de pastiche maakt Condo’s werk typisch voor de postmoderne jaren 80 en in dat opzicht ook sterk verwant aan bijvoorbeeld het werk van Cindy Sherman. Gedurende een half jaar deelde Condo een atelier met Walter Dahn in Duitsland en was hij een belangrijke schakel in de intercontinentale kunstenaarscontacten tussen New York en Keulen. Van deze historische achtergronden is in de tentoonstelling geen spoor te bekennen. Condo wordt op een voetstuk gehesen als een eigentijds genie dat voortbouwt op oude meesters en klassiek modernen. Wat de tentoonstelling echter vooral aan het licht brengt, is de onoverbrugbare afstand tussen zijn schilderspraktijk en de schilderkunst die zijn bron van inspiratie is.

Feit is dat Condo’s schilderijen minder gedateerd ogen dan die van menig voormalige bentgenoot. Dat is opmerkelijk, want van eeuwige schoonheid is bepaald geen sprake. Bij Condo kijkt de muze in de lachspiegel. De meest bizarre figuren verschijnen ten tonele. We herkennen de protagonisten van de vertrouwde museumstukken – kardinalen, stadhouders, heiligen, koningen – maar hun waardigheid hebben zij afgelegd. Ze zijn veranderd in hysterische poppenkastpoppen met uitpuilende ogen, vervormde kaken en opgezwollen wangen. Fictieve personages zijn het, verzinsels van een getroebleerde geest, die tot leven komen wanneer verstandelijke vermogens op het punt staan te bezwijken. Niet voor niets heet de tentoonstelling Mental States. Condo voert ons langs de randen van het absurde, het onzinnige, het geëxalteerde. Reden waarom de tentoonstelling bij uitstek op zijn plaats is te midden van de surrealistische kunst waar het Rotterdams museum om bekend staat.

Condo bewijst dat er zoiets als ‘schildershumor’ bestaat, een vorm van picturale practical jokes. Neem bijvoorbeeld Jesus (2002). Het is een krankjorum portret van iemand die de ontspoorde broer van Anton Geesink zou kunnen zijn: een verwilderde hippie met een stierennek, enorme flaporen, die ons ontzet aanstaart met de wijd opengesperde Donald Duckogen van een gedrogeerde. De Heiland als psychiatrisch geval, even monsterlijk als innemend. Hij die de zonden der mensheid op zich nam, lijkt nu behept met al haar neurosen. Toegegeven, subtiel is het niet, maar ook kolder kan geestig zijn.

De meeste van Condo’s imaginaire portretten zijn bijeengebracht op een enorme wand die van vloer tot plafond is volgehangen. De presentatie doet de werken geen recht. Door de overrompelende hoeveelheid, de contrasterende stijlen en formaten en de lukrake combinaties dreigen de schilderijen ten onder te gaan in een zee van onverschilligheid.

Dat het beter kan, bewijzen daaropvolgende zalen. Daar hangen de werken gewoon op ooghoogte en ze krijgen er ruimte. Terugkerende figuren zijn de butler, de serveerster, de dakloze en de alcoholist. Ook vertegenwoordigers van de bevoorrechte klasse maken hun opwachting: de top dogs van de high finance, de speculanten die de wereld in een diepe economische crisis hebben gestort en die waarschijnlijk ook de klantenkring van de kunstenaar vormen. The Stockbroker (2002) toont een halfnaakte beurshandelaar en zijn afzichtelijke vrouw, die een pop voor zijn kruis houdt. Het statusbevestigende portret van de machtigen der aarde wordt hier gekruist met de karikaturale stijl van het Amerikaanse stripblad MAD. Het pleit voor Condo dat hij zijn eigen supportgroep niet spaart, maar zijn spot is even onschuldig als die van de hofnar die alles mag zeggen maar door niemand wordt gehoord.

De focus op techniek en traditie van de schilderkunst is Condo’s kracht en zwakte tegelijk. Zijn kracht, omdat hij provocerende, hilarische en bevrijdende antwoorden formuleert op de vragen wat en hoe te schilderen. Zijn zwakte, omdat zijn schilderkunst buiten die mediumspecifieke reflecties weinig om het lijf heeft. Welbeschouwd heeft Condo niet veel toegevoegd aan hetgeen zijn voorgangers tot stand hebben gebracht. Een eigentijdse meester is hij niet. Maar zijn picturale grappen tekenen een onbedwingbare lach op het gezicht – en dat is ook een verdienste.

George Condo – Mental States tot 25 september in Museum Boijmans Van Beuningen, Museumpark 18-20, 3015 CX Rotterdam (010/441.94.00; www.boijmans.nl).