width and height should be displayed here dynamically

Gregor Schneider. Weisse Folter

Voor de nieuwste tentoonstelling van de Duitse kunstenaar Gregor Schneider (1969) moet men tijd vrijmaken. Omdat er slechts één bezoeker om de vijf minuten binnen mag, bedraagt de wachttijd op drukke dagen al snel meer dan een uur. Dit wachten is meteen essentieel, en draagt – waarschijnlijk onbedoeld – bij tot het effect van de expositie. Een suppoost, als de poortwachter uit het bekende verhaal van Kafka, draagt de mensen in de rij een voor een op om, eenmaal binnen, ‘geen schrik te hebben’: zolang men niet treuzelt, steeds de openschuivende deuren volgt, en niet op zijn schreden terugkeert, kan er niets misgaan. Bovendien is er altijd iemand ‘die u in het oog houdt’: de ruimtes zijn stuk voor stuk met camera’s uitgerust. Die geruststellende introductie heeft natuurlijk een averechts effect. Op de vraag naar de uitgang van de installatie komt geen antwoord, ‘de uitgang moet geheim blijven’.

Dat is dan meteen het centrale punt, het geheim mag niet ontsluierd – het bezoek aan de ruimtes die zich onachterhaalbaar inschrijven in de (ondergrondse) architectuur van het museum werpt niets dan vragen op. Zelfs voor wie vorig jaar de installatie 4538 km van Schneider bezocht in Museum Dhondt-Dhaenens (de titel verwees naar de afstand tussen Gent en Mekka), blijft dit nieuwe werk een overweldigende en onverwachte ervaring. Die ingreep in Deurle kan als een voorstudie of een fragment beschouwd worden van Weisse Folter: niet alleen heeft het werk in Düsseldorf een grotere complexiteit, maturiteit en omvang gekregen – het werktook simpelweg beter als dwingend geheel in relatie tot de architectuur van de museale ruimte en de circulatie daarbinnen.

Alles wat daarna komt, is persoonlijke interpretatie. De tentoonstellingsfolder kadert de labyrintische opeenvolging van gangen, kamers en zalen als een reactie op de beelden die enkele jaren terug op het internet opdoken van Guantanamo Bay, het detentiekamp in Cuba dat sinds 2002 door de Verenigde Staten wordt gebruikt voor het opsluiten van (veronderstelde) leden van Al Qaeda en de Taliban. Ook de titel Weisse Folter– clean torture – verwijst in die richting: het gaat om methodes die ingeschakeld worden om iemands ‘geest’ te vernietigen, een brainwash waarvan geen uitwendig bewijs blijft. Het is verleidelijk om letterlijk mee te stappen in deze fictie, en om zowel de ruimtes als het bezoek eraan te lezen als een holiday in hell, zoals die deel uitmaakt van het wereldpolitieke theater sinds de hegemonie van de Bushadministratie. Die kijk op de zaken – Weisse Folter is een ‘replica’ van Guantanamo Bay en ‘reproduceert’ daarom (voor al te afzijdige Europeanen) de onmenselijke horror die in specifieke ruimtes van het Amerikaanse gevangenisapparaat in naam van de ‘democratie’ in stand wordt gehouden – is legitiem maar beperkend. Ten eerste is er namelijk het meer universele karakter van deze ruimtes, dankzij een zeer verzorgd evenwicht tussen weglaten en toevoegen van narratief-ruimtelijke details. Wie zegt dat hier mensen worden gefolterd? Ze kunnen net zo goed worden verzorgd – of voor hetzelfde geld zijn ze op weg naar de maan. Deze ruimtes tonen zich allereerst als apparaten voor ‘toezicht’, eerder dan als machines voor ‘discipline en straf’. En ten tweede ontsnapt Weisse Folter niet aan de logica van het hedendaagse kunstwerk. Het is onder meer dankzij de ruimtelijke scenografie – er zijn hoogstens drie of vier verschillende manieren om deze installatie te doorlopen, en het zijn slechts de hardnekkigste bezoekers die ze allemaal kunnen opsporen – dat de illusie van gevangenschap reëel wordt en beklemmend. Dat neemt niet weg dat het om een ingreep in een museum gaat: we wachten, we kijken, we lopen, we amuseren ons, we gaan weer naar huis. Wie eenmaal buiten is – de deur slaat dicht en kan niet opnieuw open – en terug in het museum een nieuwe reeks wachtenden ziet staan, beseft maar al te goed dat ook deze ervaring een westers product is: ongevaarlijk, gemaakt volgens de logica van kijken en bekeken worden, onderhevig aan institutionele machtssystemen, drijvend op een driedimensionale beeldreproductie, als een realiteit die (gelukkig) altijd op afstand blijft – we zijn maar wat graag vrijwillige gevangenen van de cultuurindustrie. Dat inherent autokritische karakter, samen met het zeldzaam hoge, maar dubbelzinnige werkelijkheidseffect van de ruimtes, maakt Weisse Folter zowel tot tijdelijk amusement als – achteraf – tot een ontregelende, blijvende ervaring.

 

• Gregor Schneider, Weisse Folter, tot 15 juli in K21 Kunstsammlung, Ständehausstrasse1, 40217 Düsseldorf (0211/8381.600; www.kunstsammlung.de).