Herman Asselberghs. Time Wasted
De solotentoonstelling van Herman Asselberghs (1962) is academisch te noemen in een aantal betekenissen van dat woord. Om te beginnen maakt Time Wasted deel uit van zijn doctoraatsonderzoek, getiteld Film School Time. Bovendien hebben de werken ook inhoudelijk betrekking op een academie, de Brusselse Sint-Lukas-campus van LUCA School of Arts (een onderdeel van de KU Leuven), waar Asselberghs al meer dan een kwarteeuw actief is en waar hij de masteropleiding film coördineert. Het is duidelijk dat hij op die school heel wat heeft zien veranderen. In een interview met Bjorn Gabriels, dat online verscheen in het filmtijdschrift Fantômas, dat na te lezen valt op de tentoonstelling, en dat lijkt te fungeren als ‘geschreven supplement’ bij het doctoraat in de kunsten, gaat Asselberghs daar uitgebreid op in. Zijn analyse is niet nieuw, en hij beroept zich op theorieën van pedagogen Jan Masschelein en Maarten Simons, die een school definiëren als ‘plek voor een leren zonder onmiddellijke finaliteit, als open gebeuren met open einde, als onbestemde tijd’. Het is een bekende kritiek dat het hoger onderwijs in Europa is ‘vermarkt’ en resultaatgerichter is geworden sinds de Bolognaverklaring uit 1999. ‘Voor jonge mensen en personeelsleden van alle leeftijden,’ zo zegt Asselberghs, ‘zijn kunstenhogescholen een uitgelezen leerschool in de neoliberale sfeer.’
Op Time Wasted wordt het probleem van het onderwijs aangekaart onder de noemer ‘aandacht’ – het cognitieve proces dat samengaat met gericht waarnemen – en aan de hand van wat het betekent om, als student, aandachtig te zijn. In een van de drie films, Times 2 (2024), in het midden van de tentoonstellingsruimte, worden op twee schermen simultaan twintig stille filmportretten van studenten getoond. Ze doen denken aan de Screen Tests die Andy Warhol maakte tussen 1964 en 1966, met één significant verschil: de mensen die Warhol filmde, zoals Lou Reed, Edie Sedgwick of Susan Sontag, wisten dat ze gefilmd werden. En vooral: ze gedroegen er zich naar, door te poseren, te lachen, in de lens te kijken. De studenten van Asselberghs zijn met iets anders bezig. Aandacht schenken aan deze films betekent kijken naar andermans aandacht, zonder dat het object van die aandacht zichtbaar is. De studenten kijken naar iets buiten beeld (soms dragen ze oortjes of een hoofdtelefoon) – een computerscherm, een nummer van De Witte Raaf, een telefoon, of nog iets helemaal anders. Omdat ze tijdens het academiejaar gefilmd zijn, op de school en tijdens de schooluren, thematiseren ze automatisch de aandacht van studenten, en roepen ze de vraag op waarmee een student – die even ongemakkelijke als benijdenswaardige tussenvorm tussen kind en volwassene – zich zou moeten bezighouden. Als de Screen Tests van Warhol de fifteen minutes of fame thematiseren die in ieders bereik liggen dankzij een filmopname, dan confronteert Times 2 de toeschouwer met een ‘zijnsvorm’ die niet meer het speelse van het kind kenmerkt, maar ook nog niet het drukke, getimede, doelgerichte leven van de volwassene.
Achter in de zaal wordt Leçon d’objet / Object Lesson (2024) geprojecteerd, te bekijken vanaf een kleine tribune, als in een klaslokaal. Een ‘objectles’ is een onderwijsmethode waarbij één ding centraal wordt geplaatst, om ernaar te kijken en het te bespreken. In de film van Asselberghs is dat de camera zelf, een Blackmagic 4K. Toch komt er meer in beeld in deze essayfilm, en eerder dan Warhol is Godard hier een referentiepunt – je kan op een academische en toch geïnspireerde manier naar geijkte voorbeelden werken. Een Franstalige voice-over becommentarieert de gebeurtenissen, en ook het filmmaken zelf wordt gethematiseerd – het initiële idee voor Time Wasted was een bioscoopfilm binnen de schoolmuren. Als de camera zelf in beeld komt – als een hoekig, zwart, vogelachtig monster – is dat een beetje beangstigend, ook omdat het contrast zo groot is met de camera die de meeste mensen sinds enkele jaren gewoon op zak dragen, als onderdeel van hun telefoon. Leçon d’objet/Object Lesson vraagt op die manier aandacht voor de democratisering of eerder nog de banalisering van film. Opnieuw (maar specifieker) is de vraag: wat studeer je, als filmstudent, nu het medium film nauwelijks nog over een aura beschikt en geen expertise meer lijkt te vereisen?
Een van de mooiste object lessons uit de wereldliteratuur staat in Underworld van Don DeLillo uit 1997. Een leerkracht-jezuïet vraagt een student om zijn schoen op tafel te zetten en zelfs de kleinste onderdelen zo nauwkeurig mogelijk te benoemen. De conclusie: ‘Je zag het ding niet omdat je niet wist hoe te kijken. En je wist niet hoe te kijken omdat je de namen niet kent.’ Ook in Time Wasted komt onvermijdelijk taal tevoorschijn – kan je aandacht schenken zonder van taal gebruik te maken, al is het dan in gedachten? De eerste van de drie films in de tentoonstelling, vooraan, heet As If in a Dream (2024) en bestaat volledig uit tekst. De titel lijkt ironisch: wie droomt er nu van tekstflarden zoals ‘time set in motion’ of ‘in French attention refers to attendre’, in witte letters tegen een blauwe of groene achtergrond? As If in a Dream is een academische oefening, als een theoretisch experiment voor een even gedroomde als onmogelijke film die enkel uit letters is opgetrokken. Ook hierbij is een ‘geschreven supplement’ voorhanden: een klein, roze boek met als titel This Sentence Will End, waarvan iedereen een exemplaar mee naar huis kan nemen, en waarin opnieuw woorden tegen een kleurige achtergrond verschijnen. Vlak na As If in a Dream wijst dat, natuurlijk, op de vraag die iedereen die nog heeft leren lezen in de twintigste eeuw zich wel vaker stelt: is lectuur op papier anders dan op een scherm, en gaat er een andere vorm van aandacht mee gepaard?
Het bijzondere aan Time Wasted als geheel is dat Asselberghs – op een ook wat jezuïtische en licht ironische manier – elk definitief oordeel of cultuurpessimisme opschort. Het hoger onderwijs mag dan ‘vermarkt’ zijn, van wanhoop over de talenten en mogelijkheden van studenten is er geen sprake, noch over de vernietiging van aandacht in een beeld- en schermcultuur. De titel van de tentoonstelling lijkt enerzijds te verwijzen naar het ‘tijdverlies’ dat een kunstinstituut als Argos, net als een school, mee mogelijk kan maken. Bovendien wordt de duur van de drie films nergens meegegeven: ‘Het zou,’ volgens de zaalgids ‘het verliezen van tijd enkel in de weg staan.’ En anderzijds is er toch ook weer, in die titel, dat even rare als verslavende tijdverlies dat voor de eeuwwisseling niet bestond (en dat in televisiekijken een onvolkomen want geprogrammeerd antecedent kende): online zijn, surfen, scrollen, swipen, being on The Gram. Zijn sommige vormen van tijdverlies beter dan andere? Het is een existentiële in plaats van een academische vraag.
• Herman Asselberghs. Time Wasted, tot 30 juni, Argos, Werfstraat 13, Brussel.