herman de vries, ‘all’ en ‘no thing’ in Schiedam
herman de vries heeft een atelier van honderden vierkante kilometers: het Steigerwald, een bos in Duitsland. Iedere dag loopt de 83-jarige kunstenaar er – al dan niet gekleed – een paar uur rond. Soms rookt hij er een hasjpijpje, soms denkt hij er na, soms niet, soms oogst hij er een kunstwerk. Zonder veel verdere ingrepen stelt hij planten en stenen die hij er aantreft tentoon.
de vries werd in 1957 al ontdekt door Willem Sandberg, de toenmalige directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam. Toch is hij niet echt bekend bij een groot publiek. Daar komt dit jaar verandering in: de vries zal Nederland vertegenwoordigen op de Biënnale van Venetië en zijn werk zit in de grote ZERO-tentoonstelling van het Guggenheim. Momenteel vinden in het Stedelijk Museum Schiedam en in de Ketelfactory solotentoonstellingen plaats.
Op de tentoonstelling in het Stedelijk Museum (curator Colin Huizing) is onder de titel all een overzicht te zien van ruim een halve eeuw kunstenaarschap. Van informele kunst meandert het oeuvre via abstract expressionisme en de ontdekking van de natuur als readymade naar de Nul-beweging en onderzoek naar taal.
Rond 1960 bereikt de vries een nulpunt in de vorm van volledig witte kunstwerken. Uit deze radicale schilderijen is iedere verwijzing naar de werkelijkheid buitengesloten. Ze lijken op het eerste gezicht sterk te contrasteren met de rest van het oeuvre, waarin de natuur in al haar grillige onvoorspelbaarheid een hoofdrol speelt. Maar al snel blijkt dat geen enkel werk, of het nu een streng wit geschilderd paneel is of een speels tapijt van herfstbladeren, een verwijzing bevat naar de werkelijkheid: het is de werkelijkheid.
Typerend voor het werk van de vries is een combinatie van poëzie, filosofie en een radicaal conceptualisme. Zijn inspiratiebronnen lopen dan ook uiteen van het zenboeddhisme tot botanie, Wittgenstein, psychedelica, Tao en kruidengeneeskunde. Dat zou een recept kunnen zijn voor een vreselijk zweverig theoretisch kader en een oeuvre dat alle kanten opschiet, maar gelukkig gebeurt het tegengestelde. Het werk is juist prettig down to earth, letterlijk en figuurlijk. Dat komt door het grote respect voor de natuur dat uit de werken spreekt, en het verlangen naar radicale eenvoud en bewustwording, dat als een rode draad door de tentoonstelling loopt.
all is ruim opgezet en verdeeld in thema’s zoals ‘random objectivation’ en ‘my poetry is the world’. In de zalen zijn videoschermen geïnstalleerd waarop te zien is hoe de vries – een vriendelijk gezicht, omkranst door woeste wenkbrauwen en een grote witte baard – op verhelderende wijze over zijn werk spreekt. Het is een waardevolle toevoeging, omdat de kunstenaar zo’n wezenlijk onderdeel is van het werk, maar ook omdat hij bijvoorbeeld wijst op de geneeskrachtige werking van de planten die ingelijst aan de muur hangen.
Een hoogtepunt vormt het drieluik 1, 2 en 3 uur onder mijn appelboom uit 1975. Op witte vellen zijn boomblaadjes gedwarreld en vervolgens gefixeerd, als een eenvoudige, maar zuivere opname van het moment. In andere werken zijn bladeren juist in een grid gerangschikt. De ordening laat de rijke variëteit in kleuren en vormen van het blad echter toe, brengt er geen hiërarchie in aan, en is daardoor niet te streng.
Een ander mooi werk is le dépassement de la problématique de l’art (1990). Het is een ingelijst exemplaar van de gelijknamige publicatie van Yves Klein, met drie kleine blaadjes die er door het open raam van de vries’ werkkamer op waren gedwarreld. In zijn pure eenvoud is het een bijzonder doeltreffende manier om zich tot het werk en gedachtegoed van Klein te verhouden.
Behalve de werken met boombladeren is er ook een tapijt van geurige rozenblaadjes, en een van dierenbeenderen en met mos begroeide takken waar een minuscuul kevertje overheen kruipt. Of dat kevertje wel of niet de bedoeling is, maakt niet zoveel uit.
Zoals de beste tentoonstellingen laat all je met nieuwe ogen naar de wereld kijken, ook wanneer je het museum hebt verlaten. En je krijgt er heel veel zin van in een boswandeling. De wandeling door het herfstige park naar de Ketelfactory voelt dan ook eerder als een voortzetting dan als een onderbreking. In deze kleinere kunstruimte maakte de vries onder meer een muurtekening van houtskool. Op een film is te zien hoe hij met ontbloot bovenlijf in één beweging de tekening aanbrengt. Een zwarte handafdruk rechtsonder vormt een letterlijke handtekening.
Het radicaalste werk is misschien wel zicht op de buitenhaven en de plantage, dat in feite alleen bestaat uit die tekst, vlak onder een raam geplaatst. Het uitzicht is alledaags: een kade, een parkje, een brug. Dan komt er, extreem gracieus, een zwart plastic zakje uit de lucht naar beneden gedwarreld. Is het jammer dat het afval is, in plaats van een blad in vurige herfstkleuren? Misschien. Maar dat ik poëzie in een willekeurig plastic zakje zie, maakt duidelijk waarom het werk van de vries zo goed is. De herwaardering is terecht; het belooft een waar feest te worden om volgend jaar de Giardini door de ogen van deze kunstenaar te mogen bekijken.
• herman de vries. all in Stedelijk Museum Schiedam, Hoogstraat 112, 3111 HL Schiedam (010/246.36.66; www.stedelijkmuseumschiedam.nl); herman de vries. no thing in de Ketelfactory, Hoofdstraat 44, 3114 GG Schiedam (010/473.81.23; www.deketelfactory.nl). Beide tot 18 januari 2015.
• Bij de tentoonstellingen verscheen de driedelige catalogus herman de vries. all white no thing (Stedelijk Museum Schiedam/De Ketelfactory, 2014). Van Cees de Boer verscheen tevens herman de vries. overal stroomt mijn oog (Uitgeverij De Kunst, Faradaystraat 19, 8013 PH Zwolle, 2014). De Boer treedt samen met Colin Huizing op als curator van het Nederlands paviljoen op de Biënnale.