width and height should be displayed here dynamically

In de marge. Museum Dr. Guislain.

Afgelopen zomer was er in het Museum Dr. Guislain werk te zien van 22 Belgische fotografen, losjes gegroepeerd rond het thema In de marge. Het thema werd door curator Kaat Dejonghe opsommend ingevuld als ‘het afwijkende, het delinquente, het buitengewone, het onopgemerkte, het ordinaire’. We kregen er reeksen te zien over Roma in de sloppenwijken van Kosice en Hermanovce in Slowakije (Filip Claus), over Palestijnse vrouwen in de bezette gebieden (Brigitte Grignet), over de architecturale ontsporingen aan de Spaanse kustlijn (Nick Hannes), over de erbarmelijke leefomstandigheden in de werk- en strafkampen in Siberië (Carl De Keyzer), over de wraakroepende toestand waarin de Oost-Europese gezondheids- en ziekenzorg zich bevindt (Tim Dirven). Maar we konden er evengoed een reeks over het kleurrijke, feestvierende en licht beschonken België van de jaren 70 en 80 aantreffen (Harry Gruyaert) of samen met de fotografe even binnenkijken in rommelige Amerikaanse interieurs (Bieke Depoorter). Als bezoeker wandelde men van de ene reeks naar de andere, nu eens vertederd door de tegelijkertijd dreigende en amusante zoölogische opnames van Michel Vanden Eeckhout, dan weer geprikkeld tot moreel verzet door de confrontatie met een stuitend onrecht (zoals in de reeks van Dieter Telemans over het tragische lot van albino’s in Tanzania).

Soms sprong er een reeks uit, puur op basis van haar esthetische kwaliteit, zoals de wat enigmatische ‘portrettenreeks’ van Marc Trivier of de in dramatische zwart-witcontrasten gevatte reportage van Gert Jochems uit (alweer) Siberië. Vooral dat laatste werk – een schrijnend verslag van desolaatheid, armoede en existentiële eenzaamheid – imponeerde door de manier waarop de fotograaf erin slaagt zijn eigen positie als buitenstaander te laten doorklinken. Zijn beelden lijken nog het meest op het product van een koortsdroom, gevuld met ongrijpbare fantomen en onpeilbare gebeurtenissen. Het cinematografische effect van zijn serie zorgt ervoor dat de pure transcriptie van de wereld wordt geïnjecteerd met een flinke dosis fictie. Dit werk is zowat alles wat reportagefotografie niet behoort te zijn: resoluut subjectief, zelfs tendentieus, emotioneel, atmosferisch in plaats van neutraal en beschrijvend… Het is een reeks die een ervaring wil oproepen, eerder dan inzicht te geven in een concrete situatie. En toch ontstaat het gevoel dat we juist hier, in deze fictieve ruimte, zo uitdrukkelijk bezet door de fotograaf, dichter bij de kern van het onderwerp komen dan bij een ‘klassieke’ reportage.

Maar deze zeldzame lichtpunten konden niet verhelen dat de tentoonstelling als geheel een wat teleurstellende indruk naliet. ‘In de marge’ wordt zo ruim gedefinieerd dat men zich kan afvragen wat er zich dan in ‘het centrum’ zou moeten bevinden. Wat is er uiteindelijk zo afwijkend aan Koptische tatoeëerders (Jan Locus) of aan de beoefenaars van voodoo (een reeks van Gaël Turine die hier een hele zaal mag vullen)? Is immers niet elke religie buitengewoon, zeker vanuit het perspectief van hen die dat geloof niet aanhangen? En is er eigenlijk iets vreemds aan een vader en zoon die passioneel van voetbal houden (Jimmy Kets)? Waarom hen dan hier opvoeren als zonderlingen, als rariteiten? Uiteindelijk komt men niet verder dan een wel heel voorspelbare invulling van het begrip ‘marginaliteit’: alles wat niet beantwoordt aan de leefwereld van de hypothetische tentoonstellingsbezoeker wordt als ‘vreemd’ weggezet. Of de fotografen die zich engageren om complexe maatschappelijke mutaties in beeld te krijgen (zoals John Vink in zijn serie over de onteigeningsproblematiek in het naoorlogse Cambodja) ook vinden dat ze zich met marginale fenomenen bezighouden, is nog maar de vraag.

Maar uiteindelijk deed deze thematiek er voor de curator niet echt toe. De tentoonstelling ging niet echt over ‘marginaliteit’ en al evenmin over de relatie tussen ‘fotografie en het marginale’, zo blijkt uit een gesprek van Eric Min met Kaat Dejonghe, opgenomen in de catalogus. Dejonghe zegt vooral sterke, ‘krachtige’ beelden te willen tonen: beelden die ‘voor zichzelf spreken’, die de toeschouwer ‘esthetisch’ kunnen treffen. (Wat die esthetische criteria dan precies inhouden wordt nergens duidelijk gemaakt.) Uiteindelijk gaat het dus niet om de documentaire inhoud, maar om de ‘mooie plaatjes’. Dat werd al duidelijk nog voor men de eigenlijke tentoonstellingsruimte betrad. In de open patio voor de ingang van het museum werd een reeks beelden van Carl De Keyzer (uit zijn serie Zona. Siberian Prison Camps) opgespannen. De op canvas gedrukte beelden hingen er zonder enige beschutting, overgeleverd aan weer en wind, zonder enige duiding ook, als kleurrijke, heldere, leesbare beelden die men kan ontraadselen door er simpelweg naar te kijken. Op geen enkel moment werden deze beelden als foto’s behandeld, dat wil zeggen als het product van een specifiek genre, van een specifieke manier van kijken, bestemd voor een specifieke markt, gemaakt op een specifieke plaats en welbepaald moment in de geschiedenis. Deze vragen lossen op in de vage esthetische sensatie die het publiek geacht wordt te ondergaan.

Het (al te) brede thema zorgde uiteindelijk voor een pure nevenschikking van fotografische beeldverhalen. Men huppelde van reeks naar reeks, van de ene plek in de wereld naar de andere, van het ene moment in de geschiedenis naar het andere, zonder de sprongen ertussen te kunnen duiden. Het groot aantal beelden mocht dan al leiden tot een zekere visuele verzadiging, dat nam niet weg dat er eigenlijk weinig (aan)getoond en bijna niets op het spel gezet werd. Hier geen poging om de toeschouwer een dieper inzicht in de aangekaarte thematiek te bieden, hem te prikkelen met een sprankelende these over de (moreel toch wel beladen) connectie tussen marginaliteit en fotografie, of hem te informeren over de precaire toestand waarin de hedendaagse documentaire fotografie verkeert.

In de Marge. Belgische documentaire fotografie liep van 2 juni tot 4 september in het Museum Dr. Guislain, Jozef Guislainstraat 43,
 9000 Gent
 (09/216.35.95; www.museumdrguislain.be).