width and height should be displayed here dynamically

John Heartfield. Fotografie plus dynamiet

Een tentoonstelling bezoeken in coronatijd is een ervaring op zich. Bij het betreden van de museumzalen van De Fundatie zie ik uitsluitend zwarte doeken. De fotomontages van John Heartfield (1891-1968) zijn afgedekt, om ze te beschermen tegen licht. Voor mijn bezoek halen de museummedewerkers de afdekschermen weg. Zo hebben de werken in eerste instantie iets van religieuze iconen, die in orthodoxe kerken soms achter verduisterende gordijnen schuilgaan en alleen voor de priester toegankelijk zijn. Heartfield had met zijn kunst evenwel precies het tegenovergestelde op het oog: hij zocht niet alleen een zo groot mogelijk publiek, maar wenste bovendien iconen te vernietigen. Getuige de fotomontage met de kunstenaar zelf, die met een schaar het hoofd afknipt van de Berlijnse politiecommissaris Karl Zörgiebel. Erboven staat de programmatische tekst: ‘Benütze Foto als Waffe!’

Fotografie plus dynamiet – een titel ontleend aan de criticus Adolf Behne – is een samenwerking van Museum De Fundatie met de Royal Academy of Arts in Londen en de Akademie der Künste in Berlijn. De laatste beheert de nalatenschap van John Heartfield, Helmut Herzfeld (hij veranderde zijn naam uit protest tegen de anti-Britse sentimenten in Duitsland tijdens en na de Eerste Wereldoorlog). Die nalatenschap is vanzelfsprekend veel omvangrijker dan wat vertoond kan worden; alleen voor de Arbeiter-Illustrierte Zeitung maakte hij al zo’n tweehonderd montages! Naast zijn meest bekende en iconische fotomontages zijn er boekomslagen te zien (die hij ontwierp voor onder anderen Kurt Tucholsky en Upton Sinclair), posters, toneelontwerpen, sculpturen en objecten uit zijn persoonlijke verzameling. De expositie is grotendeels chronologisch opgezet, beginnend bij zijn dadaïstische periode en samenwerking met George Grosz in de jaren twintig (Dada ist Gross und John ist sein Prophet, 1920), dan zijn antifascistische fotomontages uit de jaren dertig en veertig, en eindigend met zijn naoorlogse werk uit de DDR, waar hij tentoonstellingen voorbereidt en samenwerkt met geestverwanten als Hanns Eisler en Bertolt Brecht, maar politiek gezien in de luwte blijft.

Heartfields werk laat zien dat kunst, in tegenstelling tot wat wel beweerd wordt, politiek gezien niet ‘ambigu’ hoeft te zijn. Wie of wat zijn doelwit is, is duidelijk genoeg. Walter Benjamin, eveneens een vriend en geestverwant die het montageprincipe emuleerde voor zijn eigen teksten, schreef: ‘De massa wil niet worden ‘onderricht’. Kennis kan ze alleen opnemen met een kleine shock, die de ervaring in het innerlijk vastnagelt.’ Afwisselend levert Heartfield die shock door middel van geweld, vervreemding of humor. Het laatste bijvoorbeeld in Stimme aus dem Sumpf (‘stem uit het moeras’, 1936): een pad met het onderschrift: ‘Drieduizend jaar consequente inteelt bewijst de superioriteit van mijn ras.’

Zijn bekendste werken maakte Heartfield voor de voorpagina van de reeds genoemde Arbeiter-Illustrierte Zeitung, een communistisch tijdschrift voor arbeiders en werklozen; de beelden waren inderdaad bedoeld als wapens. Ze poneren in een oogopslag het nauwe verband tussen kapitalisme en fascisme, zoals in de montage van Hitler die zijn karakteristieke saluut brengt, terwijl achter zijn rug een bankier wat bankbiljetten in zijn opgeheven hand drukt; of de ‘röntgenfoto’ met de tekst: ‘Adolf der Übermensch: schluckt Gold und redet Blech’ (‘blik praten’ wil zeggen: onzin verkopen). En hij toont hoe kapitalisme en fascisme tezamen wel moesten resulteren in oorlog: ‘Krieg und Leichen – die letzte Hoffnung der Reichen’, zoals de tekst luidt bij een beeld van een jakhals met cilinderhoed op het slagveld. Maar ook sociaaldemocraten, die de illusie koesterden het ‘kapitalo-fascisme’ te kunnen domesticeren, kregen ervanlangs. Want voor Heartfield was het zonneklaar: op een beeld met het hoofdgebouw van de Volkerenbond in Genève waarboven de nazivlag wappert, zien we een aan een bajonet geregen duif en de tekst: ‘Wo das Kapital lebt, kann der Frieden nicht leben.’ In dat opzicht was hij niet alleen artistiek maar ook politiek vooruitziend. Een werk van enkele jaren daarvoor, getiteld Das tote Parlament (1930), toont de lege Reichstagsbanken met de tekst ‘§48’ – de wetsparagraaf die Hitler later zou inzetten om het parlement te ontbinden en per decreet te kunnen regeren.

In treffend contrast met het shockkarakter van Heartfields montages staat het geduldige handwerk dat erin zat, en waar de tentoonstelling een mooi beeld van levert: zorgvuldig verzamelde knipsels, netjes uitgeknipte papieren figuurtjes, en een zelf vervaardigd Ieperkruis van patroonhulzen (voor het boekomslag van Die heiligsten Güter van Ilja Ehrenburg). Het heeft iets aandoenlijks: je kan hem bijna zien zitten achter zijn bureau, in de weer met schaar en lijm, en een kwastje voor het retoucheren van de randen. (Zijn kleinzoon herinnert zich in een interview dat Heartfield wel iets van een kind had, en dat zijn buitenhuis in Waldsieversdorf vol stond met speelgoed.) Ook krijgen we, in de vorm van schetsen en proefafdrukken, een making of te zien van een boekomslag van Upton Sinclairs roman So macht man Dollars (de Duitse vertaling van Mountain City), waarop drie nette heren in een dollarteken klimmen; een montage waarvoor Heartfield eerst drie modellen op een bouwsteiger moest fotograferen. Mede dankzij Heartfields werk werden Sinclairs boeken in Duitsland beter verkocht dan in de Verenigde Staten, zijn thuisland.

Het was niet alleen coronatijd, maar ook verkiezingsdag toen ik de tentoonstelling bezocht. Misschien trof me daardoor des te sterker de blijvende relevantie van Heartfields werk. Daar had ik de begeleidende exposities niet eens voor nodig gehad, al benaderen sommige van de getoonde cartoons van Trik en van kunstenaarscollectief Gorilla zijn visuele zeggingskracht. Wat opvalt in dit randprogramma is dat er weliswaar kritische en geëngageerde kunst over racisme, #metoo en ecologische destructie is, maar vrijwel geen werk dat expliciet antikapitalistisch is of aan klassenstrijd refereert, toch het centrum van Heartfields werk. Hoe dan ook, die actualisering is overbodig omdat Heartfields beelden hun kracht hebben behouden, zelfs wanneer wij, in tegenstelling tot zijn tijdgenoten, misschien niet altijd alle personen en verwijzingen onmiddellijk kunnen plaatsen.

Een voorbeeld van die tijdloosheid is het even krachtige als sobere Ob Schwartz, ob Weiss – im Kampf vereint! (1931). We zien een witte en een zwarte arbeider met geheven vuisten, en daarbij het volgende puntdicht, vermoedelijk geschreven door Johns broer Wieland: ‘Ob schwarz, ob weiß – im Kampf vereint. Wir kennen nur eine Rasse, wir kennen alle nur einen Feind – die Ausbeutersklasse.’ Hoewel het de vraag is of het voor de verkiezingsuitslag en de winst van extreemrechts veel had uitgemaakt, is het treurig dat deze tentoonstelling medio maart niet voor het grote publiek toegankelijk was.  

 

• John Heartfield. Fotografie plus dynamiet, tot 22 augustus in Museum de Fundatie, Blijmarkt 20, Zwolle.