width and height should be displayed here dynamically

Karthik Pandian & Andros Zins-Browne: Atlas Unlimited (Acts I-III)

Andros Zins-Browne (VS/BE) en Karthik Pandian (VS) omschrijven hun tentoonstelling Atlas Unlimited in Netwerk Aalst als een ‘migrating exhibition’. Terwijl een ‘touring exhibition’ met dezelfde werken en scenografie diverse steden aandoet, verandert deze tentoonstelling met elke nieuwe locatie van vorm en samenstelling. Zelfs per locatie evolueert ze voortdurend door de inbreng van een groep ‘bouwers’. De tentoonstelling die ik eind september en eind oktober zag in Aalst bestaat ondertussen dus niet meer in die vorm. Sommige werken zijn zelfs onherkenbaar aangetast. Elke beschrijving is zo bij voorbaat achterhaald. Toch weerspiegelt die weerbarstige eigenaardigheid de essentie van deze tentoonstelling, die een voorlopig eindpunt vormt van het zesjarige Atlasproject dat ontstond in Marrakech, verhuist in 2019 van Aalst naar Chicago en keert dan terug naar België, meer bepaald naar Antwerpen.

De ‘bouwers’ zijn een bont internationaal gezelschap. Leden zijn onder andere Zakaria Almoutlak, een naar Brussel gevluchte Syrische beeldhouwer en vertaler, de Egyptische cartoonist Makhlouf, Egyptische muzikanten en de Aalsterse carnavalsbende De Looizemannen. De output van deze ‘bouwers’ neemt vele vormen aan: sculpturen, toneeldoeken, installaties, maar ook cartoons en performances. Aan de hand daarvan vertellen de ‘bouwers’ ‘verhalen over migratie, vestiging en heropbouw – verhalen die persoonlijke getuigenissen vermengen met fictieve vertellingen’. Ze vertellen die terwijl ze aan het werk zijn.

Zwaartepunt in de drie maanden durende expo zijn drie ‘Acts’. De eerste, op 22 september, was een carnavalsoptocht in Aalst. Een kameel van piepschuim, gemaakt door carnavalsvereniging De Looizemaanen speelde daarin de hoofdrol. De afgehakte kop van die kameel werd een centraal stuk in de tentoonstelling. Op 26 oktober volgde een performance. De Franse vertaalster Nada Ghosn gaf een rondleiding in de tentoonstelling. Ze deed daarbij alsof ze een exclusieve preview gaf van de biënnale van Marrakech in 2012. De laatste ‘act’ zal doorgaan op 14 december. Deze ‘Act’ wordt alweer een performance, maar die zal zich afspelen in de verre toekomst, in het jaar 2028. Zakaria Almoutlak keert in dat jaar terug naar zijn geboortestad Palmyra in een poging om de stad en zijn eigen geschiedenis te reconstrueren. Een mock-up van zijn atelier biedt er een voorproefje van in de tentoonstelling. Al deze ‘Acts’ en verhalen van de ‘bouwers’ steunen dus op de objecten in de tentoonstelling.

De tentoonstelling ‘werkt’ echter ook zonder ‘Acts’. Dat bleek bij een eerste bezoek op de eerste zaterdag na de opening, als ze nog zeer ‘onaf’ was en er geen bouwers te bekennen waren. Op het eerste gezicht lijkt het nochtans een ratjetoe van ongelijksoortige, ongesigneerde objecten. Aan de ingang: een oor in piepschuim van de carnavalskameel. Twee studies voor toneeldoeken of filmsets blokkeren vervolgens het zicht. Het ene doek toont de ruïnes van Palmyra. Het andere doek lijkt op een belegerde Noord-Afrikaanse stad. Opzichtig overmaatse en ingewikkelde houten stellages houden beide doeken omhoog. Daarachter de kop van de carnavalskameel, die op 22 september brutaal van zijn lijf gescheiden werd. Deze objecten volgen een beproefde beeldformule. Ze zijn anoniem van factuur, als een soort readymades.

Voorbij de kamelenkop bespeelt de expositie andere registers. Boogvormige figuren op een muur suggereren oude stadspoorten. Ze ontstonden door verflagen van eerdere expo’s weg te schuren. Daarnaast stellen ruw uitgehakte panelen zo’n poort even onbeholpen voor op ruimtelijke wijze. Een paneel bewerkt met kalk evoceert dan weer de textuur van oosterse stadswallen, maar heeft net zo goed iets weg van een abstract schilderij. Het verschil met de toneeldoeken of de kamelenkop is enorm. Hier lijken ‘makers’ aan het werk geweest te zijn, met een herkenbare ‘hand’, ook al zijn de werken ongesigneerd. Pas in de ‘Act’ op 26 oktober werd van enkele werken ‘verraden’ wie ze maakte. De radde praatjes van Nada Ghosn bevestigden op die dag ook dat hier een artistieke intentie in het spel was.

In het laatste lokaal suggereren een plateau, een verweerde, geblutste stalen deur en wanden met raamopeningen het atelier van Almoutlak. Over hem kom je in de brochure te weten dat hij zich in Palmyra met medeweten van het roofzuchtige regime bekwaamde in vervalsingen van antieke sculpturen, onder meer van een kameel. Ook op 26 oktober vertelde hij dat verhaal. In het midden staat een onafgewerkte sculptuur, misschien wel zo’n kameel; curieus detail: tegen het plateau, onder de deur, werd steengruis aangeharkt. Of dit afval van Almoutlaks beeldhouwen is, of dat het hier met opzet naar binnen gehaald werd, pakweg als een vage verwijzing naar een ‘non-site’, minus de spiegels, van Robert Smithson, blijft net zo onbeslisbaar als het statuut van alles wat je hier ziet. Belangrijk is ten slotte ook de satirische strip waarmee de brochure, zonder één woord uitleg, en alweer zonder signatuur, opent. (Wie verder leest vermoedt dat Makhlouf de auteur is, maar toch…). Hij steekt de draak met het mediaspektakel rond de Arabische Lente, met kamelen als centrale figuren. Grafisch zou je echter zweren dat het een Belgische strip is, stijl Bollie en Billie. Hij resoneert met de grapjasserij van de Aalsterse kameel, met dat verschil dat Makhloufs grappen hem de kop zouden kunnen kosten.

Deze tentoonstelling confronteert je zo in een heel kort bestek met extreem diverse beeldregisters en (pseudo)artistieke strategieën, die elkaar overlappen, tegenspreken en finaal opheffen. Toch is dit geen postmodern spelletje ‘het publiek ontwrichten’. Een kort essay van Aruna D’Souza in het boekje dat je als bezoeker meekrijgt, zet helder uiteen dat deze tentoonstelling deel is van een ondertussen minstens zes jaar oud project dat eerder de vorm van een video-installatie, een film en een performance aannam, en zijn oorsprong vond in de Arabische Lente. De kunstenaars merkten dat beelden van die revolutie, de eerste die via sociale media ‘in real time’ verslagen werd, in het Westen bijna onmiddellijk een vrijheidsfetisj werden. Maar zo snel als de vreugde oplaaide, sloeg in diezelfde media daarna ook de teleurstelling toe. De beelden verloren al hun glans toen bleek dat er ‘in het echt’ niets veranderde. Wat betekenden die beelden dan? Wat met de vluchtelingencrisis die volgde? Het Atlasproject, waarvan ‘Atlas unlimited Aalst’ dus maar een etappe is, vertrok, zo lichtte Zins-Browne mij in een gesprek verder toe, vanuit de ‘deels bloedernstige, deels absurde’ poging om een blijvend, een ‘echt’ beeld van die revolutie te maken.

Zo’n poging was de film Atlas/Inserts. Daarin leren kamelen een moderne choreografie uitvoeren. De kunstenaars kozen kamelen, omdat die als de lastdieren van de woestijn symbool kunnen staan voor het volk dat zucht onder de grillen van de geschiedenis. De film ironiseert de pretentie van hedendaagse kunst om in zo’n revolutie ‘bevrijding’ of ‘verlichting’ te brengen en ridiculiseert de ‘goede bedoelingen’ van westerse kunstenaars. Zij voelen immers geen centje pijn. Integendeel: ze reizen vrolijk de wereld rond, ongehinderd door grenzen die voor de vluchtelingen een beklemmende werkelijkheid zijn.

Pandian en Zins-Browne bieden een alternatieve benadering waarvan de sleutel ligt in het onopvallende streepje aangeharkt gruis. Deze tentoonstelling is als dat gruis. Al wat je hier ziet zijn brokstukken, resten die op een of andere manier verwijzen naar de Arabische Lente als een geschiedenis die talloze levens vermorzelde en vermaalde. De objecten en kunstwerken in wording poseren als ‘getuigenissen’ of evoceren gebeurtenissen, zonder dat je kan nagaan hoe echt of verzonnen ze zijn. Ze leveren zo geen ‘waarheid’ op. Ze bieden niet het ‘echte’, complete beeld van deze onbegrijpelijk brutale geschiedenis waar Zins-Browne op zinspeelt. Ze doen wel iets anders. Elke ‘bouwer’ zet ze in als een soort ‘stapstenen’ om de gaten in zijn leven te overbruggen, om er terug een zinvol verhaal rond te bedenken. Of dat historisch accuraat is, lijkt minder van tel dan de mogelijkheid die het opent om terug over een toekomst te denken. In Act 3 zal het inderdaad over 2028 gaan. Parthian en Zins-Browne tonen dat proces van verzamelen, demonteren en terug samenstellen, zonder belerende intenties. Het resultaat is bitter en hoopvol tegelijk. De tentoonstelling meet de schade op, maar speculeert ook op de imaginaire schatten die tussen het puin verscholen liggen.

 

• Karthik Pandian & Andros Zins-Browne: Atlas Unlimited (Acts I-III), tot 16 december in Netwerk Aalst, Houtkaai 15, 9300 Aalst.