width and height should be displayed here dynamically

Mark Manders

Al zo’n twaalf jaar werkt de Arnhemse beeldhouwer Mark Manders aan een oeuvre dat hij vangt onder de evocatieve noemer Zelfportret als gebouw. Het imaginaire huis dat hij voor zichzelf optrekt, kent intussen vele kamers, en laat zich lezen als een seismograaf van zijn ontwikkeling. De complexiteit van Manders’ project was voor Saskia Bos, directeur van De Appel, een van de redenen hem te verkiezen als Nederlandse afvaardiging naar de veertiende Biënnale van Sao Paulo in Brazilië. In Oscar Niemeyers modernistische architectuur heeft Manders twee ruimtes uitgekozen, waarin hij tot 13 december 1998 veertien nieuwe toevoegingen aan zijn zelfportret in wording liet zien. Uiteraard moet een dergelijk prestigieus Nederlands visitekaartje, waarachter de Mondriaan Stichting zich heeft geschaard, vergezeld worden door een verzorgd boekwerk. Mark Manders Self-portrait in a surrounding area heet de publicatie. Hoewel de catalogus verscheen ter gelegenheid van deze biënnale is het geen beeldverslag van Manders’ Braziliaanse project. Wie zich geen reis naar Sao Paulo kan permitteren, blijft dus verstoken van de aanblik van Manders’ verrichtingen aldaar. Het van buiten wat kleurloos ogende boekwerk blijkt niet veel meer te bieden dan een overzicht in vogelvlucht van Manders’ uitdijende opus. De kleurenfoto’s, die scheutig over het boek zijn uitgestrooid, geven een rondleiding in zevenmijlslaarsen door zijn virtuele constructie, laten oud en nieuw werk kriskras door elkaar zien, en tonen zowel zaaloverzichten als close-ups van individuele installaties. “Manders is zeker geen gemakkelijke kunstenaar,” merkt Mondriaan Stichting-directeur Melle Daamen op in zijn inleiding. En als om die opinie kracht bij te zetten, heeft men, behalve een kunstcriticus, twee filosofen gevraagd hun licht over het werk te schijnen. Hun bevindingen lopen nogal uiteen. De Zwitserse criticus Hans Rudolf Reust verklaart Manders’ oeuvre uit een onvervulbaar, maar vurig verlangen de werkelijkheid te vangen in een allesomvattende systematiek, analoog aan dat van de encyclopedie. A.W. Prins daarentegen beschouwt het juist als een poging de waardigheid aan de voorwerpen terug te geven, door deze uit de keten van gebruik en vernietiging te lichten en hen te laten stralen in hun nutteloosheid. Ruud Kaulingfreks tenslotte, gaat dieper in op de evidente onmogelijkheid van de mens om als gebouw door het leven te gaan. Kaulingfreks komt op de proppen met de weinig verrassende slotsom dat dit absurdistisch statement vooral metaforisch geïnterpreteerd dient te worden. Manders’ stellige bewering een gebouw te zijn, betoogt Kaulingfreks, mag strikt genomen strijdig zijn met de afspraken die wij ‘werkelijkheid’ noemen, hij zet wel aan tot een frisse blik op die werkelijkheid. Een nieuwe kijk – op Manders’ werk in dit geval – zal de lezer in deze catalogus tevergeefs zoeken.

 

• Mark Manders Self-portrait in a surrounding area uitgegeven door de Mondriaan Stichting, Jacob Obrechtstraat 56, 1071 KN Amsterdam (020/676.20.32).