width and height should be displayed here dynamically

Mondo Mendini

In 2006 maakt de Italiaanse designer en architect Alessandro Mendini (1931–2019) een tekening van een fabeldier, een zelfportret met als titel Ik ben geen architect, ik ben een draak. Het schepsel heeft het hoofd van een vormgever, de handen van een ambachtsman, de borst van een manager, de buik van een priester, de voeten van een kunstenaar, de benen van een graficus, de staart van een dichter en het lijf van een architect. Mendini presenteert zich als monster, als creatuur waarvan er maar één exemplaar bestaat, en dat komisch, raar of bedreigend overkomt. De wens is hier, gedeeltelijk, de vader van de gedachte. Mendini kan immers eenvoudig worden weggezet als een vrolijke, commerciële en ongevaarlijke designer, die aan de lopende band even functionele als luxueuze voorwerpen heeft bedacht, voornamelijk voor de Italiaanse firma Alessi. Bekend is de glimlachende kurkentrekker met een baljurk, Anna G, waarvan sinds 1994 bijna twee miljoen exemplaren zijn verkocht. Afhankelijk van de uitvoering varieert de prijs tussen dertig en zeventig euro. 

Dat Mendini meer is dan dat kan al 25 jaar aan den lijve worden ondervonden in Groningen. Eind jaren tachtig nodigde museumdirecteur Frans Haks (1938–2006) Mendini uit om een ontwerp te maken voor een museum in de noordelijkste stad van Nederland. Het resultaat: een driedelig sprookjeskasteel, als een vreemd, veelvormig, symmetrisch complex, in het water van een voormalige zwaaikom vlakbij het treinstation. Een centraal, hoekig gedeelte bevat het depot, het restaurant, het onthaal en de kantoren. Voor het ontwerp van twee grote pontons vooraan en achteraan nodigde Mendini collega’s uit: Philippe Starck bedacht een schijfvormige tentoonstellingsruimte, waarvoor Michele de Lucchi een oranje basis ontwierp. Het achterste ponton bestaat uit door Mendini ontworpen tentoonstellingszalen. Frank Stella werd uitgenodigd om daarbovenop een extra paviljoen te plaatsen: zijn voorstel bleek onhaalbaar, en in zijn plaats ontwierpen de architecten van Coop Himmelb(l)au een deconstructivistische toevoeging – een stijl die begin jaren negentig nog net en vogue was. Ook vandaag blijft de brug die tot aan de museumingang leidt een drukke verkeersas in de stad, omdat het voor fietsers en voetgangers de kortste weg is om het centrum te bereiken.

Het museumgebouw van Mendini, geopend in 1994, belichaamt de bravoure, de zorgeloosheid, de kapitaalkracht en vooral de vrijheid die museumdirecteuren in Nederland bezaten in de jaren negentig, schijnbaar onbelemmerd door politieke bemoeienissen. In Groningen leek die vrijheid het grootst: in dezelfde periode bouwden ook Bernard Tschumi, Zaha Hadid en Rem Koolhaas er al dan niet tijdelijke paviljoenen. Het Groninger Museum, sinds 2012 onder leiding van Andreas Blühm, besloot het vijfentwintigjarige jubileum te vieren met de tentoonstelling Mondo Mendini. De Italiaanse vormgever bedacht het concept – aanvankelijk onder de titel Mendini My Masters – maar overleed in februari 2019. Het waren Francesco Mendini (zijn broer), Alex Mocika en Beatrice Felis, gedrieën al decennialang werkzaam bij Atelier Mendini, die zijn werk voortzetten.

Met de tentoonstelling, zo schreef Mendini in mei 2018, ‘wil ik laten zien hoeveel ik heb geabsorbeerd van culturele stromingen en meesters die ik gedurende mijn carrière ben tegengekomen’. Zeventig van de ongeveer tweehonderd kunstwerken of objecten zijn gemaakt door andere kunstenaars of vormgevers. Het resultaat, aldus Mendini, ‘echoot in een humanistische ruimte, verlangend naar de utopie. Hier bespeelt esthetisch besef de kunsten als instrument en neemt ethisch besef de ontmanteling van retoriek, privileges en valse legenden op zich.’ Mendini wil ongrijpbaar blijven, autonoom als een speelvogel die geen politiek engagement aangaat, niets wil aankaarten, oplossen of veranderen, maar enkel door middel van het vormgeven van objecten en ruimtes een maatschappelijke rol wil vervullen, juist door de actualiteit en de verplichtingen van die maatschappij gedeeltelijk te negeren.

De tentoonstelling is niet chronologisch maar thematisch geordend, of eerder nog methodologisch, op basis van technieken en strategieën. Dit oeuvre een plaats geven binnen historische of theoretische categorieën is allesbehalve het uitgangspunt, en bijvoorbeeld Mendini’s band met andere exponenten van het naoorlogse Italiaanse design (zoals Memphis, Andrea Branzi of Superstudio) komt slechts anekdotisch ter sprake. De zalen – 25 jaar geleden nogal labyrintisch gecomponeerd – dragen titels als ‘De kunsten uitdagen’, ‘Voorwerpen bezielen’, ‘Vaardigheid en vakmanschap’, ‘Abstractie dramatiseren’, ‘Stippen aan de horizon zetten’, ‘Vormen bevrijden’, ‘De rijkdom van complexiteit’ en ‘De kunst van het experimenteren’.

Het zijn generische etiketten, en nu en dan is de selectie inwisselbaar. De verbindingen die Mendini legt zijn vaak op het brutale af. Zonder al te veel toelichting opent de zaal ‘Vormen bevrijden’ met een groot portret van de jonge Virginia Woolf, waarna enkele spitsige en hoekige, als met graffiti bekladde meubelstukken volgen, naast een versie van de spiegelende poort, een omgekeerde U, die tussen het station van Groningen en het museum staat. Onder de noemer ‘De kunsten uitdagen’ wordt de allereerste, scheve stoel van Mendini getoond, samen met een potloodtekening van Henri Matisse. In de zaal ‘Stippen aan de horizon zetten’ prijkt een gigantische versie van de Poltrona di Proust uit 1978, de pointillistisch beschilderde fauteuil die Mendini maakte na lectuur van Prousts Recherche, als kopie van het meubelstuk waar hij als baby samen met zijn tweelingzus in te slapen werd gelegd. Het zelfportret van de designer hangt aan de muur naast dat van de Franse auteur. Daarna volgt het pointillistische schilderij Mantes van Paul Signac uit 1900, maar ook, in een hoek van de zaal, een persfoto uit 2011 waar Mendini een cirkelvormig object van maakte: een rubberboot met een twintigtal vluchtelingen vanuit Afrika op weg naar Lampedusa, met oranje, groene, gele, rode of blauwe sweaters en reddingsvesten die inderdaad haast pointillistisch vibreren. Het esthetisch besef lijkt het ethische hier totaal weg te drukken. Of is het omgekeerd? Kan de aanwezigheid van de foto ook als relativerend of deemoedig geïnterpreteerd worden – als een onthulling van een designer die, al te eerlijk en fatalistisch, zijn politieke macht minimaliseert, om niet te zeggen ridiculiseert? Ook elders valt er tijdens Mondo Mendini verwonderd, verontwaardigd of ongelovig te glimlachen bij de blijmoedige en onverstoorbare inventiviteit van de bij elkaar gezette creaties. En zoals het cliché wil, liggen lachen en huilen nooit ver uit elkaar. Het gevoel dat overheerst is dat Mendini zelf, als een nar, zijn leven lang plezier heeft gemaakt, tegen beter weten in, bij momenten flirtend met het cynisme. Het gebrek aan ernst dat zijn oeuvre kenmerkt is een even fascinerend als onbereikbaar ideaal.

 

• Mondo Mendini, tot 5 mei in Groninger Museum, Museumeiland 1, 9711 ME Groningen.