width and height should be displayed here dynamically

Ontwerp het onmogelijke. Hendrik Wijdeveld

“De kern van het bijeengebrachte moet zijn datgene, wat in een juiching stervend-geboren wordt. Kort van leven, eeuwig van bestaan. Zo alleen is tentoonstellen een feest, zo brengt dat samenvoegen, ordenen en rangschikken, geluk aan de inrichters en bezoekers. Zo is tentoonstellen zelve een kunst en de inrichting niet alleen ter wille van het geëxposeerde, maar tevens om de wille van haar zelf; omhulling, stemming en imponerende achtergrond inéén. Elke tentoonstellingsinrichting vermindert haar waarde als ‘de wijze waarop’ niet in harmonie is met het geëxposeerde. Het is een wisselwerking.” Aldus de architect Hendrik Wijdeveld in 1929, en geciteerd in de catalogus van de tentoonstelling Ontwerp het onmogelijke. De wereld van Hendrik Wijdeveld (1885-1987) die tot 21 mei in het NAi te zien is.

De tentoonstellingsmakers hebben zich de woorden van Wijdeveld aangetrokken. Het is een feest om de tentoonstelling in de grote zaal van het NAi te bezoeken. Bij binnenkomst loopt de bezoeker eerst nog tegen een muur op, waar behalve de obligate introductie ook een serie utopische plannen van andere Grote Architecten opgehangen is. Dat mag op die plek wat dwangmatig overkomen, maar het maakt de ambitie van de tentoonstelling wel meteen duidelijk: Wijdeveld als Grote onder Groten neerzetten.

Als die hobbel eenmaal genomen is, begint het. In de halfduistere hoge ruimte zijn majestueuze tekeningen van Wijdeveld opgehangen aan fragiele kabeltjes. Het is mogelijk er omheen te lopen, of er tegenaan te botsen: ze worden even krachtig als kwetsbaar getoond. De ontwerpen zijn thematisch geordend. Korte toelichtingen op de thema’s worden geprojecteerd op de grond. Erg praktisch is dat niet. De projecties zijn niet altijd scherp en soms loopt er iemand door de tekst heen. Maar mooi is het wel en het relativeert meteen het belang van de tekst. De tekeningen zijn zorgvuldig uitgelicht en zuigen als het ware de aandacht naar zich toe. Het zijn kunstwerken die zich onttrekken aan de regels van de gewone architectuurtekening. Ze hebben niets te maken met zoiets banaals als een bestektekening. Ze staan volledig op zichzelf. Dat klopt deels ook met de inhoud: de tentoonstelling gaat niet enkel over architectuur, maar ook over toneeldecors, tentoonstellingsontwerpen, bosaanplant en badmutsen. Centraal in de zaal is een gigantische koker opgehangen waar een film op geprojecteerd wordt die voor deze tentoonstelling is gemaakt. Er worden ook weer tekeningen getoond, begeleid door ingesproken teksten van Wijdeveld en soms een fragment waar de man zelf in voorkomt. Veel kabaal, veel theater.

De wereld was in de ogen van Wijdeveld een totaalkunstwerk, en hij hield zich bezig met het ontwerp daarvan op iedere schaal. Van typografie tot planologie – Wijdeveld deed het allemaal. Dat was op zichzelf niet zo bijzonder. In zijn tijd zagen veel architecten zichzelf als totaalkunstenaars die zich ook bezighielden met kleding, meubels, grafiek en stedenbouw. Maar Wijdeveld deed het net iets theatraler dan de meeste anderen, zo blijkt uit de tentoonstelling en alle initiatieven daaromheen.

Tijdens de opening van de tentoonstelling stond de man centraal, niet zijn werk. Acteur Gerrit Timmers van het onafhankelijk Toneel speelde Wijdeveld in een scène uit het toneelstuk Het Gesprek, dat in 1978 is gemaakt op basis van een interview met Wijdeveld. Wijdeveld was breedsprakig en bombastisch, vol meeslepende verhalen en grootse visies. Tenminste, zo werd hij gespeeld, en een kleindochter zei na afloop dat het zeer herkenbaar was. Vervolgens werd hij – ook redelijk bombastisch – door Nic Tummers vergeleken met Frank Lloyd Wright en Le Corbusier. Tummers’ conclusie was dat Le Corbusier toch de grootste was van de drie. Maar op deze tentoonstelling stond Wijdeveld nu eenmaal centraal, dus ging het verder over hem. En over zijn werk.

Het NAi heeft ervoor gekozen geen overzichtstentoonstelling te maken van Wijdeveld, maar wilde de kern van zijn werk op theatrale wijze tonen. De catalogus pretendeert dan ook niet een complete monografie te zijn. Naar verluidt wordt aan een dissertatie over Wijdeveld gewerkt, dus ongetwijfeld volgt dat overzicht nog. Maar dan nog blijft de catalogus achter bij het onderwerp. Hij past niet goed bij Wijdeveld. Hij is te mager en te modieus.

Bij de tentoonstelling en catalogus Ontwerp het onmogelijke gaat het om Wijdeveld als utopist. Zijn gebouwde werk, zijn grafiek (met name bekend van het tijdschrift Wendingen) en zijn meubels blijven onderbelicht. Volgens Aaron Betsky, die een inleidend essay schreef in de catalogus, kunnen de utopische ideeën van Wijdeveld inspiratie bieden voor de aanpak van hedendaagse vraagstukken. Betsky plaatst Wijdevelds denken in een lange lijn van utopische plannen en komt via Le Corbusier en Team Ten uit bij Koolhaas en diens volgelingen, om vervolgens terug te keren naar Wijdeveld en diens verlangen naar een andere, betere, wereld. Halverwege dat relaas dringt zich de vraag op waarom dit in de catalogus van juist deze tentoonstelling terecht moest komen. Is het zoeken naar betekenis in de hedendaagse architectuurwereld niet te vluchtig en te vergezocht? Mogen bezoekers zelf niet de raakpunten met hun werkelijkheid ontdekken en benoemen?

Wijdevelds ontwerpen leken structuur en samenhang in een chaotische wereld te willen brengen. Daarom ook dacht hij niet alleen op de schaal van de stedenbouw en het landschap, maar ontwierp hij evenzeer de kleding, de badmuts, dicht op de huid. De brede, integrale benadering van architectuur en de opvatting van architectuur als een soort therapeutische, helende kunstvorm is arrogant en misschien onbezonnen. Dat is de charme van iemand als Wijdeveld, die niet terughoudend, niet dienstbaar, niet bescheiden of genuanceerd wilde zijn. De tentoonstelling is precies goed voor hem, en ze doet verlangen naar meer tekeningen, en naar foto’s, maquettes en meer beeld. Laat die dissertatie maar komen.

 

• Ontwerp het onmogelijke. De wereld van architect Hendrik Wijdeveld (1885-1987) loopt tot 21 mei in het NAi, Museumpark 25, 3015 CB Rotterdam (010/440.12.00; www.nai.nl).