width and height should be displayed here dynamically

The Shape of Things to Come: New Sculpture.

De zomertentoonstelling in de Londense Saatchi Gallery claimt een nieuwe generatie sculpturen te hebben ontdekt en wil die nu als geheel aan de wereld tonen. De grote, museale ruimtes van de galerie zijn op drie verdiepingen ingevuld met het werk van twintig kunstenaars geboren tussen 1931 en 1975, voornamelijk afkomstig uit de Verenigde Staten en West-Europa. Het grote verschil in leeftijd suggereert dat de zogenaamde ‘New Sculpture’ niet zozeer met een generatie van jonge kunstenaars samenhangt, maar eerder wijst op een gemeenschappelijke sculpturale benadering die bij verschillende kunstenaars van meerdere generaties voorkomt.

De Engelse pers besprak de huidige tentoonstelling uitvoerig als een soort nieuw hoofdstuk na de ondertussen behoorlijk belegen generatie van Young British Artists. Deze groep kunstenaars werd twee decennia geleden door hetzelfde instituut aan de wereld voorgesteld, onder meer in de legendarische Sensations-tentoonstelling. Maar ondanks het schisma dat de pers oproept, is het opvallend dat nogal wat sculpturen in de huidige tentoonstelling puur formeel een aanzienlijk aantal kenmerken deelt met de generatie waarmee ze zogezegd komaf wil maken: herkenbare, levensgrote objecten, menselijke figuren of dieren, met een barokke en bij momenten destructieve uitstraling. Een goed voorbeeld, en niet toevallig een van de meest gepubliceerde beelden van de show, is een paar gecrashte Japanse auto’s die elk aan een recht opstaande kolom zweven, een werk van de Duitse kunstenaar Dirk Skreber.

Toch is er op The Shape of Things to Come ook werk dat andere en iets frissere paden opzoekt. Een aantal werken op de tentoonstelling verwijst naar een wijd gamma van tradities uit de beeldhouwkunst: van prehistorische fetisjdieren (de Boli van Joanna Malinowska) over archeologische maskers (Matthew Monahan) tot modernistische iconen als Boccioni (in het werk van Rebecca Warren). Ook al zijn de sculpturale referenties erg uiteenlopend, de kunstenaars gaan er op eenzelfde manier mee om: ze gebruiken de referentie als een fysieke drager voor een hedendaagse boodschap, vaak met een politieke of sociale inhoud. Voor de bezoeker van de Saatchi Gallery gaat die onderliggende boodschap echter zo goed als helemaal verloren, en blijven enkel de sculptuurhistorische referenties over. Als je deze groep werken als geheel bekijkt, lijkt het wel of The Shape of Things to Come beter onder titel The Shape of Things that Were geopend was.

Een andere groep werken op de tentoonstelling slaagt er daarentegen beter in te tonen wat een hedendaagse sculptuur kan betekenen. Opvallend genoeg zijn het werken die niet zozeer een bestaande vormelijke traditie, maar een meer abstract kunsthistorisch concept oproepen. David Thorpe bijvoorbeeld exploreert in zijn werk de rol en betekenis van architecturale decoratie. Andere voorbeelden zijn de onmiskenbare verwijzing naar het 19de-eeuwse concept van de sublieme natuur in het werk van Kris Martin, en de modernistische fascinatie met de stad in David Batchelors lichtinstallatie. Hier wordt geen historische vorm uit de kast gehaald om een hedendaags thema in te verpakken, maar een herkenbare relatie tussen mensen en hun ruimtelijke omgeving opgeroepen of geanalyseerd. Het gaat wellicht niet om nieuwe sculpturen in de zin van nieuwe vormen of gekke objecten, maar eerder om een generatie die ‘beeldhouwkunst’ ervaart als een relationele discipline met een sterk architecturale ondertoon. De werken suggereren ook een gevoeligheid die mijlenver af staat van de zelfingenomenheid, het cynisme en de shockdoctrine van de Sensations-generatie, maar die niettemin in meerdere werken makkelijk overslaat in anekdotiek: het werk van Martin bijvoorbeeld is een serie rotsblokken waarop bovenaan een piepklein kruisje is geplaatst, een evocatie van het feit dat een mens dit stuk ruwe natuur ooit getemd heeft. Maar door een hele zaal in de galerie te vullen met een tiental van dit soort rotsblok-plus-kruisje-sculpturen, legt de installatie eerder de nadruk op de herhaaldelijke en ietwat anekdotische ontdekking van de kruisjes in plaats van een analyse te zijn van haar eigen kunsthistorische referentie. Van deze drie kunstenaars die met hun werk een ruimtelijke relatie analyseren is het vooral Thorpe die deze kritiek kan overstijgen: zijn werken in de Saatchitentoonstelling maken onmiskenbaar deel uit van een jarenlang sculpturaal onderzoek naar een bepaald kunsthistorisch concept. Het is vreemd genoeg een kwaliteit die je maar bij een aantal andere kunstenaars op de tentoonstelling terugvindt.

Na het doorlopen van de tentoonstelling, blijft de bezoeker zitten met de vraag welke lading nu precies gedekt wordt door de vlag ‘new sculpture’, zeker gezien de zo ambitieuze titel. De overduidelijke gemeenschappelijke noemers van de Young British Artists (een land, een generatie, eenzelfde cynisme) heeft plaatsgemaakt voor een collectie waarin sommige kunstenaars enkel een zaal delen omdat er een aantal formele of conceptuele gelijkenissen zijn tussen hun werk, bijvoorbeeld tussen de vervallen sculpturen van Peter Buggenhout en de chemisch aangetaste maquettes van Roger Hiorns. Bovendien is het bij een aantal kunstenaars niet duidelijk of het voorgestelde werk gekozen werd omdat het de beste representatie is van de thema’s die hen bezighouden, dan wel omdat het een bepaalde objectwaarde heeft. Maar misschien is het probleem gewoon dat de titel van de tentoonstelling een ambitie uitspreekt die niet strookt met wat zij uiteindelijk omvat: een collectie sculpturale objecten eerder dan een wervend discours van een nieuwe generatie.

The Shape of Things to Come, nog tot 16 oktober in de Saatchi Gallery, Duke of York’s HQ, King’s Road, Londen SW3 4SQ (www.saatchi-gallery.co.uk).