Tuinhuizen
Adriaan Geuze definieerde in zijn sublieme analyse van het archetypische Nederlandse rijtjeshuis onder meer het belang van de achtertuin: “Het ‘individuele universum van de eigentijdse stedeling’ heeft een tuin die net groot genoeg is om de illusie van een vrijstaande schuur te creëren. De stedeling moet altijd zijn klompen aan om zijn schuurtje te bereiken, hij woont immers ‘buiten’. In de schuur staan fietsen en de grasmaaier. De tuin heeft gras voor de kinderen en voor de waslijn en een tegelterras tegen het huis. In de tuin staan altijd tulpen of narcissen omdat het voorjaar dan eerder begint.” Het was 1996 toen Geuze Hollands suburbia minutieus documenteerde, maar in zijn beeldverhaal zijn ondertussen veranderingen in de archetypische tuin te bespeuren. Suburbia wordt steeds welvarender: het gras en de betonnen 30×30 tegels maken plaats voor sierbestrating en dito planten van het tuincentrum. En de schuur heeft er een concurrent bij: het tuinhuis.
Zes recentelijk ontworpen tuinhuizen van Piet Hein Eek zijn op ware grootte te bezichtigen in het Groninger Museum. Net als bij zijn project van sloophouten kasten, tentoongesteld in het Stedelijk Museum, bepaalt de aard van de gebruikte deuren en ramen de vorm en de functie van de huisjes. Zo is het type ‘studeerkamerhuis’ een rechthoekige doos, waarvan de voorwand compleet bestaat uit openslaande deuren en de achterwand uit een enorme boekenkast, het tuttige ‘tearoomtuinhuis’ heeft witte kruiskozijnen terwijl het ‘berging-tuinhuis’ voorzien is van twee donkergroene schuurdeuren. Met oppervlakten van gemiddeld vijftien vierkante meter en hoogtes tot ruim drieëneenhalve meter zul je Eeks tuinhuizen niet aantreffen in een achtertuin van een doorsnee nieuwbouwwijk. Daar staan voornamelijk tuinchaletjes die bij de doe-het-zelf-zaken als bouwpakket verkocht worden. SFB-Vastgoed gaf drie architectenbureaus de opdracht hiervoor een betaalbaar alternatief te ontwerpen. Koers Zeinstra van Gelderen, winnaars van de Europan-prijsvraag, kwamen met een spraakmakend ‘tuimelhuis’, dat op zes wijzen gekanteld kan worden en Van Eeks verschillende typen in een half zo kleine ruimte als het ware samenvoegt. Het levert een sculpturale buitenkant op, maar een benauwend interieur vol hoekjes en gaatjes. Ironisch genoeg is juist Cepezeds bouwdoos, bestaande uit standaardprofielen, panelen en accessoires die naar eigen voorkeur samengesteld kunnen worden, het meest flexibele en daarom meest eigentijdse ontwerp.
• Tuinhuisjes van Piet Hein Eek is tot 6 september in het Groninger Museum, Museumeiland 1, 9700 ME Groningen (050/366.65.55). Drie tuinhuizen loopt als buitenexpositie tot 20 september bij het Nederlands Architectuurinstituut, Museumpark 25, 3015 CB Rotterdam (010/440.12.00).