Albert Oehlen. Réalité abstraite.
Sinds het aantreden van zijn nieuwe directeur Fabrice Hergott besteedt het Musée d’art moderne de la Ville de Paris bijzondere aandacht aan de Duitse schilderkunst. Momenteel loopt er een tentoonstelling met een twintigtal recente werken van Albert Oehlen. Hij is minder gekend dan tijdgenoten als Martin Kippenberger, Georg Herold, Werner Büttner of zijn broer Markus Oehlen, waar hij regelmatig mee samenwerkte. Toch neemt hij in het onderzoek naar de stand van de hedendaagse schilderkunst een bijzondere plaats in.
Albert Oehlen (Krefeld, 1945) studeerde eind jaren 70 schilderkunst bij Sigmar Polke aan de Academie van Hamburg, samen met Kippenberger en Herold. Begin jaren 80 debuteerde hij in het kielzog van de zogenaamde Neue Wilden, maar zijn artistieke activiteiten beperkten zich niet tot de schilderkunst. Hij is ook multimediaproducent, muzikant en schrijver. Zijn picturale praktijk concentreert zich rond vragen over de betekenis van stijl. Hij werkt dan ook hoofdzakelijk in reeksen. Oorspronkelijk maakte hij series die aansloten bij de klassieke genres als het stilleven, het portret en het landschap. Vanuit zijn wantrouwen tegenover een schilderkunst die ten dienste staat van het onderwerp, ging hij zich meer en meer toeleggen op de schriftuur. Maar ook de attitude van de kunst voor de kunst vertrouwt hij niet. In navolging van Pollock en diens action painting behandelt hij het doek als een arena of een slagveld. Ondanks deze ongebreidelde schilderkunstige vrijheid houdt Oehlen ook van bepaalde procedures, die hij gebruikt als strategie om het verwachtingspatroon van de toeschouwer te ondermijnen.
Onder de titel Réalité abstraite wordt in het Musée d’art moderne de la Ville de Paris een belangrijk ensemble recente schilderijen en tekeningen, alle daterend uit 2008 en 2009, geconfronteerd met werk uit de jaren 80 en 90. De titel van de tentoonstelling is ontleend aan de titel van een plaat uit de jaren 80 van de Amerikaanse heavymetalband Nasty Savage. Oehlen koos hiervoor omdat hij zich bij Nasty Savage wel iets kon voorstellen. ‘Het lijkt wel een belediging of een ziekte.’ Termen waarin hij ook zijn werk wil definiëren. Naar eigen zeggen toont de kunstenaar hier zijn ‘persoonlijke geschiedenis van de abstracte schilderkunst’.
In de tentoonstelling is duidelijk te zien hoe de kunstenaar de laatste dertig jaar ononderbroken de schilderkunst theoretisch ondervraagt en met haar vele mogelijkheden experimenteert. In de geest van de punk uit zijn beginperiode propageert hij een ‘bad painting’, die ogenschijnlijk zonder enig technisch kunnen en zonder enige interne logica gerealiseerd werd, maar anderzijds maakt hij ook aanspraak op ‘la belle peinture’. Recente tentoonstellingen kregen als titel, I Will Always Champion Bad Painting, I Will Always Champion Good Painting of Bad Painting – Good Art. Hierbij stelt hij zich vragen als: ‘Moet de abstractie beschouwd worden als de logische uitkomst van het kunstwerk?’; ‘Kan het schilderij nog iets anders zijn dan het resultaat van een methodische praktijk?’ en ‘Is evolutie in de abstractie mogelijk?’.
Zijn recente werken zijn van groot formaat, geschilderd met transparante kleuren en in snelle toetsen. Formeel komen ze in de buurt van het abstract expressionisme, maar om deze piste te omzeilen maakt Oehlen ook gebruik van gemaroufleerde affiches. Ze vormen de ondergrond voor zijn gestuele schilderijen. Hierdoor komen soms zeer eenduidige beelden tevoorschijn, zoals een paar naakte borsten in 223 of een Duitse vlag in FM 38. Beelden die volgens Oehlen slechts een compositorische functie hebben; hij behandelt ze niet als een citaat of als drager van betekenis.
Wat opvalt in deze geactualiseerde retrospectieve is enerzijds de grote diversiteit van de beeldende middelen en anderzijds de coherentie van zijn oeuvre. De vroege werken lijken organischer; door het gebruik van de all over-techniek loopt de compositie verder buiten het kader van het schilderij. Ze worden gekenmerkt door de typische slingerbeweging van de penseelvoering, die aanleiding geeft tot zijn typische ‘spaghettimotief’. De recente werken zijn niet alleen groter van formaat, ze worden ook gekenmerkt door een gecentreerde compositie en een witte boord. Doordat ze impulsiever geschilderd zijn, lijken ze een explosie van verf op een witte achtergrond. Op die manier introduceert hij opnieuw een hiërarchie tussen het centrum en de periferie, die in zijn vroegere werk in het magma van de materie was opgelost. De collagetechniek is nieuw, maar biedt niet onmiddellijk een meerwaarde. Integendeel, de anekdotiek van de collage-elementen leidt soms af van de essentie. Het vroegere palet bevatte veel roze, groen en geel. Nu zien we vooral oranje en tonen van grijs en paars. Men vraagt zich af wat deze confrontatie van werken uit verschillende periodes bijbrengt. De gezochte confrontatie tussen good painting en belle peinture is in elk geval weinig zinvol.
Tot in de recente werken is de invloed van zijn leermeester Polke duidelijk zichtbaar. De zin voor het experiment en de grote vrijheid die Oehlen zich daarbij veroorlooft, heeft hij zeker met Polke gemeen. Het grote verschil is dat bij Oehlen het experiment deze vrijheid soms in de weg staat en de systematiek van zijn werkwijze, noem het zijn protocol, de plastische kwaliteit niet altijd ten goede komt. Wat overblijft van zijn onderzoek naar de relatie tussen de kunst en de werkelijkheid, kan worden gereduceerd tot een lijstje van tegengestelde of complementaire beeldende middelen als beredeneerd en spontaan, mat en transparant, figuratief en abstract, gestueel en geometrisch, kleur en zwart-wit, grafisch en picturaal, woord en beeld, zeefdruk en foto, action painting en grafisme, kalligrafie en pixelisatie, persoonlijke geste en objet trouvé… In de sterkste werken improviseert Oehlen als een jazzmuzikant op de standards van de abstracte schilderkunst, maar waar de spelregels belangrijker worden dan het resultaat, ontstaat er een, weliswaar gesofisticeerde, vorm van maniërisme.
• Albert Oehlen. Réalité abstraite tot 3 januari 2010 in het Musée d’art moderne de la Ville de Paris, 11 avenue du président Wilson, 75116 Parijs (01/53.67.40.00; www.mam.paris.fr).