width and height should be displayed here dynamically

Alles of niets. Robert van ’t Hoff in Museum Kröller-Müller

Een beetje achteraf, in een hoekje van de tentoonstellingsruimte, hangt een citaat dat alles samenvat: ‘Hij is naar Engeland gegaan en daar is-ie verzuurd. Hij heeft nog een boekje geschreven, zo niet in volle zinnen, stukjes zinnen. Heel mooi, ’t heeft mij veel gedaan. Je moet ook niet vergeten, hij heeft nooit iemand gevonden die hem begreep hè.’ Zo verwoordde Gerrit Rietveld het leven van Robert van ’t Hoff (1887-1979) en de tragiek van een architect die een leven lang zocht naar een zinvolle manier om vanuit zijn beroep de maatschappij te dienen.

Van ’t Hoff is de architectuurgeschiedenis ingegaan als de architect van Villa Henny (1916), door architectuurhistorici vaak aangewezen als hét startpunt van de moderne architectuurbeweging in Nederland. Maar bij collega-architecten vond hij weinig aansluiting. Bij De Stijl kon hij niet aarden, omdat hij deze kunststroming te weinig politiek vond. Zijn goede vriend J.J.P. Oud liet hem openlijk vallen in een essay in het tijdschrift Wendingen. De architectuur van Van ’t Hoff zou, als imitatie van Frank Lloyd Wright, een bedreiging vormen voor de ware Nederlandse moderne architectuurbeweging. Dat weerhield Van ’t Hoff er niet van om het werk van Van Doesburg ‘decadent’ te noemen in het communistisch dagblad De Tribune. Maar eigenlijk was Van ’t Hoff helemaal niet geïnteresseerd in bouwstijlen. Zelfs niet in architectuur. Ruim 70 jaar voordat Carel Weeber zichzelf ex-architect ging noemen, deed Van ‘t Hoff dat al in het tijdschrift van De Stijl.

In de tentoonstelling Alles of niets. Robert van ’t Hoff – architect van een nieuwe samenleving wordt met een keur aan origineel materiaal een beeld geschetst van een wereldverbeteraar die dacht dat het kapitalisme wankelde en dat van harte ondersteunde. In een netwerk van avant-gardekunstenaars zoals Theo van Doesburg, Bart van der Leck en Samuel Goudschmidt streed hij voor een nieuwe, socialistische samenleving waarin het collectief centraal stond. Tussen 1910 en 1920 ontwierp hij diverse particuliere woonhuizen, waarbij wooncomfort en technische vooruitgang de pijlers waren. Ook onderhield hij contacten met anarchistische groeperingen in Londen. Voor de bijeenkomsten van De Stijlbeweging ontwierp hij een woonboot langs de Vecht, waarop hij ook jarenlang woonde. Maar overal raakte hij gebrouilleerd of teleurgesteld. Dan sloot hij zich op in zijn studeerkamer om socialistische handboeken te bestuderen of hij maakte maandenlange wandeltochten door Europa. Uiteindelijk keerde hij het modernisme hartgrondig de rug toe, wat zich helder laat illustreren aan de hand van het ontwerp voor zijn villa in Laren. De kleine, strak vormgegeven woonboot heeft plaatsgemaakt voor een comfortabele villa met rietgedekte kap en vriendelijke roedes in de ramen (1920). Tussen Villa Henny en de Larense villa ligt stilistisch gezien een hele wereld, maar het achterliggende gedachtegoed bleef hetzelfde.

Het boekje dat Rietveld zo ontroerde, Abolition, verscheen in Londen in 1926 en vat Van ’t Hoffs ideeën over wat er misgaat in de wereld schitterend samen. Het is een boos schotschrift, zoals dat een edele socialist betaamt, met gloeiende zinnen als: ‘Gekunsteldheid […] die kaarslicht verlangt en kunstverlichting, gefluister en fanfare, bonten en week vleesch, wierook en bedwelmende middelen, en vleesch en bier – maakt het menselijk organisme slechter.’ Cryptisch soms, maar prachtig (‘en eensgezindheid vernietigt botsing’) geeft het blijk van een sterke drang tot vooruitgang en het verbeteren van de leefomgeving van de mensen. Al is het goed denkbaar dat inderdaad niemand hem begreep. In 1937 was hij het hele metier zat en verhuisde naar Engeland om daar, in de woorden van Rietveld, ‘te verzuren’.

Dat laatste blijkt niet helemaal waar te zijn. In Engeland werkte hij nog aan enkele collectieve woningbouwprojecten, maar vooral zat hij dagenlang te lezen, te schrijven en te denken in zijn voor zichzelf ontworpen studio. Deze spartaanse omgeving van enkele vierkante meters is tot op zekere hoogte de sublimatie van zijn leven en werken. In de vele kleine snufjes in de inrichting (houtverbindingen, haakjes, deurtjes, hoekjes) zijn vroegere meubelontwerpen en de woonbootinrichting te herkennen. In de sobere, terughoudende ruimte met kaal hout vond hij het ideaal van bescheiden, eenvoudige architectuur. En in de boeken die er stonden, valt op te maken welke socialistische, maatschappijkritische en utopische werken hij zoal bestudeerde. Onlangs heeft Kröller-Müller deze studio aangekocht. Het ‘vertrekje’, zoals Van ’t Hoff het noemde, is gedemonteerd, naar Nederland gehaald en nu het pronkstuk van de tentoonstelling.

In deze grondig gedocumenteerde expositie is goed te volgen hoe de grillige Van ’t Hoff vormgaf aan uiteenlopende ontwerpen vertrekkend van een consistent ideeëngoed. De studio, de boeken, foto’s van zijn wandeltochten illustreren de worsteling van een idealistische ontwerper. Zo past de tentoonstelling in een tendens om de maatschappelijke betekenis van architecten (opnieuw) te onderzoeken. De manifestatie Architectuur als Noodzaak in het NAi bijvoorbeeld onderzoekt de manier waarop architecten mee oplossingen kunnen bedenken voor wereldproblemen omtrent voedsel, klimaat en energiebronnen. Hoewel de architecten in het NAi niet zo politiek geïnspireerd lijken als Van ’t Hoff, delen beide exposities het positieve uitgangspunt dat architecten bij kúnnen dragen aan een betere wereld. In Kröller-Müller wordt bovendien het eenzijdige beeld dat van Van ’t Hoff bestond grondig bijgesteld. Met als bonus dat de bezoeker inzicht krijgt in de worsteling van een markant individu. Onbegrepen wellicht, maar niet verzuurd.

 

Alles of niets – Robert van ’t Hoff, architect van een nieuwe samenleving loopt tot 29 augustus in Museum Kröller-Müller (0318/591.241; www.kmm.nl). Het boek Robert van ’t Hoff, architect van een nieuwe samenleving is uitgegeven door NAi publishers. Het bevat een compleet werkoverzicht en teksten van Dolf Broekhuizen (red.), Evert van Straaten en Herman van Bergeijk.