Bart Lodewijks. Nieuwe buren

Twee jaar geleden mocht Bart Lodewijks (1972) gedurende vijf weken krijttekeningen maken in de splinternieuwe gevangenis van Haren, tegen Brussel. Uiteindelijk verbleef de in Nederland geboren kunstenaar er veel langer, want hij bracht ook tekeningen aan in de omgeving en maakte kennis met omwonenden. In Nieuwe buren stelt Lodewijks de oogst voor van zijn verblijf, dat – zoals steeds in zijn werk – uit drie onderdelen bestaat: de aangebrachte krijttekeningen zelf, de vaak poëtisch geladen foto’s die de kunstenaar ervan maakte, en de vele verhalen die hij bijeensprokkelde bij buurtbewoners, gedetineerden en gevangenispersoneel. Het boek bestaat ook uit drie hoofdstukken: in het eerste deel wordt de omgeving van de nieuwe gevangenis geïntroduceerd, terwijl het tweede en derde hoofdstuk zich afspelen af in de gevangenis zelf.
Eerder werkte Lodewijks al in een woonzorgcentrum, een verlaten grensdorpje of een oude havenbuurt in Rotterdam, en ook in Nieuwe buren zoekt hij opnieuw de rafelranden van de samenleving op. Wat opvalt is zijn niet-aflatende nieuwsgierigheid naar plekken die ongezien blijven, die niet worden gefotografeerd door toeristen, die niet pittoresk, blikverruimend of in enige andere zin exceptioneel zijn. De Witloofstraat in Haren, waar de gevangenis gebouwd wordt, is bij zijn eerste bezoek nog een reusachtige bouwwerf. Vliegtuigen uit het nabijgelegen Zaventem scheren rakelings over kleine rijhuisjes en braakliggende terreinen. Het is een plek waar je liever passeert dan verblijft. Eenmaal ter plaatse gaat Lodewijks op zoek naar het ongeziene, in het kwadraat. De enige keurige fermette in de straat, met een grote SUV voor de deur, laat hij links liggen. Wat al te opzichtig om aandacht en bewondering vraagt, heeft het krijt van de kunstenaar niet nodig om bestaansrecht te verwerven. Wel ‘betekent’ hij een varkensrug (een betonnen obstakel in de weginfrastructuur), een afgelegen schuur, een onbewoond krot met dichtgemetselde ramen en een veilingkist die dienstdoet als kattenhuis, verstopt in een berkenbosje waar bijna niemand passeert, behalve dan het meisje dat de zwerfkat dagelijks eten komt brengen.
Die kleine poëzie van het ongeziene blijkt ook uit de verhalen van buurtbewoners, die klagen over ondergelopen kelders, vrezen voor weggelopen boeven, hopen op een job in de gevangenis of vertellen over het witlof dat ze vroeger teelden (vandaar de straatnaam): ‘Witlof wordt onder de grond of in een kast geteeld, het verdraagt geen daglicht. Als je het boven de grond laat groeien, komt er licht bij en verandert het in andijvie.’ Onbedoeld lijkt die uitspraak een zekere verwantschap tussen de witlofteelt en Lodewijks eigen artistieke strategie te onthullen. Ook hij werkt immers graag in de luwte, al onderzoekt hij evenzeer wat er gebeurt als het witlof andijvie wordt: wanneer zonlicht, regen of een ontevreden eigenaar met zijn tekening aan de haal gaat.
Binnen de gevangenismuren wordt Lodewijks geconfronteerd met andere uitdagingen. Na het doorlopen van de complexe toegangsprocedure, langs maar liefst vijf toegangssluizen, ontdekt hij algauw dat het gevangenismilieu zijn creatieve mogelijkheden ernstig inperkt. Veel wanden zijn met epoxy behandeld, waarop hij onmogelijk kan tekenen; de plafonds zijn ingenomen door buizen en sprinklers; de cellen zijn strikt verboden terrein voor de kunstenaar. Alleen de werkplaats blijft over, de enige plek waar mannelijke en vrouwelijke gedetineerden samen eenvoudige taken verrichten, zoals het verpakken van pepermuntbolletjes. De daaropvolgende dagen ontstaat er een interessante dynamiek met het personeel en de gedetineerden, die we leren kennen onder hun schuilnamen, zoals Capo en Stempelaar. Soms wordt het spannend, bijvoorbeeld wanneer Lodewijks, tegen het uitdrukkelijke verbod van de directie in, een tekening aanbrengt in de cel van een gedetineerde, of wanneer hij onbedoeld in aanvaring komt met een meervoudige mannenmoordenares.
De begeleidende tekst verraadt hier en daar hoe de kunstenaar concreet te werk gaat. Zo kiest hij er de eerste dag bewust voor om met een paars krijtje te werken, een kleur die hem niet ligt: ‘Het voor mezelf opwerpen van een eerste horde is een truc om keuzes af te dwingen, om het werk in eigen hand te houden en op spanning te brengen.’ Om binnen de vrijheidsbeperkende omgeving van de gevangenis zijn (artistieke) vrijheid te herwinnen, legt hij zichzelf vrijwillig een extra beperking op. Elders in het boek stelt Lodewijks dat hij met zijn tekeningen de rechthoekigheid van de muren en ramen wil doorbreken, al lukt dat niet altijd. Zo wordt een geplande cirkel uiteindelijk een negenhoek. De gedetineerden willen aanvankelijk vooral weten hoeveel hij verdient, iemand vraagt hem waarom hij geen vogeltjes tekent, maar later komen ze met verrassende interpretaties. Ze zien in zijn werk een ondergaande zon, een ontsnappingsgat, een kaart van Afrika, een telefoonhaak of een omgekeerde kano.
Nieuwe buren brengt het leven in en rond de gevangenis van Haren in beeld vanuit de onverwachte perspectieven die Lodewijks met zijn tekeningen creëert, maar het is ook meer dan dat. De tekeningen zelf roepen op om trager en nauwkeuriger te kijken, en – ook hier weer – te zien wat anders onopgemerkt zou blijven. Door de tekentechniek treedt de materialiteit van de dragers heel sterk op de voorgrond, omdat elke minieme oneffenheid in het oppervlak – kleine putjes, steentjes of gedroogde betonnen tranen – door het krijt heen zichtbaar blijven of zelfs nog worden geaccentueerd. Een omstander merkt ergens op dat de kunstenaar iets moois aan het maken is, ‘maar de werkelijkheid is niet verwijderbaar’. In tegenstelling tot het gevangenisbestuur, dat de werkelijkheid verbloemt door afdelingen namen te geven zoals Mountain House of de Oceaan, loopt Lodewijks niet weg voor wat kapot, gebroken of ronduit lelijk is. Speels rijmen zijn krijtlijnen met de troosteloze symmetrie van halfgesloten rolluiken, met een paar betonnen brievenbussen of een verroeste toegangspoort, overwoekerd met onkruid. In de traditie van kunstenaars zoals Roger Raveel en Raoul De Keyser laat hij de poëzie van het alledaagse stralen door de niet-verwijderbare werkelijkheid van een Brusselse randgemeente liefdevol te omarmen.
• Bart Lodewijks, Nieuwe buren, Amsterdam, Roma Publications, 2024, ISBN 9789464460629.