Biënnale van Venetië
Dat de Biënnale van Venetië een grondige herformulering van haar concept moet doorvoeren, is een oud klaaglied dat evenwel opnieuw zijn schaduw werpt over de actueel lopende 48ste editie onder de artistieke leiding van Harald Szeemann. Een kort overzicht, eerst van de nationale paviljoens en vervolgens van de door Szeemann samengestelde tentoonstelling.
Het Belgische paviljoen werd ingevuld door de Franse Gemeenschap met een opmerkelijke dubbelpresentatie van Ann Veronica Janssens en Michel François. Janssens tast er de mogelijkheden af van haar (eerder in het MuHKA getoonde) ruimtevullende ‘mistsculptuur’. Verzadigd met een witte nevel wint het ijle Belgische paviljoen aan densiteit; bezoekers houden noodgedwongen de pas in in de lege middenruimte om even te bekomen van het niets-zien. De silhouetten van andere zoekenden leidt naar de zijruimten waar François enkele fotoposters, video’s en sculpturen plaatste. Deze variëren op de middelpuntgerichte motieven ‘kern’ en ‘bol’. Pas als je pal voor een beeld staat, zie je het goed: een hangende bolvormige sculptuur die samengesteld is uit tientallen waterzakjes, een videocamera die meewentelt met een om zijn as tollende persoon, een foto van een eenzaam rond bouwsel of een plastic vlag in een rijstveld. Aldus vindt het richtingloze uitdeinen in Janssens’ environment een mooi contrapunt in François’ vele naamloze centra.
De sobere presentatie van een vijftiental schilderijen uit de periode 1964 tot 1993 van Daan van Golden in het Nederlandse paviljoen was bedoeld als betekenisvol statement. Met betrekking tot Van Goldens keuze om het kunstenaarschap ernstig op te nemen? Zo ernstig dat hij als ‘aankomend’ kunstenaar bijvoorbeeld ooit besliste een poos niet meer publiek actief te zijn? Of met betrekking tot zijn interesse om vanaf de prille jaren ’60 de catalogusvormgeving en tentoonstellingsopbouw zelf als medium te benaderen? Het besef dat de door hem bedreven schilderkunst een uiterst problematische activiteit was? We blijven in het duister tasten welk statement met de Nederlandse inzending bedoeld wordt. Van Goldens schilderijen hebben zeker betekenis, maar wellicht was er meer te ontwikkelen dan deze sobere retrospectieve.
Een zeldzame opsteker is het Duitse paviljoen met de bijdrage van Rosemarie Trockel. Ze toont drie filmprojecties: Eye in de centrale ruimte, en Sleeping pill en Kinderspielgarten in de zijruimten. In de zwart-witfilm Eye blikt een oog van links naar rechts, naar beide zijruimten. Rechts toont Sleeping pill het interieur van een futuristische cocon dat kennelijk als rustruimte dienst doet. Mensen slapen er op matten, hangen zelfs te rusten in een met lucht gevuld plastic harnas of oefenen hun spieren na het ontwaken. In de linkerruimte wordt het dagverloop in een kinderspeeltuin getoond. Grappig beklede speelgoedwagens staan er vanaf ‘s ochtends in het gelid, joggers huppelen voorbij, de schoonmaakploeg kuiert wat rond en maakt een praatje met een wandelaar met hond, kinderen oefenen met een bal en naar de avond toe passeert er zelfs een betoging. Zowel Sleeping pill als Kinderspielgarten zijn licht vertraagd. Dat resulteert in een wat bedwelmende sfeer en verleent beide taferelen een imaginair karakter. De kinderspeelplaats herinnert in zijn naïeve gelukzaligheid aan een Jacques Tati-film, terwijl de slaapruimte eerder futuristisch aandoet. Hoewel, beide scènes kunnen in elkaars verlengde liggen, als dag en nacht van een volstrekt utopische gemeenschap. Voor het thuisfront is het goed om te weten dat Stichting de Pont in Tilburg de speelgoedwagens heeft verworven, samen met een documentaire over het maken ervan. Kinderen kunnen deze zomer bij mooi weer in de tuin een ritje maken op het eerder door John Körmeling ingerichte parcours, inclusief tankstation.
Van de overige nationale inzendingen vermelden we een ruim overzicht schilderijen van Gary Hume in het Britse paviljoen. Een samenwerking van Jason Rhoades en Peter Bonde voor het Deense paviljoen resulteerde in een ruimtelijke evocatie van een wedstrijd met racewagens onder kunstenaars. De Scandinavische inzending omvat onder meer de projectie van Consolation service, een nieuwe film – een dubbelprojectie – van Eija-Liisa Ahtila dat het scheidingsproces van een koppel becommentarieert tot het dramatische einde toe: samen met hun vrienden zakt het koppel door de ijskap van een meer. Zwitserland vaardigt Roman Signer af met onder meer de komische Piaggio bestelwagen, verbouwd tot een mobiele fontein ter opfleuring van stadspleinen, eerder gepresenteerd in Münster. In het Amerikaanse paviljoen mocht Ann Hamilton een wollig sfeertje creëren; vanuit de kroonlijsten van alle binnenruimten dwarrelt roodpurper pigment langs de muren, waar het aan licht opbollende brailletekens blijft hangen: een gedicht van iemand wiens naam me ontglipt. Ondertussen klepperen boeddhistische (?) monniken op houten sandalen door het paviljoen. Tja.
Harald Szeemann belooft in zijn sloganeske inleiding tot de catalogus dat de kwestie van de nationale paviljoens nog weleens ter sprake komt. Vraag blijft hoe hij dat ziet, en of dat wel zo’n goed idee is. Enkel via biënnales kunnen naties zich expliciet als actieve en bepalende instanties in het internationale kunstveld manifesteren, daar waar ze zich in andere internationale tentoonstellingen als louter subsidiënt discreet verhullen. Szeemanns bijdrage, de hoofdtentoonstelling dAPERTutto/APERTOoverALL…, in het Italiaanse paviljoen en in de voor tentoonstellingen onhandig grote Corderia – een 16de-eeuwse voormalige touwfabriek, is een mix met werk van kunstenaars van alle landen en leeftijden, en een aantal hommages aan overleden kunstenaars: James Lee Byars, Dieter Roth en Martin Kippenberger. Szeemann laat zich kennen in wat hij niet toont. Hij blijft een man van “zintuiglijke ervaringen, emoties en intuïtie”, en dus is in de verste uithoek niets te bekennen van werk met een conceptuele of post-conceptuele inslag. Een algemeen thema durft men haast niet te destilleren, hooguit de fascinatie voor en de afkeer van de globalisering en haar uiteenlopende conflicten. Voorts zal Szeemann de geschiedenis ingaan als de man die Aziatische kunst massaal de biënnale binnenloodste, en daarbij naliet op kwaliteit te selecteren.
Boven elke discussie staat dat Szeemann, in tegenstelling tot zijn voorgangers Jean Clair en Germano Celant, de vakkennis heeft om door de strategische plaatsing van een paar kunstwerken de tentoonstelling betekenisvol te structureren. Zo poot hij in het Italiaanse paviljoen eerst Byars’ The Oracle of Delfi?? neer, een imposante, vergulde urne, onmiddellijk gevolgd door Katharina Fritsch’ reuzengrote Rattenkoning. In zijn catalogusbijdrage interpreteert hij Fritsch’ cirkel van acht met hun staarten aan elkaar verknoopte ratten als de ‘materialisatie van de ander’. Elders combineert hij het schilderij Marienerscheinung van Sigmar Polke met, een trapje lager, een koldereske groep gipssculpturen op een tafelblad van Wang Du. Zijn Marché aux puces, mise en vente d’informations d’occasion recycleert krantenfoto’s van bekende en minder bekende personaliteiten. Fragmentair, zonder context, met overdreven expressie in het gelaat staan daar onder meer Arafat, Monica Lewinsky, een geil hoertje tegen een papzak op hetzelfde goedkope schavot. Vermelden we in dit paviljoen voorts een intelligente gezamenlijke filmvertoning van de Fransen Philippe Parreno, Pierre Huyghe en Dominique Gonzalez-Foerster, een zaal popjes van Louise Bourgeois en een micro-infrastructuur van Sarah Sze.
De Corderia omvat gelijkaardige accrochages: links versnippert of bewaart een robot familiefoto’s van het publiek (een barslecht werk van Max Dean), terwijl rechts Jimmy Durhams gestenigde Saint-Frigo staat opgesteld. De bijbehorende video toont de onverschillige executie van de koelkast – een white cube natuurlijk – door Durham én hoe deze act door cameralui werd vastgelegd. Links en rechts zijn er nog een paar hoogtepunten, maar vooral veel werk dat deze 300 meter lange nevenschikking moeilijk doorstaat. De presentatie van de werken volgens thematische invalshoek (‘menselijke ervaring’, ‘stedelijke omgeving’, ‘techniek’) verhelpt de congestie niet. Men kan er onder meer de video Poke in the eye/nose/ear van Bruce Nauman zien, foto’s van stedelijke weefsels van Balthasar Burkhard en architectuurschetsen voor musea van Christos Papoulias. Naast deze overdekte boulevard is ook de militaire marinebasis voor de tentoonstelling vrijgemaakt. Nog meer kunst! Zoals een vijftigtrommelsmeubel van Chen Zhen, aanplakborden met duizenden krantenartikels van Thomas Hirschhorn, een samenwerkingsverband van Jason Rhoades met Paul McCarthy,…
• De Biënnale van Venetië loopt nog tot 7 november in de Giardini en de Corderia van het Arsenaal in Venetië. Informatie bekomt men via La Biennale di Venezia, Ca’ Giustinian, San Marco, 30124 Venezia (041/521.88.61). Andere nationale tentoonstellingen in de stad zijn er ditmaal nauwelijks, tenzij het Vlaamse Trattenendosi, een selectie door Jan Hoet uit de aankopen van de Vlaamse Gemeenschap. Deze loopt tot 7 oktober in de oude graanschuren (antichi granai) van het eiland Zitelle. Tenslotte ook de symptomatische verkoopstentoonstellingen Basquiat in Venice en Claes Oldenburg & Coosje van Bruggen op het San Marcoplein.