Bruno Carbonnet, Christophe Cuzin
De dubbeltentoonstelling Bruno Carbonnet/Christophe Cuzin is de eerste tentoonstelling van Françoise Cohen die begin dit jaar Guy Tosatto opvolgde als conservator van Carré d’Art in Nîmes. Guy Tosatto werd benoemd als nieuwe directeur van het Musée des Beaux-Arts de Nantes.
Françoise Cohen was jarenlang werkzaam in het Musée des Beaux-Arts André Malraux in Le Havre, waar ze onder andere verantwoordelijk was voor historische tentoonstellingen als Britannica. Trente ans de sculpture (1988) en La transparence dans l’art du XXe siècle (1995).
Met de tentoonstelling Carbonnet/Cuzin breekt ze niet alleen met het prestigieuze en internationale programma van haar voorganger, die sinds de opening van het Carré d’Art in 1993 werk toonde van Gerhard Richter, Sigmar Polke, Rebecca Horn, David Tremlett en Juan Muñoz. Ze formuleert ook een duidelijke kritiek op de museumarchitectuur die Norman Foster hier, binnen het kader van een historische site (rechtover het Romeinse Maison Carrée) en een cultureel centrum, in het begin van de jaren negentig in opdracht van de stad neerzette.
Bruno Carbonnet (1957) en Christophe Cuzin (1956) behoren tot dezelfde generatie. Allebei beoefenen ze een schilderkunst waarin de noties van kleur en licht een determinerende rol spelen. Voor beiden is het kunstwerk de drager van een directe perceptieve ervaring binnen een gegeven ruimte. Bij Cuzin is die relatie met de ruimte altijd exclusief; elk werk van Cuzin bestaat maar in relatie tot één bepaalde ruimte, terwijl het werk van Carbonnet in verschillende ruimtes telkens weer andere relaties kan aangaan.
Het werk van Bruno Carbonnet balanceert tussen de klassieke opvatting van het beeld en de moderne benadering van het object. De verhouding tussen beide drukt hij symbolisch uit in een reeks schilderijen van ‘grijpbare’ voorwerpen als een mes, een hamer of een fles, geschilderd op ware grootte. Het seriële karakter van zijn werk, van de reeks Les Maisons (1987) tot de recente Les Ciels (2001), sluit aan bij een moderne opvatting, maar tegelijk functioneren het ‘huis’ of de ‘lucht’ nog als klassieke symbolen. Beide onderwerpen geven ook aanleiding tot een reflectie over de geschiedenis van de perspectief, van geometrisch naar atmosferisch and back again.
Cuzin daarentegen negeert de autonomie van het kunstwerk volledig en vertrekt steeds van de architectuur. Omdat Cuzins schilderijen eigenlijk architecturale ingrepen zijn, eisen ze een ruimtelijke in plaats van een frontale lectuur. Terwijl Mondriaan zijn schilderijen als een soort architectuur in twee dimensies opvatte, zien we bij Cuzin net het omgekeerde. De architectuur wordt een soort driedimensionaal schilderij. Het gebruik van industriële muurverf, die met de rol is aangebracht, versterkt de relatie met de tentoonstellingsarchitectuur nog.
Als lectuur van de architectuur en de karakteristieken van de tentoonstellingsruimte vormt deze schilderkunst een instructief commentaar op de architectuur van Norman Foster. Diens ‘glazen huis’ oogstte in het zonnige zuiden bijzonder veel kritiek. Terecht, zo bleek, want op de vooravond van de zomerse inhuldiging moest men ijlings velums aanbrengen om het publiek en de werken tegen de ondraaglijke hitte te beschermen. Even onnatuurlijk is Fosters poppenkastachtige opvatting van het museum. De tentoonstellingszalen werden over twee verdiepingen als wandelgangen geordend rond het centrale atrium, dat Foster verving door een glazen trap, waardoor dat centrum meteen zijn oorspronkelijke functie als ontmoetingsplaats moest opgeven. Het resultaat van deze theatrale conceptie (bij elke zaal is het alsof je in een open schoendoos binnenkijkt) is dat de toeschouwer niet in de zalen binnengaat, maar er voorbijloopt. Het ruimtelijke karakter van deze zalen wordt herleid tot zoveel lopende meter tentoonstellingswand. Dankzij de ingreep van Christophe Cuzin wordt de toeschouwer eindelijk uitgenodigd de ruimte binnen te treden en haar daadwerkelijk te ervaren. Dat het bijna tien jaar heeft moeten duren om dit te realiseren, wekt niet alleen verwondering, het zegt ook veel over het gezag van de architectuur over de plastische kunsten. Wat echter de meeste verwondering wekt, is dat niet een beeldhouwer, maar een schilder deze ingreep realiseerde.
• Bruno Carbonnet en Christophe Cuzin tot 30 september in Carré d’Art, Place de la Maison Carrée, 30031 Nîmes (04/66.76.35.70).