Essays
-
Messy Minimalism
Voorbij de White Cube
Wouter Davidts -
Een ergonomische carrousel
Over modefoto's, supermodellen en pornografie
Camiel van Winkel -
Wat weet de literatuur?
Vivian Liska -
De roep van Kundry
Dirk Pültau -
Instant Street
Een aanzet tot popkritiek tussen kippenvel en perspectivisme
Bert Bultinck -
Genealogie van een belevingsmachine
Over de sleutelwoorden van de moderne ervaring
Lieven De Cauter
Besprekingen
-
Pipilotti Rist
Dries Vande Velde -
Squatters
Wouter Davidts -
Jheronimus Bosch
Sven Lütticken -
25 jaar kunst in Almere
Nicoline Wijnja -
Un art populaire
Lieven Van Den Abeele -
Dan Graham
Camiel van Winkel -
Bruno Carbonnet, Christophe Cuzin
Lieven Van Den Abeele -
Mark Napier
Sven Lütticken -
Gemeentemuseum Helmond
Dirk Pültau
-
Vous aimez les objets…?
Fredie Floré
-
Het Nederlandse rijtjeshuis
Petra Brouwer -
The Critical Landscape Series
Dieter De Clercq -
Tropismen
Lionel Devlieger -
Technoromanticism/Techgnosis
Sven Lütticken

93
september-oktober 2001
Horen, zien en voelen
De tekst van Wouter Davidts waarmee dit nummer opent, gaat over de ontwikkeling van het ruimtebegrip in de kunst, van de minimal art en de white cube, over Buren, Asher en het site-nonsiteconcept van Robert Smithson, tot Gordon Matta-Clark en de Alternative Spaces. Davidts behandelt kunstenaars die nu tot de canon behoren en die allemaal wel beseften dat ze niet konden ontsnappen aan de institutionele, publieke conditie van kunst. Andere kunstenaars zijn vergeten, wellicht door hun pathologische ontkenning van die conditie. De Amerikaanse kunstenares Lee Lozano, die centraal staat in de kunstenaarsbijdrage van Bik Van der Pol, is tijdgenote van Smithson en Matta-Clark. Haar laatste werk is haar verdwijning uit de kunstwereld.
Meerdere teksten in dit nummer draaien rond een zinnelijk, zintuiglijk appèl. In zijn stuk over modefoto’s, porno en het verlangen naar het lichaam ‘als onbeschreven blad’, speelt Camiel van Winkel Kate Moss en Cindy Sherman tegen elkaar uit. Beiden vertolken het gegeven dat er geen bestaan is buiten de code, maar terwijl Sherman de code reflecteert, geeft Moss er zich aan over. Kate Moss maakt het spel van de code tot een persoonlijk-onpersoonlijke praktijk die veel radicaler is dan die van Sherman ooit zou kunnen zijn. Wat Sherman acteert, dat is Moss gewoon.
Over verleiding gaat het ook in Vivian Liska’s lezing van vier interpretaties van het homerische sirenenverhaal. Langs Adorno, Blanchot, Sloterdijk en Kafka om stelt ze de vraag naar welke afgronden de sirene, metafoor voor de literatuur, ons wil lokken.
Twee teksten vertrekken vanuit de vervoering van het oor. Bert Bultinck vraagt zich af hoe we moeten omgaan met de impact van popmuziek die ons ontroert en aangrijpt, ook al doet het lege sentiment van popmuziek ons de futiliteit van die ontroering beseffen. Dat muziek ons overweldigt en verleidt, maakt voor Dirk Pültau deel uit van haar historisch schuldcomplex. Ook deze tekst gaat te rade bij de literatuur: Doctor Faustus van Thomas Mann.
De genealogie van de ervaring van Lieven de Cauter tenslotte, kan deze bijdragen omkaderen. Hij vertrekt van het moment waarop de ervaring bewust wordt van zichzelf. Zijn geschiedenis van de ervaring overloopt vijf stadia: de sentimentaliteit, de belevenis, de invoeling, de shock, en de kick.
Dirk Pültau