width and height should be displayed here dynamically

Brussel, verticale horizonten

Een nieuw fotoboek van Marie-Françoise Plissart, aangevuld met tekst van Benoît Peeters (co-auteur van de stripverhaalserie De Duistere Steden), toont vanop torengebouwen panorama’s over Brussel. In deze prenten is iets vreemd aan de hand. Peeters schrijft in de inleiding terecht: “De foto’s herstellen een soort harmonie. De stad krijgt opnieuw de samenhang die zij zozeer mist”. Brussel wordt inderdaad verzoet. De verleiding van dit beeld is echter bedrieglijk: ze wordt geconstrueerd met elementen van het banale en wanstaltige. Een zondagse wandeling door eindeloze rechte straten afgelijnd door aftakelende 19de-eeuwse woningen kan een deprimerende beleving zijn. Met een hele batterij technische en esthetische middelen, zoals het ingenomen vogelperspectief met oog voor achtergevels en bepaalde ritmeringen, wat schemering en lange sluitertijden, verleent Plissart deze banale omgeving een nieuwe poëtische frivoliteit. Zelfs het wanstaltige krijgt harmonieuze contouren, zoals bijvoorbeeld de foto op de voorflap vanop de Madou-toren Brussel in de avondschemering toont. Naast het Rijksadministratief Centrum figureren daar onder meer de Noordwijk en de IBM-toren. Ieder van deze gebouwen heeft de vernietiging van een stuk stad op zijn geweten en bezit slechts miezerige architecturale kwaliteit. Door het banale en wanstaltige object in een ander perspectief te plaatsen laadt Plissart het met nieuwe betekenissen en interpretaties op: zo begint de grijze 19de-eeuwse gordel weer te glinsteren en blijkt de Noordwijk een feest te zijn.

Voor vele Brussel-adepten bevestigt dit boek dat de opeengestapelde wanstaltigheid die deze stad zo kenmerkt, tot sublieme beroering kan brengen zonder daarbij de herinnering aan de alledaagse banaliteit en wanstaltigheid weg te vegen. Zo verlenen ze aan de verminkte plekken en wangedrochten heel even een waardigheid die in de dagdagelijkse beleving ervan ontbreekt. Dat de liefde voor een stad dergelijke spanning teweeg kan brengen tussen grauwheid en verrukking lijkt me de essentie van deze prenten.

Daarom zijn de teksten die deze foto’s begeleiden ietwat teleurstellend. Benoît Peeters verhaalt ons weliswaar zijn liefde voor Brussel en schetst amateuristisch de recente geschiedenis van de stad. Zijn nostalgie naar het 19de-eeuwse burgerlijke Brussel valt dan wel uit de toon. Deze gedateerde invalshoek begeleidt prenten die juist de mogelijkheid van poëzie in een laat 20ste-eeuws Brussel aanraken. Peeters’ tekst opent helaas geen enkel vernieuwend perspectief om het geboden fotomateriaal als bouwsteen tot een ‘andere’ constructie van het hedendaagse Brussel te vertalen. In de Brusselse context waar het nostalgische verlangen naar de 19de-eeuwse burgerstad welig tiert met een obstinate weigering tot een metropolitane benadering van stedelijkheid, is dit jammer. Temeer omdat deze foto’s als breekijzer kunnen dienen om een aantal verstarde beelden over Brussel te nuanceren. Denken we onder meer aan de recente beslissing van het Brusselse schepencollege om op termijn zestien ‘atypische’ torens in het centrum af te toppen.

Fijn gedetailleerde panorama’s kenmerken deze fotoreeks. In groter formaat, zoals op de tentoonstelling naar aanleiding van deze publicatie, komen de foto’s nog beter tot hun recht. Op die manier zet Plissart de succesvolle traditie van het 19de-eeuwse panorama voort. C. Boyer verklaart in The City of Collective Memory (1992) het eertijdse succes van de 19de-eeuwse panorama’s vanuit het verlangen van de nieuwe burgerij om de snelgroeiende en onoverzichtelijk geworden stad te begrijpen. Het panorama kwam aan die behoefte tegemoet. Het overzichtelijke stadsbeeld verborg eveneens de stad die men niet verlangde te zien: de stad van de dompelaars, van de miserie en onderkant. Ook Plissarts panorama’s geven in zekere zin een idyllisch stadsbeeld. Ze zijn echter dubbelzinnig want de idylle wordt ook geconstrueerd met elementen van de (stedenbouwkundige) onderkant (zoals de Noordwijk of het Rijksadministratief Centrum). Toch word je als kijker onwillekeurig verleid door dat panoramisch spektakel. Haar abstractie van het dagdagelijkse, de relatieve afwezigheid van mensen en het ‘goddelijk’ perspectief zijn elementen in de opbouw van een stedelijk sprookje. Hoe verder je van een stad bent, hoe mooier ze eruitziet.

 

• Marie-Françoise Plissart en Benoît Peeters, Brussel: verticale horizonten werd in 1998 uitgegeven door Prisme Editions, Wielemans Ceuppenslaan 45 bus 2, 1190 Brussel (02/346.13.19). ISBN 2/9600103-3-7