width and height should be displayed here dynamically

De Ferraris & Conscience, Stills

Zo heet de publicatie die verscheen naar aanleiding van de ‘kunstintegratie’ in twee pas opgeleverde Vlaamse administratiegebouwen Graaf de Ferraris en Hendrik Conscience aan de Brusselse Jacqmainlaan. In opdracht van Minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid Wivina Demeester leverden Wouter Davidts en Ronny De Meyer onder redactie van Bart Verschaffel van de vakgroep Architectuur en Stedenbouw van de Universiteit Gent een publicatie af die het resultaat afleesbaar kritisch documenteert.

‘Afleesbaar kritisch’ want de lezer dringt trapsgewijs door tot de betekenis van een werkplek waarin kunstenaars te gast waren om ‘kunst te maken’. Zo schreef Davidts een tekst die helder uiteenzet hoe kunst zich verhoudt tot zijn natuurlijke omgeving: de tentoonstellingsruimte, het museum. Verder schetst hij hoe kunst de afgelopen eeuw afgebakende grenzen doorbroken heeft en, opgenomen in het ware leven, wel degelijk een verschil moet uitspelen om zich als kunst te doen (h)erkennen. Bart De Baere (S.M.A.K.), die naast Menno Meewis (Middelheim) en Paul Willemsen (Argos) als extern jurylid optrad, schetst vervolgens de situatie en problemen bij het opzet en de uitvoering van deze jury-opdracht. De opdrachtgevende Minister heeft een reeds sinds 1986 goedgekeurd maar dode letter gebleven Vlaams decreet heropgevist inzake kunst in openbare gebouwen. Ten gronde blijkt de naleving van dit decreet erg amateuristisch opgevat. Pas na uitschrijving van een algemene wedstrijdregeling en de reactie hierop van kunstenaars, werden door het selectiecomité expliciet kunstenaars uitgenodigd. Ook de technische, artistieke en administratieve begeleiding liet te wensen over omdat er vanuit de administratie niemand was met specifieke ervaring hieromtrent. Kunstenaars moesten initieel bijvoorbeeld zelf hun project voorfinancieren, als ware onderaannemers; ze beschikten over te weinig tijd om het werk te realiseren, enzovoort. Desalniettemin betoogt De Baere dat er dankzij de opgedane ervaringen een technisch kader is uitgezet dat in volgende bouwwerven de basis kan vormen om vanuit andere invalshoeken kunstintegraties door te voeren.

Na lezing van deze twee inleidende teksten kan men het boek openplooien en doordringen tot excerpten uit de projectdossiers van de kunstenaars. Zij lichten hun plannen toe, ventileren meningen en onthullen zelfs tekeningen van niet-geselecteerde voorstellen. Philippe Van Snicks tekening van een groot muraal polychroom dat is samengesteld uit onregelmatige kleurvlakken achter de balie van een inkomhal heeft bijvoorbeeld een decoratief én komisch onthullend potentieel. Terecht leest men meermaals de kritiek dat het artistieke werk wordt aangewend om de architecturale miskleun van architect Jaspers te verzachten. Een derde luik in dit boek tenslotte zijn de afbeeldingen van de werken in situ, gefotografeerd vanuit het terloopse standpunt van een in en rond de gebouwen flanerende bezoeker. In drie parallel lopende lagen werden deze teksten, dossierexcerpten en afbeeldingen tot een boek gemonteerd, met het gevolg dat de lezer – eens doorgedrongen tot de afbeeldingen – met een fladderende bundel knutselt; een afleesbare deconstructie.

Ter afronding van deze eerste fase kunstintegratie in de Vlaamse administratiegebouwen, organiseerden de auteurs begin april een besloten discussie, met aanbevelingen tot gevolg die de Minister ter harte mag nemen. Narcisse Tordoir verwoordde er onder meer wat de externe juryleden eigenlijk al wisten – onder meer in Nederland zijn er voldoende lessen te trekken. Zo had hij het over een fondssysteem, waarbij ondernemingen een percentage van de bouwkosten in een centrale geldpot storten, waaruit dan geput wordt om grotere projecten over een langere termijn te realiseren. De reeds aangekaarte technische en administratieve omkadering blijft een probleem. Moet elk klein bouwproject gepaard gaan met een kunstintegratie in miniatuur? Is het wenselijk om een werkplek doorheen al zijn geledingen te doordringen met een ratjetoe aan werk van een dertigtal kunstenaars, zoals gebeurd is in beide gebouwen? Voldoen enkele uitgekiende realisaties niet? Beseft men tenvolle dat men kunst inplant in de werksfeer van mensen zonder hen te vragen of zij er een boodschap aan hebben? De ironie van het lot wil dat precies door de systematische spreiding van de ingrepen over de verschillende verdiepingen, en geconcentreerd rond lift- en gangenstelsels, dit kantoorgedrocht bevestigd wordt. Had men zich bijvoorbeeld niet beter beperkt tot een een volwaardige en centrale realisatie van Marin Kasimirs Perdre le Nord, een panoramische foto-opname van de bouwsite over een tijdsverloop van tien jaar, inclusief de optocht van de Witte Mars en Van Snicks hogervermeld polychrome muurschildering als politieke ‘pièces de résistances’. Er zijn nog andere goede ideeën, maar ook nog heel wat vragen, waarbij we zeker deze bestuurlijk getinte mogen toevoegen: waarom heeft Minister Wivina Demeester haar partijpolitieke collega Luc Martens – Minister van Cultuur – niet in dit omvangrijke dossier betrokken? Voor een werking op lange termijn en in een brede culturele context, ware dit aangewezen. Indien de berichten kloppen dat Wivina Demeester zelf ministeriële ambities koestert inzake cultuur, dan heeft ze alvast dit project te herijken.

 

• De Ferraris & Conscience, Stills is enkel te bestellen via Catherine Laenen van de Cel Kunstintegratie bij de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Gebouwen, Boudewijnlaan 30 in 1000 Brussel (02/553.51.98).