width and height should be displayed here dynamically

Caspar David Friedrich. Kunst für eine neue Zeit

Caspar David Friedrich, Flachlandschaft auf Rügen, 1801, Hamburger Kunsthalle, Kupferstichkabinett, bpk, foto Elke Walford

De titel van de tentoonstelling in Hamburger Kunsthalle is veelbelovend. Centraal staat de nieuwe relatie tussen mens en natuur die verbeeld wordt in Friedrichs landschappen. Volgens de curatoren Markus Bertsch en Johannes Grave heeft Caspar David Friedrich (1774-1840) het landschapsgenre getransformeerd tot ‘kunst voor een nieuw tijdperk’. Een apart deel gaat dan ook over Friedrichs invloed op de hedendaagse kunst, om te tonen hoe actueel zijn artistieke visie is in tijden van klimaatverandering.

Het doet vermoeden dat de tentoonstelling inzicht zal geven in hoe Friedrichs natuuropvatting aanwezig blijft in de hedendaagse kunst, die op haar beurt reageert op de klimaatverandering. Niets is minder waar. Het deel over Friedrich is voornamelijk een klassiek oeuvreoverzicht dat chronologisch en thematisch is opgebouwd. Het blijft ongewis hoe zijn natuuropvatting zich verhoudt tot het andere deel van de tentoonstelling, met hedendaagse kunst. Het gaat niet verder dan de opmerking dat in beide delen sprake is van een ‘herziening’ van de menselijke relatie tot de natuur door een fundamentele verandering en crisis.

Dat neemt niet weg dat de tentoonstelling een mooi retrospectief biedt, waarin te volgen is hoe Friedrich al vroeg in zijn carrière de basis legt voor later werk. In bijvoorbeeld de tekening Flachlandschaft aug Rügen (1801) neemt hij afscheid van het traditionele coulisselandschap met zigzaggende plannen die de blik van de kijker de diepte in leiden. Ook kadert hij taferelen niet in met beeldelementen, zoals bomen die parallel lopen aan de randen van het werk. Friedrich toont daarentegen een weids panorama dat buiten het kader doorloopt. Flachlandschaft aug Rügen is opgebouwd uit maar twee vlakken: een lucht en een landschap met bomen en huizen die niet boven de horizon uitsteken. Net daarom voelt het resultaat ruimtelijk aan. Friedrich neemt zelfs afstand van het klassieke centraalperspectief. Het gevolg is dat je als kijker niet langer het gevoel hebt dat je een plek inneemt in het landschap en met je blik controle hebt over het uitzicht, maar dat je er eerder aan wordt overgeleverd.

In zijn boek over Friedrich uit 2012 schreef kunsthistoricus en gastcurator Johannes Grave dat een van de sleutelwerken in de tentoonstelling, Der Mönch am Meer (1808-1810), ondenkbaar zou zijn zonder de tekenstudies gemaakt in Rügen. Ook dit landschap is teruggebracht tot een paar vlakken die buiten het werk doorlopen: het strand, de woelige zee en een dreigende wolkenlucht. Tegelijk voegt Friedrich een vernieuwend element toe, namelijk de verticale lijn van de figuur die staand op een strookje strand, met de rug naar de toeschouwer, nietig afsteekt tegen de grootse wolkenlucht. Het toont hoe modern Friedrichs minimalistische, expressieve en abstracte aanpak is. Net als de zips in de werken van Barnett Newman focus je op een verticale lijn, waardoor de gelaagde kleuren ongrijpbaar gaan vibreren. Als je scherpstelt op de monnik, komen de atmosferische kleuren van de lucht naar voren om vervolgens weer terug te slaan op het vlakke schilderij, oneindig schommelend tussen de suggestie van een onmeetbare ruimtelijke diepte en de realisatie van het kunstmatige van het schilderij.

Grave stelt ook dat dit effect ervoor zorgt dat we blijven contempleren over wat we waarnemen zonder het werk ten volle te begrijpen. Hij verwijst naar een brief waarin Friedrich schrijft ‘dat je het nooit kunt begrijpen, dat je nooit het ondoorgrondelijke hiernamaals kunt doorgronden’. De tentoonstellingsmakers werken dit aspect van contemplatie cultuurhistorisch evenwel niet verder uit, door het bijvoorbeeld met het sublieme in verband te brengen. Zo had de nieuwe relatie tot de natuur in het romantische tijdperk nochtans meer inhoud verkregen en waren er concretere aanknopingspunten geweest met de natuurrepresentatie in de hedendaagse kunst. Het filosofische idee over het sublieme van Immanuel Kant wortelt immers in Friedrichs tijd. Kant beschreef het sublieme als iets dat kan worden ervaren ten overstaan van een groots landschap en van levensbedreigende natuurkrachten. Het landschap is een middel om een transcendent idee als het goddelijke te ervaren, dat zich onttrekt aan het intellect en het voorstellingsvermogen. Het kan echter alleen bereikt worden op een veilige afstand van het natuurgeweld, zoals bij het aanschouwen van een subliem kunstwerk. Het is een beschrijving die herinnert aan Der Mönch am Meer: de verbeelding slaat steeds weer stuk op het doek; we blijven zoeken, zoals de nietige monnik, naar iets als het ‘ondoorgrondelijke hiernamaals’.

De romanticus blijft een beschouwer van de natuur, als een decor om te reiken naar wat goddelijk of transcendent is. Het is daarom niet vreemd dat Bruno Latour schrijft in Oog in oog met Gaia: ‘Subliem of tragisch, daar wil ik vanaf zijn, maar één ding is zeker: het is geen ‘schouwspel’ meer waarvan we op afstand kunnen genieten. We maken er deel van uit.’ We kunnen vandaag geen passieve natuurbeschouwer meer zijn, want het decor is tot leven gekomen en het werkt als een actor op ons in en omgekeerd. Precies dit verschillende begrip van de natuur, zo anders in de romantiek dan in de huidige tijd, wordt op de tentoonstelling onvoldoende uitgewerkt. Het is een insteek die tot een meer samenhangende keuze van hedendaagse kunstwerken had kunnen leiden.

Dat tweede, hedendaagse deel bestaat grotendeels uit werken waarin Friedrichs schilderijen bijna letterlijk worden geciteerd, en waarbij het meestal niet gaat om een herziening van de relatie tussen mens en natuur. Illustratief is Olafur Eliassons kleurenstudie Colour experiment no. 87 (2019), in de vorm van een rond canvas bestaand uit verschillende kleurgradaties die zijn afgeleid van Friedrichs werk Das Eismeer (1823-1824). Een van de weinige uitzonderingen is de fotoserie The Blue Fossil Entropic Stories (2013) van Julian Charrière, waarin de kunstenaar als klein mensje over een drijvende ijsberg loopt en met een gasbrander ijs wegbrandt. De wandelaar van Friedrich is symbolisch veranderd in een actieve geologische kracht die de natuur niet langer van een afstand beschouwt. Het is een geheel andere positie dan die waar de promoposter van deze tentoonstelling aan refereert: een wandelende, contemplerende Friedrich is harmonisch samengebracht met een oververhit landschap dat alarmerend oranje kleurt, zoals de luchten tijdens de bosbranden van de afgelopen zomers.

 

• Casper David Friedrich. Kunst für eine neue Zeit, tot 1 april, Hamburger Kunsthalle, Glockengießerwall 5.