width and height should be displayed here dynamically

Cindy Sherman, rétrospective

De retrospectieve tentoonstelling van het werk van Cindy Sherman (New Jersey, 1954) in het Jeu de Paume is de grootste ooit. Na Parijs reizen de 250 foto’s verder naar Bregenz (Kunsthaus), Humlebaek (Louisiana) en Berlijn (Martin-Gropius-Bau).

Haar vroegste werk, samengebracht in A Cindy Book (1964–1975), bestaat uit een ordinair schoolschriftje met ingeplakte familiefoto’s. In deze fotosouvenirs, die in de catalogus maar niet in de tentoonstelling werden opgenomen, zien we de kleine Cindy opgroeien van peuter tot teenager. Elke foto draagt systematisch hetzelfde onderschrift, Thats me. De tentoonstelling opent met de korte super-8-animatiefilm Doll Clothes uit 1975, die eerder als curiosum getoond wordt. Als in een knipselboek voor kleine meisjes past Cindy Sherman papieren kleren. Hier komt haar artistieke uitgangspunt bovendrijven en het zal nadien nog nauwelijks wijzigen. Al dertig jaar maakt ze foto’s van zichzelf in de meest verschillende poses en outfits. Het chronologisch overzicht dat werd onderverdeeld in een twintigtal reeksen, waarvan sommige in hun totaliteit werden opgenomen, getuigt van een zeer consequente houding.

In 1975, na A Cindy Book en Doll Clothes, begint het echte werk. Met Untitled A-E (1975) incarneert de 21-jarige kunstenares verschillende personages, waaronder een klein meisje en een clown. De clown en de verschillende aspecten van zijn verschijning (de kindertijd, het masker, het vermaak, maar ook regressie en monstruositeit) zullen meermaals in haar oeuvre terugkeren. Eerder dan om zelfportretten, gaat het hier om een steeds wisselende identiteit. In de loop van haar oeuvre geeft Sherman een beeld van de vrouw zoals dit via de mannelijke blik van de media gedicteerd wordt, meer bepaald in de klassieke schilderkunst, in sprookjes en populaire verhalen, in Hollywoodfilms uit de jaren ‘40 en ‘50, in mode en pornografie.

De reeksen Bus Riders en Murder Mystery, allebei uit 1976 maar hier getoond in recente afdrukken, hebben nog iets theatraals. Ze werden gemaakt als een toneelstuk of een filmscript. Van beide reeksen maakte Sherman ook een getekend storyboard. De plastieken peer van de zelfontspanner onder haar voet is nog duidelijk zichtbaar. De typetjes hebben geen decor, ze zitten of staan in een neutrale studio.

In 1977 komt Sherman met Robert Longo naar New York. Hier ontstaan de eerste filmstills waarmee ze kort daarna definitief zal doorbreken. Het meestal architecturale decor speelt een belangrijke dramatische rol. HaarUntitled Film Stills, waarvan hier de volledig reeks van zeventig foto’s getoond wordt, berusten grotendeels op improvisatie. Het cliché van het vrouwelijke rolmodel, haar sociale en seksuele identiteit, ontleende ze aan oude zwart-witfilms die ze op televisie zag en aan anonieme filmstills die ze op rommelmarkten verzamelde. Deze beelden, die de potentiële bezoekers moesten overtuigen om de film te gaan zien, hebben zowel impliciet als expliciet een verhalend karakter. Ze evoceren de story zonder ze te vertellen. Ze bezitten een grote dramatische kracht, maar onthullen niets van de intrige.

In de Rear Screen Projections (1980) worden de natuurlijke decors vervangen door achtergrondprojecties, zoals die ook in de films van de jaren ‘50 gebruikelijk waren. Nadien verdwijnt het decor uit haar werk en legt ze zich vooral toe op de kostuums, de attributen en de maquillage.

De Centerfold/Horizontals uit 1981 zijn uitgegroeid tot klassieke beelden en behoren nog steeds tot haar belangrijkste werk. Het timide kleurgebruik van haar achtergrondprojecties krijgt hier een expressief karakter. De zaal met de volledige reeks van twaalf grote foto’s vormt het eerste hoogtepunt van de tentoonstelling. De horizontale formaten, die zowel verwijzen naar de openklapbare middenpagina’s van Amerikaanse mannenbladen, als naar het panoramische formaat van de cinema, waren oorspronkelijk een opdracht voor het kunsttijdschriftArtforum, maar de houding van deze kwetsbare, onderdanige en schijnbaar geterroriseerde vrouwen provoceerde een polemiek binnen het tijdschrift, waardoor ze nooit gepubliceerd werden.

In de jaren ‘80 werkte Cindy Sherman regelmatig in opdracht van de modewereld. Zo maakte ze foto’s voorInterviewVogue en Harpers’ Bazaar, voor Dorothée bis en voor Comme des garçons. Inspireerde ze zich voor haar eigen werk op de conventies van de vrouwelijke beeldvorming, dan slaagt ze er hier van binnenuit in om deze conventies te doorbreken. Velen hebben het haar sindsdien in de modewereld nagedaan.

Uit de tweede helft van de jaren ‘80 onthouden we vooral de History Portraits/Old Masters (1988-90). Sherman inspireert zich op de klassieke schilderkunst, met een paar directe verwijzingen naar Caravaggio, Fouquet en Raphaël. De bijna volledige reeks, 26 van de 35, die in een touche-à-touche presentatie zijn opgehangen, vormen een tweede hoogtepunt. De confrontatie in dezelfde zaal met de Sex Pictures uit 1992 vormt een geslaagde combinatie. Reeds in haar Fairy Tales (1985) maakte Cindy Sherman gebruik van etalagepoppen en plastieken prothesen, maar door het gebruik van medische hulpstukken en sekspoppen worden hier alle registers opengetrokken. De kunstenares verdwijnt uit haar werk en wordt vervangen door groteske simulacra met morbide connotaties. De verwijzingen naar Hans Bellmer leiden ons automatisch naar de Horror and Surrealist Pictures en de Masks.

Met de Hollywood/Hampton Types (2000-2002) keert ze terug naar haar uitgangspunt. De vrouwentypes die ze hier neerzet zijn wat ouder geworden – Cindy Sherman ook. Als meisje hebben ze er ooit van gedroomd filmster te worden. Vandaag raken ze nog met moeite aan een figurantenrol. De tragiek van deze beelden is niet zozeer deze van de personages, maar van een maatschappij, die de eeuwig-jong-mythe als de metalen bol van een gevangene in de chain gang achter zich aan sleept. Net daarom hebben ze iets vertederends. Ondanks de verloren illusies hebben deze naïef-zelfbewuste vrouwen het geloof in hun eigen imago nog lang niet verloren.

De tentoonstelling eindigt met de Clowns (2003-2004), die ze na 9/11 maakte, als een antwoord op de vraag of de artistieke creatie na deze menselijke catastrofe nog zinvol was. Haar fel gekleurde figuren, het gevolg van het gebruik van digitale technieken, zijn zowel tragisch als pathetisch. Deze romantische representatie van de kunstenaar zorgt zowel voor vermaak als voor moraliserende levenslessen, maar achter zijn masker schuilt misschien wel een seriemoordenaar of een kinderverkrachter.

 

• Cindy Sherman, rétrospective tot 3 september in Jeu de Paume, 1 place de la Concorde, 75008 Parijs (01/47.03.12.50; www.jeudepaume.org).