China contemporary, architectuur, kunst, beeldcultuur
De schaal van China is moeilijk te vatten. Zelfs als je drie tentoonstellingen tegelijk maakt over hoe snel en ingrijpend het land verandert, zelfs als je de Rotterdamse burgemeester de tentoonstelling laat openen door alle rotjes te laten knallen die verkrijgbaar waren, zelfs als je een dikke catalogus maakt vol met foto’s van het Nieuwe China… dan nog is het beeld niet krachtig genoeg. De kranten berichten dagelijks over de veranderingen in het verre oosten en de vele Chinese toeristen in Nederland vormen een duidelijk teken dat de maatschappij en de economie daar in beweging zijn. Het is allemaal bekend. Foto’s van oneindige steden vol haastige wolkenkrabbers en schreeuwerige reclameborden met rode karakters maken dan ook weinig indruk meer, het is gewoon Chinatown in het groot.
In Rotterdam ondernamen drie musea een poging om de Chinese verrassing het hoofd te bieden. Het Nederlands fotomuseum toont de beeldcultuur, het Museum Boijmans van Beuningen maakte een tentoonstelling over kunst en het Nederlands Architectuurinstituut geeft een doorsnede van wat er speelt in de Chinese architectuur. De tweetalige catalogus werkt als bindmiddel tussen de drie exposities en geeft, naast een overvloed aan foto’s, ook een serie lezenswaardige essays over het land en de cultuur. Zoals bij romans en reportages over China het geval is, speelt ook hier het exotische, het totale anders-zijn van de samenleving en de mensen een grote rol in de fascinatie voor het onderwerp. Weetjes over aantallen en tempo, over dromen en verlangens, corruptie en machtsverdeling zijn schokkend en fascinerend. Maar hoe kan het dan dat veel van de beelden toch zo bekend voorkomen? Laten de kunstenaars vooral de vooruitgang zien waar ze trots op zijn, en die grote overeenkomsten vertoont met wat er in het westen te zien is?
De tentoonstelling in het NAi is groot en architecturaal. Ze is verdeeld aan de hand van een aantal thema’s. Aan het plafond hangen grote rechthoekige raamwerken met doeken die zijn bedrukt met taferelen van het straatleven enerzijds en van het gedroomde mondaine China anderzijds. Dat beeld van de context van de architectuur en openbare ruimte wordt versterkt door citaten op de muur zoals: “In China hebben 100 tot 150 miljoen mensen geen permanent adres. Deze groep migranten beweegt zich tussen de dorpen en steden.” Het geeft context en schaal aan, maar is alweer moeilijk te vatten.
De verrassing van de tentoonstelling zit hem in de kleinere schaal. Zo heeft de Chinese architect Wang Hui (Neno 2529 Design Group) centraal in de ruimte een paviljoen gebouwd van holle kokers met een spiegelende vloer, wat een aardig, wellicht symbolisch geladen spel van openheid en geslotenheid veroorzaakt. Zitplaatsen met boeken over China trekken onwennige en wat onzekere bezoekers aan: kan je hier op zitten of gaat de boel dan schuiven? Drie Chinese toeristen maken foto’s van elkaar in het paviljoen.
Een van de pakkende thema’s in de tentoonstelling is Chineseness: Hoe Chinees is Chinese architectuur? Hier wordt een kant getoond van het hedendaagse China die begrijpelijk is. Een aantal relatief kleinschalige projecten wordt zorgvuldig gedocumenteerd. Deze ontwerpen tonen aan dat niet alles stereotiep groot, schreeuwerig en véél is. Een school in Ngari bijvoorbeeld, in het westen van Tibet, geeft een indringend beeld van innovatieve, karakteristieke Chinese architectuur die aansluit bij wat er internationaal wordt ontworpen. Ook dit ontwerp is van architect Wang Hui. De school is niet snel en goedkoop gebouwd voor het grote geld, zoals de meeste wolkenkrabbers en woonwijken die op de foto’s te zien zijn, maar is slim ontworpen met aandacht en geduld. Door het barre klimaat op het Dak van de Wereld en de desolate omgeving moest de architect ongebruikelijke oplossingen bedenken om de ruimte leefbaar te maken, en materialen toepassen die in de directe omgeving voorhanden waren, zoals losse kiezels voor de muren.
Kiezels spelen ook een hoofdrol in het ontwerp van Father’s House van architect Ma Quingyun (MADA s.p.a.m.). De buitenmuren van dit huis dat de architect voor zijn vader bouwde, werden bekleed met kiezels uit de lokale rivier die op kleur werden gesorteerd. Vanwege de afgelegen ligging op het land bij de stad Lantian, moesten zowel de bouwvakkers als de materialen ook hier in de directe omgeving gezocht worden. Maar behalve kiezels en bamboe gebruikte de architect toch ook gewoon een betonskelet en metalen raamkozijnen. En net als bij Nederlandse huizen was ook hier het uitzicht over een mooi landschap belangrijk voor de indeling en bevat de plattegrond alle gebruikelijke onderdelen als woon-, bad- en slaapkamer, plus een zwembad. Dat maakt het makkelijker om het ontwerp te plaatsen en te vergelijken met wat bekend is. Over het ontwerp spraken vader en zoon acht jaar lang, en het resultaat is sereen, warm en zeer esthetisch.
Juist de bescheiden schaal en de hoge kwaliteit van deze architectuur maakt indruk, want het is een verademing in de drukte van de tentoonstellingen. De vervreemding loert alweer bij het volgende paneel, waar het themaPublic Domain aan bod komt. Het Plein van de Hemelse Vrede is 880 bij 500 meter groot. En de schaal en het ontwerp van de hoogwaterkering van de Jonkua Jindong Rivier reduceren de Deltawerken tot een lachertje.
• China Contemporary, architectuur tot 3 september in het NAi, Museumpark 25, 3015 CB Rotterdam (010-440.12.00; http://www.chinacontemporary.nl).