width and height should be displayed here dynamically

Contrepoint. L’Art contemporain au Louvre

Bij leven worden bijgezet in het meest prestigieuze museum ter wereld is zowat de natte droom van elke kunstenaar. De enige die het tot nu toe overkwam was Picasso. In 1971 kreeg hij van de Franse staat als verjaardagsgeschenk een tentoonstelling met acht schilderijen in de Grande Galerie van het Louvre. De presentatie werd door de president zelf ingehuldigd. Maurizio Cattelan is nog niet half zo oud als de toen negentigjarige Picasso. Op een van de kroonlijsten van het Louvre zit zijn jeugdige trommelaar. De godganse dag slaat hij zijn mechanisch ritme, dit tot ergernis van de bewakers, tot jolijt van de toeristen en tot grote bezorgdheid van sommige ouders, die hem dringend aanmanen naar beneden te komen.

Kunsthistorisch heeft het weinig zin om in het Louvre (of in het Musée d’Orsay, dat momenteel werk van Tony Oursler in relatie tot L’Atelier van Courbet presenteert) hedendaagse kunst te tonen. Het idee komt vermoedelijk eerder uit het hoofd van een duur betaald marketingbureau, dan uit dat van een kunsthistoricus. Het is algemeen geweten: wie zijn marktaandeel wil vergroten, moet zijn producten diversifiëren.

Contrepoint is niet echt een tentoonstelling, maar een parcours dat geïnspireerd is op de zomertentoonstellingen die in de jaren tachtig en negentig populair werden, met hier en daar tussen het struikgewas een hedendaagse artistieke ingreep die min of meer op de lokale situatie was geënt. Wie voor de hedendaagse kunst naar het Louvre komt, moet met een moeilijk leesbaar en soms foutief plan in de hand het ganse museum doorkruisen, en regelmatig de weg vragen aan de steeds zeldzamer wordende suppoosten, om dan toch nog verloren te lopen tussen de talrijke groepen schoolkinderen en Japanse toeristen. Zij lopen onverschillig aan de hedendaagse ingrepen voorbij, en beschouwen ze als een curiosum of als een welgekomen verstrooiing.

Elke kunstenaar werd tijdens zijn bezoek aan het Louvre uitgenodigd om een plaats, een object, een periode of een mythologisch verhaal uit te zoeken, waarop hij op zijn manier kon reageren. Een interessant uitgangspunt, dat boeiende vragen had kunnen oproepen over, ik zeg maar wat, de perceptie van de geschiedenis in de kunst of het object in zijn museale context, de manier waarop we omgaan met ons patrimonium of de vraag naar de actualiteitswaarde ervan, de tijd als selectiecriterium of de relativiteit van hedendaagse kunst. Maar de confrontatie met de klassieke kunst en de oude meesters, de “dialoog tussen het verleden en het heden” zoals het in de publieksfolder heet, is ronduit beschamend.

Dat hedendaagse kunst in het Louvre zou kunnen bijdragen tot een interessant debat staat buiten kijf, maar de kritiek hierop afdoen als “een kwestie van macht, van territorium, van misprijzen of scepticisme tegenover de hedendaagse kunst”, zoals de kersverse conservator hedendaagse kunst van het Louvre Marie-Laure Bernadac in Le Monde onlangs deed, is iets te gemakkelijk. Over de keuze van haar kunstenaars valt moeilijk te discussiëren. Wie het parcours van Marie-Laure Bernadac gevolgd heeft, herkent onmiddellijk haar kleine selecte groepje van ‘bevriende’ kunstenaars. Op de werken valt echter heel wat af te dingen. Zij hebben niet de kwaliteit die men op deze prestigieuze plaats mag verwachten. De meeste komen niet uit boven het niveau van de gemakkelijke vondst of de goedkope anekdote. Het werk van Boltanski is ronduit karikaturaal. In een vitrine verzamelde hij een aantal voorwerpen die bezoekers in het Louvre verloren hebben. Als een persiflage op de etnologische aanpak van het museum voorziet hij elk object van een ridicuul commentaar. Een achtergelaten make-up set beschrijft hij bijvoorbeeld als “een aantal stiften, laat 20ste-eeuws, waarschijnlijk afkomstig van een architect of een scribent”.

De Robe de mariée (1994) van Marie-Ange Guilleminot verbleekt bij de Egyptische vrouwenbeelden met klevend gewaad. De maquettes van de door haar gepresenteerde beeldhouwer Absalon (1964-1993) staan wezenloos in een vitrinekast. Het commentaar van Jean-Michel Alberola op de Gilles van Watteau is niet bestand tegen het origineel en de reusachtige glazen parels van Jean-Michel Othoniel, geïnspireerd op de mythe van Gilgamesh en de nederdaling in de hel van de godin Ishtar, zijn buiten proportie en dringen zich verschrikkelijk op tussen de antieke juwelen.

In een poging om de zwijgzame sculptuur tot leven te wekken, projecteert Ange Leccia het gefilmde beeld van een Romeinse jongeling tussen een reeks Romeinse sarcofagen. Xavier Veilhan verrijkt de reeks statuetten van de Hommes illustres de la France uit de 18de-eeuwse Manufacture royale de porcelaine de Sèvres, met een beeldje uit kunststof van de belangrijkste persoon uit de 20ste eeuw: het hondje Laïka was het eerste levende wezen in de ruimte en luidde aldus het nieuwe ruimtevaarttijdperk in. Susan Hefuna is van Duits-Egyptische origine. In haar werk maakt ze veelvuldig gebruik van de moucharabieh, een architecturaal en decoratief motief uit Caïro. Dit in hout gesculpteerde kantwerk, dat dienst doet als scherm tussen binnen en buiten, het publieke en het private, gebruikt ze als symbool voor de plaats van de vrouw in de cultuur van de Islam.

Tot de betere bijdragen behoort waarschijnlijk I Can’t Stop Reading It, een recente video-installatie van Gary Hill over het ontstaan van het schrift. Woorden en tekens op Mesopotamische rolzegels confronteert hij met de computertaal van de informatica. Zijn reflectie over het universele karakter van de taal blijft echter letterlijk ontoegankelijk. Enkele weken na de opening was er nog altijd niemand gevonden om dit technisch complexe werk te laten functioneren.

Een van de mooiste bijdragen komt van José Maria Sicilia. Uitgaande van een oosters tapijt maakte hij een keramisch werk met beschilderde tegels, waarbij hij oosterse én westerse motieven en symbolen (in de Andalusische mengcultuur van zijn streek komen beide veelvuldig voor) op een intelligente en vooral actuele manier door elkaar laat lopen. Daarnaast heeft de Amerikaanse kunstenaar Cameron Jamie een reeks laat 19de-eeuwse, vroeg 20ste-eeuwse Halloweenfoto’s samengebracht in de afdeling Afrikaanse, Aziatische, Oceanische en Zuid-Amerikaanse kunst. De ingrepen van Jamie en Sicilia vormen de zeldzame hoogtepunten van deze tentoonstelling. Zij getuigen van een grote liefde voor dit museum, een grondige kennis van hun onderwerp en een persoonlijke visie op hun problematiek. Ze verbinden hun belangstelling voor het historische, politieke en actuele met aandacht voor het magische en het esthetische. Hun kwaliteit is dat ze zichzelf niet als norm nemen, en dat zij de gekozen objecten uit de verzameling van het Louvre niet banaliseren maar hen verrijken met hun persoonlijke blik.

 

• Contrepoint. L’art contemporain au Louvre, tot 10 februari in het Louvre, Quai du Louvre 34-36, 75058 Paris (01/40.20.53.17; www.louvre.fr).