width and height should be displayed here dynamically

Dagboek

In de loop van 1993 verbleef Hugo Debaere (°1958, Gent) twee maanden in Krefeld in het kader van het uitwisselingsproject “Transfer”, een initiatief van de Vlaamse, Waalse en Nordrheinwestfaalse gemeenschap. In zijn ongebruikelijk atelier – een “pelikanenkot” in de Krefeldse zoo – legde hij niet alleen de basis voor enkele sculpturen (waaronder “Neus van Afrika” en “Kolo”), hij hield er ook een dagboek bij waaruit we hier postuum een fragment publiceren. Het is onmogelijk om uit te maken of de auteur deze publikatie op prijs zou gesteld hebben, zeker is dat er evenmin argumenten voor het tegendeel voorhanden zijn. Voor de publikatie van dit intieme, persoonlijke document pleit alleszins het inhoudelijke programma: een zorgvuldig en radicaal onderzoek van de blik.

Bij de reproduktie van het dagboek is zoveel mogelijk getracht het oorspronkelijke karakter te bewaren. Slechts enkele tekeningen en schetsen werden weggelaten en de redactie bleef beperkt tot het hoogstnoodzakelijke.

 

Op 3 maart 1993 start ik dit oneigenlijke dagboek, omdat het misschien nooit een dagboek wordt. Ik ben geen schrijver en mijn werk is vooral plastisch gericht. Als ik maar vormen kan maken ben ik gelukkig. Denken heeft iets schrikwekkends – in je eigen gedachten verstrengeld raken. Die verstrengeling heeft ook nog zo’n uitgesproken karakter. Het beeld is zingevend, ook al valt er niks over te vertellen. Ik heb het reeds twee dagen ijzig koud. Is dit een nieuwe ziekte. Moet ik nieuwe energie uit mezelf putten om deze nieuwe omstandigheden te beheersen, of moet ik energie putten uit deze nieuwe omstandigheden om me opnieuw levenslustig te maken. Het schrijven is een koortswerende activiteit. Gaandeweg moet ze aan het papier blijven kleven, knopen en gekrulde zenuwen ontspannen. De zwarte inkt moet de bitterheid lichten.

 

04/03/1993 Het pelikanenkot is mijn nieuw onderkomen. Ze hebben voor mij plaats geruimd. Ze mogen nog niet volledig buiten blijven, en hebben een gedeeltelijk opgewarmd hok. Ik sta er versteld van hoe exotische dieren deze kou trotseren. Mijn hok is opgewarmd en als ik wil kan ik ook nog naar buiten. Momenteel hoor ik vogelgezang in het hok naast het mijne. Het lijkt wel Afrikaanse muziek. Ritmisch en gevarieerd volgen de tonen elkaar op. Verschillende stemmen naast elkaar vullen elkaar aan. Ik hoop dat ik dit gezang nog te horen krijg. Misschien moet ik zelf muziek meebrengen om hun reacties te testen. Het is net alsof de klank in de romp geproduceerd wordt. Er is een volledige overgave van het lichaam aan de klank. Hij is eerlijk en komt van binnen uit.

Ik wenste dat ik hetzelfde kon. Mezelf in dat gebalde moment totaal uitdrukken. Alles in functie daarvan organiseren. Onbedachtzaam mezelf zijn, produceren vanuit het totaalgevoel. Instinctief en noodzakelijk. Beheerst zonder bedachtzaam te zijn. Binnentreden in het mechanisme, weg van de oppervlakte. Het lichamelijke niet als huid maar als leven, als vitaliteit… als dwang… als noodzaak. Een verhaal dat begint aan het einde van je kennis en aan het begin van je mogelijkheden. Mijn nieuwe leefomstandigheden als bewoner van de zoo stellen voor mij alles in vraag. Alles lijkt van vooraf aan opnieuw te moeten gebeuren. En eigenlijk zou iedere situatie dit moeten uitlokken. Wil het voor jou betekenisvol zijn. Steeds opnieuw verdwazen (verstommen) en deze angst ervaren. Ik moet mijn ervaringen benutten om ze te leren vergeten. Het lopen verleren en opnieuw leren gaan om nadien weer te lopen, enzovoort… Hoe kun je deze angst uitdrukken. Hoe kun je steeds nieuw opnieuw zijn zoals voordien zonder dat daar enige tijd aan kleeft. Het lichaam en zijn eigenschappen…

Bij de apen heb ik opgemerkt dat de jongeren iets zorgeloos hebben, iets opgewekts. De anderen stralen iets droevigs uit (pessimistisch). Ze lijken zich blijkbaar bewust van de absurditeit van het bestaan. Ze zijn onvrij niet enkel omwille van hun gevangenschap maar ook omwille van hun ‘condition’. De mens heeft steeds de hoop vrij te zijn. Momenteel voel ik mij een beetje als een zwaarmoedige aap die naar deze zorgeloze jeugd uitkijkt. Vandaag wou een grote orang-oetang mij met een stuk groente bekogelen. Het was merkwaardig hoe zijn bewegingen niet te voorzien waren. Zonder een oog aan mij te schenken was hij blijkbaar volledig met mij bezig. Plots wierp hij met een zwaaibeweging het stuk kool in mijn richting waarna hij me een hele poos bleef aankijken. Hoe hij met zijn blik de diepte, die ons scheidde, namat. Zijn gezicht vertoonde een vreemde uitdrukking, bijna glimlachend. Alhoewel ik vermoed dat hij door die agressie zijn lippen lichtjes optrekt waardoor je een schijn van glimlach krijgt.

Een meldenswaardig feit is dat de apen (de gorilla’s althans) zich regelmatig met hun urine inwrijven. En hun stront opeten na die met hun hand opgevangen te hebben. Met het ouder worden krijgen gorilla’s en orang-oetangs een bijna onwezenlijk lichaam. Bij de orang-oetangs is het iets meer karikaturaal. Ze zijn ook iets zwaarmoediger in hun bewegingen. Bewegen zich ook dichter tegen de grond. Soms slepen ze zich enkel. Hun bewegingen zijn log en soepel tegelijkertijd. Alsof hun bewegingen zich willen ontdoen van dat lichaam. De orang-oetang heeft twee vreemde ooglappen waar ik geen verklaring voor heb.

Het lijkt me onhandig. Maar hij heeft geen vijanden meer en hoeft ze dus ook niet meer te zien. Het is wel intimiderend als hij voor je staat. Hij wordt er massiever door. Zijn soepele bewegingen verhullen zijn kracht. Maken hem onpeilbaar. Bij de volwassen gorilla worden alle vormen in zijn lichaam uitdrukkelijk. Als waren ze eraan toegevoegd. Zijn attitude is er een van één en al bevestiging. Ernst, hij lacht nooit en wordt zelden vertederd. Zijn tegenvoeter lijkt het minder ernstig te nemen. Zijn lichaam maant hem aan tot relativeren. Met zijn gedrochtelijk lichaam moet hij de dingen wel verzachten. De kwabben rondom zijn hoofd en nek wijzen hem terug. Zodat hij niet te hoogmoedig wordt. Zijn tegenhanger daarentegen geniet van een glimmende borstkast. Die aan alles behalve aan een aap doet denken. Men zegt toch ook dat iemand met veel haar op zijn borstkast een aap is. Mooi gladgeschoren mannenlichamen. Zijn glimmende borstkast heeft ook iets weeks. Als hij zich strekt, voel je de huid over de ribben verschuiven, als iets wervelloos. Het eerst zo stoere wordt plots kwetsbaar. De gorilla beseft ook dat hij kwetsbaar is. Achter die mannelijke onverzettelijkheid schuilt reeds sensuele weekheid. Wat eerst de tastzinnen afschrikt, trekt ze plots dubbel aan. Het gevoel tegen deze weke warmte verpletterd te worden. In zijn grootheid toont hij zijn kleine kanten. In zijn beestheid schuilt ook een mens die hij kost wat kost wil uitdrukken. Al moest hij er door ophouden aap te zijn.

Land(dieren)bewoners zijn meestal vreemdsoortiger dan lucht- en zeewezens die het zich wellicht niet zouden kunnen veroorloven zonder onvermijdelijk naar beneden te stuiken of te zinken. Meestal perfect gestroomlijnd. Aerodynamika waar de mens nu pas aan toe is. Voor de rest heeft de landbewoner blijkbaar plezier in een bepaalde gedrochtelijkheid. Deze onvolkomen beweger is een onvolmaakt denker geworden. Alles lijkt erop dat hij zichzelf niet wil aanvaarden. Water en lucht zijn bepalender voor het lichaam dan land. Deze bewoner heeft bijna zelf zijn wijze van bewegen moeten uitvinden. Hij kan er geen vrede mee nemen.

 

05/03/1993 Bij het dier is de uitgestoten klank bijna een afbeelding van zichzelf. Een moulage van zijn binnenste (innerlijk).

Belgen zijn meer genuanceerd dan Duitsers, maar daarom ook minder duidelijk. Mijn nieuwe leefsituatie accentueert mijn meerduidige en contradictorische gevoelens.

Wat ik opmerk, is dat de dieren hier enorm bewust zijn van uw aanwezigheid. Misschien begrijpen ze wel beter wat uw aanwezigheid hier voor hen betekent, omdat ik begrijp wat hun aanwezigheid hier voor mij betekent. Misschien zou ik bestialer moeten worden om mij beter te kunnen inleven. Ik heb alvast een baal stro naar binnen gehaald. Als ik ze openstrooi, breekt het misschien ook de kou van het beton.

Een opening naar die ongekende wereld moet ik vinden. Een gevoel waarmee ik me kan verzoenen. Beelden zijn het produkt van een constante identificatieproces.

Zuivere vormen ten opzichte van fantaisistische vormen. Deze zonder verklaring. Het fantaisistische bij vogels is zoals sieraden bij ons. Het verandert niks aan de essentie van de vorm.

Een gorilla en een zeehond troosten elkaar. Gorilla’s kijken elkaar zelden aan. Ze voelen elkaar aan… Kijken is een uitdaging. Voor de rest lijken ze in zichzelf geïsoleerd. Ze communiceren weinig verbaal. Alles blijkt geweten. Waar communiceren wij eigenlijk over. Soms zijn er stiltes die ze heel aandachtig beleven. Met het vallen van de nacht wordt het hier ook stiller waardoor de weinige klanken ook meer betekenis krijgen. Het is net of ze bij die stiltes – niemand beweegt dan nog – heel diep nadenken. Maar ze mogen niet nadenken, waarop ze de stilte dan maar verbreken. Ze kijken elkaar zelden aan, maar ze kijken ook zelden naar elkaar. Dat weten ze. Ze nemen de omgeving waar, zonder zich op iets te concentreren. Ze zijn volledig op het moment gesteld.

De neushoorn is ongelooflijk archaïsch, de milleniums liggen als dikke lagen op zijn lichaam, en hebben er zijn ogen bijna volledig achter verdrongen. Hij ziet nog verre vage beelden. Het leven draagt hij binnenin. Veel moet het zijn want zijn romp staat er gezwollen van.

 

06/03/1993 Aap zegt aap, vogel zegt vogel, mens zegt mens.

Orang-oetangs zijn eenzamer dan gorillas. De gorilla beweegt met veel vertoon. Zijn tegenhanger geeft eerder een vermoeide indruk. Maar zijn traagheid en lenigheid stemmen perfect overeen. Zijn bewegingen werpen hem op zichzelf terug. Hij beweegt in zichzelf. Alles gebeurt in vertraging. Zelfs de kwiekere kleine heeft reeds de neiging zijn moeder na te bootsen. Zijn blik lijkt verveling uit te stralen. Zijn heen en weer bewegen in zijn kooi lijkt ook doellozer. Onze aanwezigheid schijnt hem veel meer te hinderen dan de gorilla’s. Regelmatig werpen ze een blik in uw richting maar worden nadien opnieuw volledig door hun activiteiten opgenomen. De grote gorilla kijkt meer naar het publiek maar ogenschijnlijk roert het hem minder. Verschillende malen heb ik de grote orang-oetang in zijn betonnen bomen zien turen naar een mogelijkheid om uit zijn kooi te komen. Bij de gorilla’s heb ik dat nog niet waargenomen. De gorilla is levenslustig en opgewekt.

Denken over werk met video. Vroeger idee met omgekeerd dak van een hut hernemen.

Close-up opnemen van dieren (vooral gezichten…), daartussen opnames van mezelf (gezicht). Als inwoner van de zoo. Ze moeten u aankijken of beginnen aan te kijken… De ogen, de blik, het ogenblik. (Close-ups nemen op het t.v.-scherm en ook afspelen…)

 

07/03/1993 Oren.

Hout / mest / wol …

Oren gemonteerd op de stokken van het omgekeerde dak. Voor het bouwen van het dak hoofdzakelijk stokken gebruiken waarvan de schors voor het grootste deel door de dieren is afgeknaagd…

Naast het kijken ook het horen, ook het ruiken met de onderste hoop mest.

De blik zou moeten afwisselen met vage (floue) eventueel zelfs aftastende beelden maar ook in close-up… De oren op de stokken gemonteerd als antennes… Het geheel lijkt op een radarsysteem… van een primitieve soort. Het gaat over al datgene wat we ‘zelf’ niet kunnen opvangen… We zien de blik maar niet het kijken. De fixatie van de blik, het moment waarop de ogen kruisen is een houvast. Deze houvast kaatst je in jezelf terug. De rest van de beelden zouden tastend, onzeker moeten zijn. De blik doordringt je, maar het zijn jouw tastzinnen, gevoelens die aangesproken worden. Op het moment van de fixatie vervaagt al de rest daarrond. Het is een moment van concentratie. Op het moment van de blik wordt ook alles stil, niets beweegt nog. De blik is ook moeilijk te verdragen. Langdurige fixatie wordt beklemmend. Angst. Bij het dier bemerk je heel goed hoe verschillend de blik kan zijn. Maar de blik is altijd wild. Kun je niet zoals handelingen, houdingen, enz. culturaliseren (cultiveren). Hij wordt naargelang bepaalde omstandigheden geëist of ten strengste verboden enz… Het neerkijken als onderdanigheid, of het fixeren bij berisping. Als je iets te weten wilt komen, kijk je ook in de ogen van die persoon om hem te dwingen. De blik is een instrument binnen de machtsverhoudingen. Je kunt de blik niet cultiveren, maar je kunt hem ook niet verbergen. Bij het dier kun je ook heel goed merken dat de blik een moulage is van de ziel. (Zo ook bij de mens trouwens.)

Op zondag is er veel volk, ze hebben me terug in mijn kot gejaagd.

Op het moment van de blik wordt alles stil, niks beweegt nog in je buiten die accumulatie van trillingen die de intensiteit opvoeren. Deze vragen om een ontlading. De sprong of de vlucht. Het leven is een opeenvolging van korte momenten die bij elkaar gehouden worden.

Kijken, springen, doden, eten zijn wezenlijk van elkaar verschillende dingen. Niettegenstaande het feit dat men dit als één beweging ziet, bij een aanvallend dier bijvoorbeeld. Op die wijze ziet men alles in functie van een daad.

Het oprispen (trillen) van de huid, het roteren van de oren, het verdraaien van de neus, het (fonkelen) van de ogen. Alles wijst op een intense waarneming van de omgeving, gewaarwording van de omgeving.

Alert voor de minste prikkel. Het dier heeft geen organisatie van de omgeving, enkel een onderlinge organisatie. Ze organiseren zich om zich tegen de omgeving te beveiligen. Wij organiseren de omgeving (bijna om ons tegen onszelf te beveiligen). Het dier begeeft zich in een permanente duisternis. Een permanente wildernis. Leeft op de rand van orde en wanorde. (Verwarring.)

Al deze bladzijden die ik hier neerpen, dienen op een heel vrije wijze geïnterpreteerd te worden. In mijn poging contacten te leggen, laat ik mijn gedachten de vrije loop als een eb en vloed van gevoelens, stemmingen, intuïties…

Van deze desoriëntatie gebruik maken om alles verder te ontregelen, te ontrafelen. Door eb en vloed komt het water ook in contact met het zand. Streelt het zoals uw gedachten en (object). Alles wat ik niet kan begrijpen, omringt mij zoals een nacht, een chaos. De dag is onbegrijpelijker dan de nacht. Eigenlijk zou ik moeten zeggen, omringt mij zoals een dag.

De blik is een moment van verstomming. Zeer intense confrontatie met het zelf. Zoals reeds gezegd werpt de blik je op jezelf terug. Het is een onveranderlijke ervaring. Maar is de blik ook geen binnentreden in de ander. Misschien in de mate dat die blik een moulage is van de ziel. Of is de blik enkel een kruisen. Het is in ieder geval wederzijds. Een ontmoeting. Wanneer je blik deze van een dier kruist, ontstaat er een communicatie die een fysisch contact teweegbrengt. De blik wordt tastzin, er is geen aanschouwen meer (observatie). (Ik heb het gevoel er nog steeds niet uit te komen.)

Er is communicatie zonder dat er eigenlijk communicatie is. Het zegt iets over jezelf maar buiten iedere bevattelijkheid om. Het gaat naar vóór de communicatie terug.

De blik zegt eigenlijk weinig, en nochtans is het de meest geconcentreerde, meest essentiële vorm van communicatie (meest directe). We zijn de blik verloren. Misschien hebben we niet eens meer die intense blik die een dier heeft. Onze blik is een karikatuur van de werkelijke blik. Inzicht daarin zou ons veel vertellen over onszelf. De ontzetting die de blik veroorzaakt, is misschien wel een gevolg daarvan. Een dier dat zichzelf in de spiegel ziet, raakt ontzet door die afwezigheid waar wij zo vertrouwd mee zijn. Wij leven in een permanente afwezigheid. We kijken naar het spiegelbeeld der dingen.

Daarnet hebben ze mij een hoop olifants- en neushoornmest geleverd. Ik kan ze niet uit elkaar halen behalve misschien qua grootte. Het zijn bollen van circa 12 à 15 cm diameter. Velen zijn onderaan en bovenaan afgescheurd als kwamen ze uit een keten. Stro, gras en stukjes hout zijn in elkaar gekoekt met een donker vel rond. Het is alvast nauwelijks of zelfs onmogelijk te modelleren materie. Voor het modelleren van werkstukken zal ik verder moeten zoeken.

Werk herdenken met twee Afrikafiguren. Tekening op de grond met keutels van een olifant. Voor de tekening op de grond heb ik tussen de 50 en 100 meter nodig.

Halssnoeren in de ruimte hangend. Halssnoeren voor olifanten.

Het dier leeft in een verduisterd universum van irrationele krachten.

 

09/03/1993 Vandaag ben ik met Mevrouw Thiel en Tommy koeiemest gaan halen. Het was een hele gebeurtenis, met een medewerkster van de Kulturamt deze klus te klaren. Ze is heel openhartig en behulpzaam. Ik ben pas na drie uur terug in de zoo aangekomen. Mijn atelier ginds is verschrikkelijk klein, ik heb er nog niets gedaan en het staat al bijna volledig vol.

Een valies in de vorm van een neushoornkop om overal je weg door te banen.

gevlochten riet met mest dichtgemaakt

om je door de wereld een weg te banen.

Koeiemest om je door de wereld een weg te banen.

Een dier weet zich naar de blik te richten. Bij ons spelen de oogleden bij de uitdrukking een grote rol, bij een dier is dit veel minder waarneembaar. Hier speelt vooral de intensiteit van de blik. Zo heb ik bij een jonge tijger gemerkt dat toen ik in zijn ogen begon te kijken zijn blik steeds intenser werd zonder dat aan de vorm van zijn oog maar iets veranderde. Op het cruciale moment is hij platter gaan liggen en beginnen blazen. Zonder de kooi ware het misschien ook het moment van de sprong geweest. Of de vlucht. Voor het dier is in deze situatie de vlucht geen oneer. Bij veel dieren is de blik vurig. Kuddedieren (herten, antilopen…) hebben steeds opengesperde ogen. Toch is het geen dwaze of geterroriseerde uitdrukking. Verschrikking in hun blik is ook enkel in de intensiteit waarneembaar. Krokodillen hebben een onwaarschijnlijk onwezenlijke blik. Er is geen enkele uitdrukking in hun blik te lezen en toch doet dit niets af aan de intensiteit van de blik. Een dier leeft in termen van intensiteit, wij leven in termen van nuanceringen (uitdrukkingen). Bij een dier is er een verticale spanning bij de mens een horizontale. De mens is een anecdotisch wezen. De aap is het meest aan de mens verwant. Hij sleept zijn ape(vacht – mantel) met zich mee. Vooral de orang-oetang is daar een goed voorbeeld van.

Afrikanen hebben zich ook in hun eigen traditie vernesteld. (Machtsverhoudingen, families, etnische groepen… gewoontes, taboes… hypocrisie is even aanwezig als in het westen…)

Bij dieren is de kracht onpeilbaar. Zo hoorde ik dat de schouder van een verzorger werd afgerukt door het gebit van een kameel. Niet ver van mijn kot staan de kamelen. Reusachtige dieren zijn het. Na een paar dagen had ik reeds de indruk (gerechtvaardigd) dat de oudste mij reeds herkende. Bijna iedere maal dat ik voor zijn terrein stilhoud, nadert hij mij. Hij tracht zo dicht mogelijk te komen met zijn drieledige lippen die steeds onder het schuim staan. Zijn kop is zeer massief. Hij zendt nauwelijks waarneembare fluitsignalen uit. Niettegenstaande het feit dat dit dier me heel erg aantrekt, durf ik het nauwelijks aan te raken. Hij zit constant zijn schuim te herkauwen. Trage soevereine bewegingen heeft hij. Waarom boezemen deze dieren zoveel ontzag in. Hij is de enige die de woestijn aankan (één van de weinigen). Het onmetelijke waar je in Afrika zo vaak mee geconfronteerd wordt. Hij ziet voorbij de horizonten waar je geen weet van hebt. Hij leeft voorbij tijd en ruimte. Verliest zijn haar als hij het niet meer nodig heeft en laat het weer aangroeien als het terug nodig is. Ouder worden kent hij niet, enkel het moment van het bezwijken en het sterven. Schreien doet hij zoals iedereen als hij ten einde krachten is. Hij levert zich aan zijn oprechte gevoelens over.

 

10/03/1993 Evenals gisteren werk ik vandaag verder aan mijn (Afrikareiziger).

Ik zou er graag allerlei dierlijke – hier in de zoo gevonden – elementen in verwerken. Pluimen, haren…

Vandaag heb ik van één van de verzorgers gehoord dat ik voor hen (de verzorgers etc…) niet zo welkom was in de zoo. Ze hebben voor mij onder andere twee vogels, die de kou niet al te goed verdragen, buitengelaten. Het ijs is hier en daar wel wat aan het breken.

Om terug te komen op de blik. Ik heb gemerkt dat de oogleden wel meewerken bij de uitdrukking. Er is wel weinig oogwit te merken. Enkel bij het verdraaien van de ogen, denk ik. In ieder geval speelt bij de communicatie de uitdrukking weinig rol, maar vooral de intensiteit. Wat zeg ik hier toch allemaal. De ogen van de neushoorns lijken op ogen die veel geweend hebben. Zwaar en opgezwollen. Bleek en getrokken.

 

11/03/1993 Vandaag lijkt alles gericht te zijn op de officiële verwelkoming door de burgemeester. Ze hebben mij zelfs uit mijn atelier gehaald om zeker te zijn dat ik het niet zou vergeten. Ik moest mij gaan verkleden, etc… Nu zit ik hier thuis te wachten tot ze me komen halen. We worden tot deze avond in beslag genomen.

 

12/031993 De blik is harder dan een steen. Hij beroert je zonder dat je precies weet wat er in je omgaat…

Een tijd zonder tijd (tijdloze tijd)…

Vandaag heb ik mijn Afrikareiziger voor een groot deel in mest gestoken (combinatie van koeiemest en olifantsmest). Het was prachtig weer, echt lente, het breekt de eenzaamheid wat. Contact heb ik daar niet. Het ijs is wel wat gebroken, ik kan wel dingen bekomen, maar dat is het dan ook geweest. Deze avond is het heerlijk fris weer. In de zoo is het stil – enkel de dieren hoor je. Maar niemand loopt nog rond. Ik heb al een paar maal de leeuwin horen brullen. Ik denk dat ze dit gehuil met heel haar romp voortbrengt. Als de ezels schreien is het echt een hartverscheurend schouwspel. Ze staan er steeds wat ongelukkig en koppig bij. Hun kop wat naar beneden hangend. Net alsof ze kou hebben. Ik geniet van het vallen van de avond en de rust. De kameel ruikt naar urine. Je ruikt het reeds van ver. In de verte hoor ik het mooie gezang van de vogels die naast mij zaten maar die enige dagen geleden naar buiten gebracht werden. Het begint echt donker te worden, jammer. De zonsondergang had langer mogen duren. Nu worden de dieren ook rustig. Zou er geen gevaar meer dreigen? Tijd om ook te vertrekken. Nog even stilstaan bij de kamelen, mijn aanwezigheid hindert hen niet. De grote kameel draait steeds traag zijn hals, en blijft me dan lang aankijken. Zou ik ook een geur hebben, allicht wel. Maar voor ons speelt die geen rol meer. Het doet me denken aan de burgemeester van Krefeld die door een walm van parfum was omgeven. Misschien zou dit de kamelen aan het schrikken brengen. Je zou wel voor minder.

 

13/03/1993 Vandaag heb ik de hele dag gewerkt aan mijn Afrikareiziger, om hem uiteindelijk volledig te veranderen.

Een hanekam, of een kus op mijn neus. Momenteel ben ik wel ver van de zoo. Heb er reeds twee dagen niet meer in rondgelopen. Zelfs de kamelen een eindje verder trekken mijn aandacht niet. Enkel de ezels waar ik voorbij moet, komen nog even naar een wortel schooien met hun steeds vriendelijke, droevige blik en hun stoffige, droge vacht. Een beetje houterig. Je zou er snel een affectieve band mee kunnen hebben. Ze hebben iets menselijkers dan pony’s. De blik van een paard is harder, afstandelijker. Een ezel heeft iets stunteligs en grotesks. En de schuchtere pelikanen met hun vreemd gekwek, steeds in koor en als tegen elkaar geplakt… Nu ik opgeslorpt ben door dat werk heb ik geen oog meer voor iets anders. Als je met je werk bezig bent, is er niks anders meer. Alles errond wordt zwart, als een blik.

Bestaat de blik zonder je ervaring (als zijnde wezenlijk jezelf). Zoals ook de scheppingsdrang aan alle ervaring voorafgaat. Kunst die naar die voorervaringse scheppingsdrang teruggaat. Zoals de blik die naar de voorervaringse existentie teruggaat. Kunst en de blik verenigen in die gemeenschappelijke onmiddellijkheid (vergelijkbaar met een soort vóórbewustzijnsleven…). Je voelen voelen, je zien kijken. Bij de blik op het moment dat de ogen kruisen, krijg je die weerkaatsing waardoor je doorheen de andere jezelf voelt. Het kunstwerk moet hetzelfde provoceren, bewerkstelligen.

Het werk met de Afrikavorm, zoals het er nu uitziet, wordt tegen mijn hoofd gedrukt (voorhoofd).

Hoofd in twee gespleten…

 

14/03/1993 Daarnet stonden twee pelikanen mij op deze bijna perfect symmetrische wijze aan te kijken…

 

19/03/1993 Ondertussen zijn er vijf dagen voorbij. Het werk met de Afrikaman is veranderd. …ondersteboven gedraaid met neus naar boven.

Alsof ze omvergevallen was.

Ondertussen ben ik ook begonnen aan het werk met het skelet van een borstkast als beschutting… Beschutting voor de reiziger. Bij de maquette een kleine kameel zetten, om de schaalverhouding te bepalen, alsook de context.

 

20/031993 Denken over een volledig in hout (takken) opgehangen borstkastskelet. Wankele spanning in de ruimte ophangend…

 

Met dank aan de familie en vrienden van Hugo Debaere