width and height should be displayed here dynamically

Daniël Robberechts – Dagboek 1980

Za 260180 Verleden zaterdag Heibel-redactie, in het nieuwe huis van Paul. Zondagnamiddag bij Ludo, wijn op flessen gedaan, fondue; een best gezellige namiddag, eigenlijk, elk controversieel onderwerp uit de weg gegaan; Guy die naar wijsbegeerte overschakelt – invloed van de Nouveaux Philosophes? Maandag gaat Cee bij dr. Sulmon na een hele nacht hoesten, krijgt een week ziekteverlof. Dinsdagmorgen naar Kortrijk voor Heibel, Standaard-Boekhandel heeft maar één exemplaar verkocht, Theoria twee. Woensdagnamiddag naar Gent: een uurtje bij Apostel, een rekenmachine gekocht voor Cateau, boeken gekocht bij Marnix (en de brieven van George Eliot besteld), bij De Slegte; dan met B. gegeten (slecht) en gevrijd (goed). Donderdagnamiddag bezoek van Patrick Hanon uit Sint-Genesius-Rode, student tweede licentie aan de VUB die z’n licentiaatswerk over mijn teksten schrijft, hij kwam vooral kijken naar Schrift en tijdSCHRIFT. Erg sympathieke jongen, zelfs aantrekkelijk, °1957! (Toch wel verbazend hoe ze mij allen zijn meegevallen, de jongens die een scriptie hebben geschreven over m’n werk: Vorsselmans, Maes, Voet, Hanon – het geschrift zorgt blijkbaar voor een soort van verwantschap-selectie? Alleen met Lut De Saeger heb ik maar zeer oppervlakkig contact gehad, doordat ze niet in Everbeek kwam?)  Gisteren Jef Cornelis aan wie ik de vier eerste delen van het scenario heb kunnen meegeven; blijft nu nog deel vijf: het bravourestuk van de monologue intérieur van F. Dat scenariowerk is dus véél omvangrijker gebleken dan ik verwacht had, nu al meer dan 200 uren, dit is 240 frank per uur. Ik kan best met Cornelis opschieten omdat ik hem niet al te serieus neem; hij gebruikt me kennelijk om een aantal ontgoochelingen en frustraties af te reageren, dat vind ik best; een heel gek leven dat die man leidt. Onaangenaam vind ik eigenlijk alleen de reminiscenties en de tics van Adé. Cornelis kwam vaak tweemaal in de week, bleef ook een paar keren slapen. Nu gaat hij me met rust laten tot 0402. Tijd om weertijdSCHRIFT op te nemen – maar tussendoor moet ik ook die Frank-monoloog zien te maken.   Donderdag Kris Lenaerts opgebeld en vernomen dat hij door Kluwer ontslagen was. Daarmee vervallen een aantal mogelijkheden: de uitgave van Heibel, van werk van mij…

 

M 2801 Ben blijft thuis om aan de tbc-proef te ontkomen. Cee weer naar school. Zij maakt het slecht. Gister zei ze dat ze zich vreemd voelde in dit huis; en dat ze niet op haar poten zou kunnen terechtkomen zolang ze met me samen bleef. Antwoord van mij: dan moeten we uit elkaar, want dan heb je niets meer te verliezen. Voor enkele maanden zou ik nu panisch zitten denken aan alles wat ik nu zou moeten ondernemen met het oog op een scheiding. Nu reageer ik nuchter en fatalistisch. Zo’n scheiding kan toch niet in een twee drie gebeuren, het huis moet verkocht raken, Cee moet een nieuwe woning vinden, misschien moet ze haar overplaatsing bekomen enzovoort. Ik moet dus wel gewoon doorwerken alsof er weinig aan de hand is. Natuurlijk vind ik dat ze onze verstandhouding onderschat – maar zo’n uiteraard egoïstisch oordeel kan weinig invloed hebben op haar. Verbazend hoe goed ik me voel, elke morgen? Nawerking van de autonomie die ik in Lovenjoel herwonnen heb? Effect van de homeopathie? En sinds ik Christian heb teruggezien droom ik nog van hem als adolescent, maar daarna barst ik niet meer van weemoed.  Soms het gevoelen dat ik te vroeg rijp was, als adolescent had ik een mentaliteit die bij een veertigjarige paste? Ik was ‘gemaakt’ om een ‘veertigjarige’ te zijn?  Hypothese: van tien tot veertig jaar ga je aan het vreemde leven wennen. Vanaf veertig jaar gaat het leven je met de dag gekker lijken, onvoorstelbaar vreemder nog dan je vroeger had gedacht.

 

V 0102 Gisteravond laat Les rendez-vous d’Anna van Chantal Akerman. Een nieuwe soort van acteren – hoe zouden onze omgangsvormen niet veranderen als deze soort mettertijd evenveel invloed zou krijgen als destijds bijvoorbeeld het Hollywood-acteren? Een zich gedragen als een zij/hij, in plaats van als een (op het hysterische af) jij. (Vergelijk Brechts ‘leven in de derde persoon’ – Me-ti.)  Woensdag Kris Lenaerts. Moeten we maar afzien van de mogelijkheid van een Vlaamse tekstcultuur? Misschien valt er een soort van manifest of publieke waarschuwing te schrijven.  Geen reactie van Christian. Hypothese n° 1: het ergert hem dat ik mijn verliefdheid niet negeer (Eén zin in Wiskunde in opspraak); dat kan ik alleen maar best begrijpen, als hij de zaak verdrongen heeft – en hoe zou een luitenant-kolonel zoiets niet verdringen? Hypothese n° 2: Aankomen in Avignon en de tekst over wiskunde vallen hem lelijk tegen. Hypothese n° 3: de politieke afstand is te groot.

 

Za 0202 Cee alleen naar Brussel, tot morgen.  Gedachten aan samenwerking: een manifest over tekstcultuur in Vlaanderen schrijven met Kris Lenaerts; een aantal biografische notities over Gilliams met Mark Insingel.  Instituten waar je niet mag aan raken, de minste kritiek betekent dat je ‘tegen hen’ bent, een vijand die in alle talen verzwegen moet worden. Niet alleen de professoren (De Wispelaere, Van Vlierden…) maar evengoed kritische media (HUMODe Morgen).  Het bespieden van de geliefde die nog niet weet dat zij de geliefde is. De Toverberg, pp. 184-185. Dit moet je maar beleefd hebben. Koesteren met de ogen, roepen zonder woorden.

 

M 1102 Gister weer een huilende Cee. Ze mist volledig het gevoel dat ik van haar hou, of zelfs dat er enige intense relatie is tussen ons. In grote mate een kwestie van spreekvaardigheid – en van het feit dat ik zoveel in tekst investeer. Maar zij kan er maar niet anders op reageren dan met geklaag en verwijten – wat de uitwisseling nog maar moeilijker maakt. Gister had ik echt het gevoelen dat ik mijn ontslag kreeg – maar vanmorgen was ze weer zo vriendelijk en zo lief. Alsof een namiddag klagen en huilen haar er weer bovenop hielp. (Toch geen betrouwbare methode.)  TOT: plastische operaties op ‘mtr’, ‘Marckx en Brecht’, de Vlaamse Leeuw… Hoe ‘kinderachtig’. Verzameling van alle mogelijke varianten alleen machinaal te realiseren? Fundamentele binaire keuze: ofwel ben je op zoek naar een isotopie, ofwel wijs je die af.  Cee zei dat ze Cateau over haar moeilijkheden had gesproken. Die reageerde met: als jullie scheiden moeten jullie dat maar gauw doen, want voor Ben zou een scheiding afschuwelijk zijn als hij zo oud zal zijn als ik toen jullie naar Lovenjoel gingen.

 

V 1502 Cee met Ben vertrokken naar Frankfurt. Ben daarnet tandpasta gaan kopen bij de apotheek, anderhalf uur lopen. Woensdagnamiddag met Mark Insingel naar Gent bij Kris Lenaerts, een uitvoerige discussie over de mogelijkheid om boeken uit te geven met kapitaal van een bank of een dergelijk instituut. Alle problemen draaien om de distributie. Voorlopig valt mijns inziens niets anders te doen dan een provocerende diagnose te componeren over ‘tekstcultuur’.  Ernest Jones: The Life & Work of Sigmund Freud. 172: “On the first day (in Paris) he felt so lonely in the throng that were it not that he had a long beard, a silk hat, and gloves he could have broken down and cried in the street.” 177: “The mob give vent to their impulses, and we deprive ourselves. We do so in order to maintain our integrity. We economize with our health, our capacity for enjoyment, our forces: we save up for something, not knowing ourselves for what. And this habit of constant suppression of natural instincts gives us the character of refinement. We also feel more deeply and therefore dare not demand much of ourselves. Why do we not get drunk? Because the discomfort and shame of the hangover gives us more ‘unpleasure’ than the pleasure of getting drunk gives us. Why don’t we fall in love over again every month? Because with every parting something of our heart is torn away. Why don’t we make a friend of everyone? Because the loss of him or any misfortune happening to him would bitterly affect us. Thus our striving is more concerned with avoiding pain than with creating enjoyment. When the effort succeeds, those who deprive themselves are like us, who have bound ourselves for life and death, who endure privation and yearn for each other so as to keep our truth, and who would assuredly not survive a hard blow of fate that would rob us of our dearest: human beings who can love only once. Our whole conduct of life presuppose that we shall be sheltered from the direct poverty, that it is always open to us to free ourselves increasingly from the evils of our social structure. The poor, the common people, could not exist without their thick skin and their easy-going ways. Why should they feel their desires intensely when all the afflictions nature and society have in store are directed against those they love: why should they scorn a momentary pleasure when no other awaits them? The poor are too powerless, too exposed, to do as we do. When I see people doing themselves well, putting all seriousness aside, it makes me think it is their compensation for being so unprotected against all the imposts, epidemics, diseases, and the evil condition of our social organization.”219: Literaire verwantschap van psychoanalyse: “The Art of Becoming an Original Writer in Three Days” van Ludwig Börne; en de gelijkmatige, enigszins diffuse, losse aandacht van de analist als een soort van ‘literaire’ aandacht. Wellicht hoofdzakelijk: een aandacht die voortdurend zowel op het geheel als op de details is gericht, een ‘totale’ aandacht. 246: “…that no hysteria arises from a single experience, it is a matter of cooperation in memories (over-determination); this rule he held to be absolute.” 272 (1899): “You are certainly right about bisexuality. I am also getting used to regarding every sexual act as one between four individuals” (brief aan Fliess). 405: “Discretion is thus incompatible with a good presentation of psycho-analysis. One has to become a bad fellow, transcend the rules, sacrifice oneself, betray, and behave like the artist who buys paints with his wife’s household money, or burns the furniture to warm the room for his model. Without some such criminality there is no real achievement” (brief naar Pfister). 419: “A man should not strive to eliminate his complexes but to get into accord with them: they are legitimately what directs his conduct in the world.” 428: “In fact he gave the advice that one should make important decisions independently of any analysis, which should either precede or follow such decisions but not accompany them.” 461: “No one writes to achieve fame, which anyhow is a very transitory matter, or the illusion of immortality. Surely we write first of all to satisfy something within ourselves, not for other people.” 506: “It was this observation that made him wonder whether there was some principle independent of the pleasure-unpleasure principle, and he suggested there was one to which he gave the name repetition-compulsion.” 543: “Something in me rebels against the compulsion to go on earning money which is never enough, and to continue with the same psychological devices that for thirty years have kept me upright in the face of my contempt of people and the detestable world.”

 

M 1802 Zaterdag en zondag met B. naar Brussel, even naar de Nacht van de poëzie, haar dan mijn Zondags Brussel getoond. Onvoorstelbaar hoe we elkaar invoelen, in bed.  Sukkel met de tekst over tekstcultuur. Waarom zou de Vlaamse Gemeenschap eigenlijk een eigen bijdrage moeten hebben in de Nederlandse tekstcultuur? Zou men zich niet beter aansluiten bij een eventueel Nederlands cultureel imperialisme? Het zelfs uitlokken desnoods. Maar een politiek zoals Ronald Soetaert in De Morgen volgt is toch helemaal onaanvaardbaar?  Roggeman, Insingel en ikzelf: drie houdingen tegenover publicatie. Roggeman vindt (blijkens zijn brief aan Kris Lenaerts) dat hij niets meer hoeft te doen dan de tekst te schrijven. Insingel wil niet verder gaan dan de publicatie – ook al is die maar pro forma. In de praktijk ben ik het met hem eens, alleen vind ik dat àls er dan al aan een nieuw publicatiekanaal gedacht wordt, dat men dan ook aan een nieuw, doelmatig distributiekanaal moet denken.  Wat me zo deprimeerde in de biografie van Freud. Ik vind nog altijd dat een mens die in het rijke Noorden leeft beter zelf een einde aan zijn leven maakt tussen 50 en 70, vóór hij opgeslorpt wordt door de medische industrie. Daarom apprecieer ik ook zo de zelfmoord van Virginia Woolf. Maar de laatste jaren van Freud wekken het vermoeden dat er in oude mensen zich een kracht gaat ontwikkelen waarmee ze zich krampachtig aan het leven gaan vastklampen, ook wanneer het redelijk gesproken geen enkele zin meer heeft. En die kracht maakt hen dan tot dankbare objecten van het medisch ingrijpen tot elke prijs. En ik ben bang dat mijn beoordelingsvermogen op eenzelfde manier omgebogen raakt.

 

Zo 0203 In de knoei. B. die het wilde afmaken, uit een soort van zelfopoffering. Een scène van Cee na het bezoek van Paul Van Brabant; ze geeft me te verstaan dat ik niks goeds meer kan doen voor haar – als ik haar aanraak dan is ze daar kwaad om, als ik haar niet aanraak ook. De aflevering van tijdSCHRIFT mislukt, voor een deel door het scenariowerk, voor een deel omdat ik er niet toe kom, plastische manipulaties in de tekst te integreren. Ruzie tussen Ludo Bekkers en Cornelis, de eerste denkt dat de tweede me aangestookt heeft om een bijkomend honorarium te vragen. Gister naar het feestje bij Robben, daarna klaagt Cee over de grofheid en de onvriendelijkheid van de mensen, waarop Cateau gretig inhaakt door de grofheid en de onvriendelijkheid van de redactieleden van Heibel aan te klagen. Hypothese: Cee zou mij het liefst aan de deur zetten, maar ze komt er niet toe omdat ze dan aan zichzelf zou moeten toegeven dat ze over macht beschikt, en daar gebruik van maakt.

 

M 0303 Er een einde aan maken. Vannacht wakker geworden met het besef: dat het onzinnig zou zijn deze ruimte te verlaten om hooguit een viertal jaren langer te kunnen leven, alleen; ik zou niet eens TOT kunnen afmaken; te veel moeite voor te weinig. Om redenen van menselijkheid tegenover Cee en de kinderen zou ik er niet eens een heroïsche rush naar het einde kunnen van maken. Het idee dat ik best in staat ben om alleen te gaan leven blijkt dus maar een dagdroom en geen echt alternatief. Alleen B. geeft er iets aantrekkelijks aan. Maar: beter te vroeg een einde aan maken dan te laat – wanneer je er niet meer de fut toe hebt. Dan beseft dat ik niet klaar was – ik had nog niet eens de nodige plastic darm gekocht. Toen brak het zweet me uit. Verder de gewone gedachten aan daarna: hoe zullen mensen zoals De Wispelaere of Adé niet kunnen gloriëren enzovoort, hoevelen zullen me over één kam scheren met J.E. Daele enzovoort. Hoe anders je dan tegen de wereld aankijkt en de mensen: een permanent afscheid. En dan werd Cee wat toeschietelijker: uitstel van executie? Maar ze vergeeft het me niet dat ze op mij verliefd is geweest. De gelijkenis van deze crisis van ’80 met die van ’57.

En verder: business as usual. Alsof er niks aan de hand was. Ik merkte dat ik gewoon vreselijk opzag tegen het verhuizen. Het leek me de moeite niet meer waard.

 

Zo 0903 Filmwerk is eigenlijk werk voor megalomanen. Niet in de zin van ‘grootheidswaanzinnigen’, maar dan toch in de zin van ‘mensen die het allemaal zo groot mogelijk willen hebben’. Dat een schrijver dagenlang piekert over één gebaar van één personage, dat kan me heel normaal lijken en het is zijn zaak; maar in de film zijn er meteen twintig à dertig mensen die zich daar moeten mee bezighouden.  Het verlangen, soms, om door vrouwen omgeven te zijn. Zoals ik nu ben MIS ik de aanwezigheid van Lidy van Marissing, van Leen, van Chantal Akerman… Symptoom van wat ik in Cee mis? B. kan dat gemis wel opvangen – maar haar mis ik nu net ook.

 

Do 2703 Dit wordt een boekhouding van de crisissen. Cee gaat de laatste tijd weer regelmatig bij Lut, komt er telkens gemelijker van terug. Maandag lichte uitbarsting, gisteren zat het er weer bovenarms op. Naar Gent om mij een pak te kopen. De bitsigste en onredelijkste verwijten, in de auto, die alle op hetzelfde neerkomen: dat ik mishaag. Bij de terugkeer: “Fous le camp!” Maar als ik ’s avonds zeg: “Dus je wenst dat ik vóór het einde van de grote vakantie wegga?”, antwoordt ze dat ze het niet weet. Dus sta ik weer helemaal op de wip. Vanuit haar standpunt is er, redelijkerwijze, inderdaad geen hoop meer: voor een harmonieus samenleven zonder verliefdheid en zonder seks heeft ze alleen maar een diepe verachting. Maar ik weiger in haar plaats te denken. En zo kan ik alleen maar doorboeren, ALSOF er niets aan de hand was. Anders valt er helemaal niet te leven. Alleen maar de hinderlijke neiging om de kortere, bestelde werken nu voorrang te geven, omdat de waarschijnlijkheid dat TOT afgeraakt danig verminderd is. Een mooie contradictie: leven van de ene dag in de andere, maar werken aan een totaaltekst. Wellicht het bewijs (proef op de som) dat er voor mij geen alternatief is: ik kan me geen gelukkige oude dag voorstellen. Een vaag ideaal zou bijvoorbeeld zijn: de laatste jaren van m’n leven in Knokke doorbrengen. Maar dan het besef: tenminste twee maanden per jaar zou je dan elders naartoe moeten gaan, omdat de kuststreek dan onbewoonbaar is. Het bewustzijn dat elk fragment voortaan echt het laatst geschreven fragment kan worden. Ironie: en dan eens een kostuum kopen, en een nieuw potlood, en een paar boeken.  HUMO 2003: “Na zes dagen van beraad viel het verdict [voor dr. Kurt Heissmeyer]: levenslang, want ‘bij de ingrepen op de kinderen heeft beklaagde niet het minste spoor getoond van menselijke emoties…’.” Dit is natuurlijk helemaal fout – iemand veroordelen op grond van tekens van emoties. En dat is waar Cee me op veroordeelt: omdat zij geen heftige emoties ziet, acht zij ze afwezig.

 

Za 2903 Haar gisteren een brief geschreven. Dan naar Turnhout voor de première van Voor ’t nut van het algemeen. Zonder benzine in Oudenaarde. Gesprek vanmorgen: m’n brief bevat niets nieuws voor haar. Zij zit klem: alleen leven zonder de kinderen, alleen leven met de kinderen, verder met mij samenleven – ze vindt alle drie levenswijzen al even ‘atroce’. – Dus waarom zou ik weggaan? En dan de bittere vaststelling: door de materiële omstandigheden, door de voorzorgen die nodig zijn mag ik zelfs niet helemaal vrij het ogenblik bepalen waarop ik er een einde aan maak.  “Freilich am Ende glaube ich, gibt es nur eine einzige Person, auf die der Mensch sich ganz verlassen kann, das ist nämlich die Mutter. Hier ist man ganz sicher, – wer hieran zweifelt, für den wäre nichts ratsamer, als dass er diese Welt sobald als möglich verliesse” (Heine in een brief aan zijn moeder, 3 december 1853).  De natuur een handje toesteken.

 

Do 0304 Onder invloed van Bourdieu (La distinction): met alle middelen proberen om de vorming van een culturele orthodoxie tegen te gaan. Binnen het Nederlandse taalgebied lijkt dit wel haalbaar (in Frankrijk wellicht niet). Bijvoorbeeld doe ik er goed aan helemaal niet te reageren op een aanval van Jeroen Brouwers; zulk een reactie zou noodzakelijk impliceren dat er een terrein is waar we het wél eens zijn; terwijl zwijgen vele interpretaties mogelijk maakt: maar alle hebben gemeen: ‘DR vindt dat hij geen rekening hoeft te houden met het oordeel van JB’.

 

M 1404 Cee met Caroline naar Engeland vertrokken op Za 0504. Ik met Ben naar Amsterdam van maandag tot woensdag. Mislukking wat de kinderen betreft: de film Peter Pan valt enorm tegen, en het Tropenmuseum ook; Klara een lastige driftkikker, Ben gedraagt zich. Ik zeer onder de indruk van de manier waarop Jacq ons verwent (zijn kookkunst) – en hier raak ik klem: de behoefte om hem te vergelden, terwijl we beiden weten wat het betekent, met gelijke munt te willen betalen. Ik zit alvast met het gevoel dat ik er niet zoals hij op uit ben, hem te verwennen. Polet die wil ophouden met publiceren en die laat uitschijnen dat de kritiek in Raster daar voor iets tussen zit; zijn reactie op de reclame voor Maatstaf “waarin u nooit een bijdrage zal lezen van Sybren Polet of Lidy van Marissing”: “Waarom ben jij daar niet bij?” – dit wil zeggen: jij bent naar het andere kamp overgelopen. Het onaangename gevoel dat hier kostbare uren door de vingers zijn geglipt – omdat ik geen nota heb genomen van onze gesprekken?  Kennismaking met Roswitha Wiegmann.  Van woensdagavond tot zaterdagmorgen in Rijkevorsel. Ben kan zijn schade inhalen door met Hendrik te spelen. Donderdagavond met Leo naar Joris Note in Mol. Voel me tekortgedaan wanneer we maar boterhammen te eten krijgen – terwijl het systeem van ‘terugbetaling’ toch niet in te roepen is? Vrijdagnamiddag met Walter in Turnhout doorgebracht – zoals gewoonlijk een opkikkerend gesprek. ’s Avonds voor het eerst shit gerookt, met Leen. Geen merkbaar effect, tenzij misschien een mindere angst om voor de zoveelste keer hetzelfde te vertellen. Zaterdagmorgen hier terug. ’s Avonds Cee en Caroline opgehaald in Oostende. Nu heb ik moeite om me te herinneren waarover ik met wie gesproken heb.

 

Di 2204 Kaartje van B., zegt de afspraak voor deze avond op, wil me voorlopig niet ontmoeten. Dit komt hard aan, ik vind het zo jammerlijk, zo zonde. Totaal weerloos overgeleverd aan het oordeel van een andere.

 

W 2304 Terug naar: ‘Seks, dat is iets voor anderen’. Toch een eigenaardig vermogen/hebbelijkheid van me, om elk geluk te transformeren in ongeluk, minderwaardigheid enzovoort.

 

Do 2404 De depressie van nu bewijst gewoon dat ik ertoe ben gekomen erop te rekenen dat ik over haar kon beschikken. Hoewel ik wel beter wist. Het zal je leren. Altijd dat kleinburgerlijke afhangen van een persoon.

 

M 2804 Echt onwel na een week verblijf van vader F.: gewoon door het feit dat ik zijn aanwezigheid onmogelijk kan wegdenken en dat ik niet kan nalaten hem te bedienen, maar tegelijk besef dat hij ons allemaal verneukt. Het boek van Hildesheimer over Mozart.  Léon Nolens moest deze namiddag hier doorbrengen, gister belde hij af.  De zus van Lut die op één nacht met twee vriendinnen 200.000 frank verdiende aan één klant. Sinds lang weer de telefoon afgezet.  Wat ik B. moeilijk zal vergeven, als ze het nu echt afmaakt: dat ze mij zolang heeft laten geloven dat het toch allemaal kon.  Deze noodzakelijke luxe: denken over de manier waarop een tekstfragment het best kan geschreven worden. Waarvoor de overgrote meerderheid van de schrijvers gewoon de tijd mist: ze moeten overtuigd zijn dat ze weten, eens en voorgoed, hoe een tekst dient geschreven, anders zou elk artikel in de krant hele weken vergen. En doordat ze uitgaan van vaste schrijfpatronen kunnen hun teksten nooit eens echt anders zijn.

 

Za 0305 Op zoek naar enig aantrekkelijk vooruitzicht. Het etentje met Sulmon, woensdag; het lezen van 19de-eeuwse brieven; TOT? Behalve dat ik niet inzie hoe ik vanaf volgend jaar met de nodige intensiteit zal kunnen werken als de toestand blijft zoals ze nu is (minder losse fragmenten, de ruimten invullen tussen de fragmenten=’bakens’); ??? En is dat alles, en is dat genoeg.  Cee zit weer met ‘divorcitis’ – zegt zij zelf. Voorverleden nacht gedroomd dat ik geen drieënveertig zou worden.  Het idee om me helemaal op mezelf terug te trekken en op het werk blijft aantrekkelijk – maar berust op een begoocheling van het bewustzijn. Ik kan nu eenmaal nooit meer leven alsof ik geen achttien jaren met Cee heb samengeleefd, alsof ik niet de vader was van twee kinderen. Vertrekken met achterlating van het bewustzijn kan alleen maar door te sterven.  Als er nu een positief antwoord kwam van Van Gennep, dan zou ik het alles misschien minder somber zien?

 

M 0505 Gisteren tussen vijf en half zes waren de onherstelbare woorden eruit. ’s Morgens kwam ik tot de bevinding dat alleen de erotiek van B. mij er nog toe kon bewegen, te verhuizen. En meteen ook een paar jaren intensief aan TOT te wijden. Mij vanmorgen gedwongen om te proeven of een onderduiken in Brussel me niet aantrok: wel bijvoorbeeld de terugkeer naar de jeugdwijk, maar realistische correcties maken het allemaal zeer onaantrekkelijk: de noodzaak om veel geld te hebben, de taalkwestie enzovoort. Dat zal je leren een weerzinwekkende geboortestad te hebben. De afhankelijkheid van de vrouwen. Maar op zulke ultieme ogenblikken ben je toch altijd afhankelijk van iets dat de doorslag geeft?  Gister ook mijn kamer schoongemaakt. Ironische lectuur: de brieven van Multatuli aan Tine. Les in realisme: dit lezen terwijl je weet hoe het zal aflopen.  Vannacht een nare droom, en angstzweet, daarna slapeloosheid.  De vraag is nu of die doodswil zo’n 70 uren is vol te houden. Verstrooiing is natuurlijk wel toegelaten.  Wanneer zij de man van haar collega ten voorbeeld stelt die regelmatig aan z’n vrouw vraagt ‘Wat zullen we doen voor het souper? Een eindje fietsen?’ – dan bewijst dit dat het mijn woekeren met de tijd omwille van m’n werk is dat haar definitief dwarszit. Nu gaan we eten, anders vinden we later de kracht niet om ons van kant te maken.  Als ik een job ging zoeken zou dat de zaak wel rechttrekken voor haar. Maar hoe zou ik verder leven zonder bitterheid om wat ik opgegeven heb.  Nog tweemaal post die nieuws zou kunnen brengen die de beslissing misschien zou kunnen ondermijnen.

 

Di 0605 Krankzinnige ommekeren. Omkeer 1: Gisternamiddag komt zij nog praten, maar altijd over hetzelfde. Ik reageer met: ja dat heb ik wel begrepen, jouw gevoélens kan ik onmogelijk weerleggen, om er het beste van te maken moeten we allebei denken dat er nog het beste van te maken valt en daar is voor jou kennelijk geen sprake van. Het wordt dus scheiden. Na het avondeten duikt bij mij de gedachte op: mijn vestiging in Gent zal B. haar problemen wel niet oplossen, maar dan zal ik wellicht toch van haar aanwezigheid kunnen genieten? Vermits zij gister zei dat ze mij binnenkort zou bezoeken. Meteen het gevoelen van: zou ik het toch maar proberen. Ik leg Cee de kwestie van het geld voor; zij blijkt me meer toe te kennen dan waar ik op rekende, ik zou het wel vijf jaren kunnen volhouden. De enige moeilijkheid blijkt dan nog: het risico dat Cee sterft, en dat ik van de ene dag op de andere voor de kinderen moet instaan. Omkeer 2: Alles gebeurt alsof zij geróken heeft dat ik niet meer in de meest nietige positie verkeer, en zij begint te spreken tegen alles wat ze zondag en gister heeft gezegd. Echt alsof ze mij als een speelbal wilde gebruiken: “fort” und “da”. Zuchten, huilen… Tot ik zeg: “Ik wil het nog wel proberen, maar ik wil niet dat dit nog gebeurt, als je nog divorcitis hebt, moet je maar eens een week weggaan.”  Nu het gevoelen van: het zou inderdaad toch geen behoorlijke zelfmoord zijn geweest, al te zeer die van een slachtoffer vanuit een totale minderwaardigheid.  Business as usual.

 

W 0705 Vandaag een vrouwendag: vanmiddag bij m’n moeder, vanavond eten met Anne Sulmon, en daarbij moet ik Caroline en Cécile Pontenier een lift geven naar Brussel. (Drie Franstalige vrouwen.)

 

V 0905 Woensdag een boeiende avond met Anne Sulmon. Gister een dure Raleigh-fiets cadeau.

 

Za 1005 In het gesprek met Anne Sulmon is er wellicht iets belangrijks geraakt waar ik verder had moeten op ingaan. Het ging om het verlies, en zij zei: men kan alles verliezen op een goede manier. Ik daarop: ja maar wellicht gaat u daarbij uit van het primaat van het leven, “zolang er leven is…”; voor mij hadden heel wat joden in concentratiekampen inderdaad beter zelfmoord gepleegd. Waarop zij het voorbeeld aanhaalt van een groep joodse vrouwen die er door een tot het uiterste doorgedreven solidariteit in geslaagd zijn velen van de vergassing te redden; en die nu ook veel serener voelen dan heel wat joden die niet in kampen zijn terechtgekomen. (Moet je hier interpreteren: ook omwille van de beul moet het slachtoffer trachten te ontlopen aan de dood, als het daarin slaagt heeft het voorkomen dat de beul iets onherstelbaars heeft gedaan?) Ik haal het voorbeeld aan van de levensloop van Mozart tegenover die van da Ponte of Giesecke, Mozart een geprogrammeerd slachtoffer van eenzijdigheid? De anderen alleseters en daardoor overlevend.  Twee mensopvattingen: ‘de mens is wat hij doet’ (onder meer de existentialisten) versus ‘de mens is bovenal een handige overlever’.

 

Zo 1105 De specialist (geschoolde arbeider) versus de dilettant/de polytechnische mens (ongeschoolde arbeider!). Maar is het niet het kapitalisme dat een eindeloos uitwisselbare arbeidskracht behoeft? Simone Signoret: La nostalgie n’est plus ce qu’elle était. 330: de verklaring van Eluard naar aanleiding van de zuiveringsprocessen in het Oostblok: “J’ai trop à faire avec les innocents qui clament leur innocence pour m’occuper des coupables qui crient leur culpabilité…” 343: “Par quel soudain sens des responsabilités ce groupe social (des acteurs) devrait-il avoir la parole dans cette révolution, alors que chaque fois que l’occasion lui fut offerte de s’exprimer devant des choses aussi claires et simples que les petits meurtres pour l’exemple, ou les guerres colonialistes, il s’est, à de rares exceptions près, toujours réfugié derrière le ‘moi, je suis acteur, je ne fais pas de politique’?”

 

Do 1505 Henri Guillemin: Nationalistes et nationaux. Welke schrijvers niet allemaal hebben meegezongen met rechts; niet alleen Psichari, maar ook Péguy, Bergson (99), niet alleen Henry Bordeaux maar ook Valéry (260), niet alleen Thierry Maulnier maar ook Gabriel Marcel, Giraudoux (“Nous sommes d’accord avec Hitler pour proclamer qu’une politique n’atteint sa forme supérieure que si elle est raciale”) (326), Gide. Thiers “la vile multitude” – een echo van Baudelaire “la multitude vile”? (121). Pétain die zijn geld in het buitenland in veiligheid brengt in ’37 (371) Hoe kan een officier een mens als zijn gelijke beschouwen die in het leger maar gewoon een soldaat zou zijn?

 

M 1905 Onder het bezoek van de Moreno’s, zaterdag, ineens de gedachte: deze uren zou ik met B. hebben kunnen doorbrengen. Een gedachte om met je kop tegen de muur te stoten. Onmogelijk aan de hoop te ontkomen, dat ze eens op een maandagmorgen hier zal verschijnen. Hoop als foltering.

Waarschijnlijk heeft ze dat maar gezegd om zich vriendelijk van me af te maken. Waarschijnlijk heb ik het ook hier weer eens verkorven. Uiterst onwaarschijnlijk dat ik niet vervangen ben.

 

Di 2005 Herinneringen aan bepaalde momenten met B. ‘Dit kàn toch niet af zijn?’ En dan de stem van de rede: je denkt toch niet dat zij dat alleen met jou kon meemaken, zeker? En: in enkele maanden tijds heeft zij jou heel haar repertorium gedemonstreerd, in de verwachting dat je helemaal beslag zou leggen op haar. (Dit is een zeer unfaire verdenking.)

 

W 2105 Het verlangen om te weten waarin ik niet voldaan heb – of: waardoor ik haar niet onweerstaanbaar ben geweest? In de hoop dat het precies iets zou zijn dat me wél in mezelf behaagt – zo zou ik tenminste het gevoel hebben dat het onvermijdelijk was, dat het zo móest aflopen. Maar anders…

 

Di 2705 Weer bijgelegd? Na een briefje van mij, een bitsige telefoon van haar, een afspraak voor morgen.  Schatzman/Freud: De ondergang van Daniel Paul Schreber. 61: “Ik druk me vaag uit wanneer ik zeg dat hij het zich herinnert: dingen van vroeger herinnert men zich, strikt genomen, alleen maar, indien men ook gelooft dat deze ervaringen betrekking hebben op het verleden.”

 

Do 2905 Gister (anderhalf uurtje maar) een nieuwe B., koel, ontnuchterd. Dat ze zich nu niet meer ongelukkig voelt, kan ik alleen maar fijn vinden. Maar het geeft toch een raar gevoelen van ‘eigenlijk bestaat dit soort vrouw dus toch niet, alleen in zeer vervreemdende omstandigheden, wanneer ze zich overgeven aan een soort slachtoffer-zijn?’

 

Di 0306 Ben flink ziek, ik verkouden.  Waarschijnlijk is het af met B.? Wanneer ik naar haar verlang, dan is het niet naar de ontnuchterde, die brengt me aan het twijfelen over mijn begeerlijkheid. Eenmaal zal ik dus wel een ‘wilde’ vrouw meegemaakt hebben. Maar achteraf blijkt haar wildheid te beantwoorden aan vervreemding, autonomieverlies. Liefde als ziekte, als neurose. Waarschijnlijk dat mijn seksuele geeuwhonger van bij het begin een gevolg is geweest van een gebrek aan intimiteit thuis. Maar ‘wie nooit eens genoeg vertroeteld en geknuffeld is geweest door zijn moeder, die blijft daar zijn leven lang naar zoeken’. Best mogelijk, maar evengoed: ‘wie als kind door zijn moeder geknuffeld en vertroeteld is, die blijft zijn leven lang zoeken naar een herhaling van dit gebeuren’?

 

M 0906 Enkele dagen geleden toch weer eens een weemoedige droom over Christian.  Jean-Paul Sartre:Situations IX. 279: “En tout écrit traitant d’une impossibilité d’écrire, c’est l’écriture elle-même qui se met en question. Ou, du moins, l’écriture faite, les modèles contemporains du discours: un nouvel objet littéraire, soudain entrevu, impose des tâches que les techniques en usage ne peuvent remplir. La question est alors clairement posée: y a-t-il des objets indisables ou ne faut-il qu’inventer de nouvelles manières de dire? D’une certaine manière, l’alternative est fausse et les deux termes n’en font qu’un: le langage ayant manifesté son insuffisance, on n’atteindra l’objet que par un usage ‘contre-nature’ de la parole: ce discours perverti, dénaturé, n’est pas un autre discours; c’est le seul possible mais on ne l’envisage à présent que dans ses lacunes et ses manques: par les trous du langage, on cherche à entrevoir l’objet qui se refuse à dire; les non-sens sont utilisés comme moyens d’approcher le sens inarticulable. La ‘poésie critique’ de Mallarmé n’est pas autre chose…” 290: “Le romancier réaliste – c’est son parti pris – effectue dans chacun de ses livres ce qu’on nomme en physique expérimentale une simulation: c’est reproduire un phénomène global en le dépouillant de tous les paramètres aléatoires qui risquent de l’affecter. Opération fort légitime dans les sciences de la nature mais inadmissible quand il s’agit d’un personnage ou d’une personne car, en ce cas, les paramètres qui paraissent les plus aléatoires, qui sait s’ils ne révèlent pas la réalité profonde? Quoi de plus fortuit qu’un accident de travail ou de circulation? Des enquêtes effectuées pour le compte des compagnies d’assurance ont établi pourtant le ‘profil des accidentés’. Aussi ne sera-t-on jamais sûr qu’on n’a pas, en éliminant ou en modifiant le détail le plus insignifiant, créé un personnage secrètement inviable.” Eindelijk vind ik een probleem dat me al jarenlang dwarszit door een ander gereveleerd.

 

W 0207 Zondagmorgen onwel, na een souper in D’Hoppe. Genezen met homeopathie, maar nu helemaal slap van te veel homeopathische middelen.  Anaïs Nin: Journal V. 55: “If I create a character which reminds you of an uncle of yours, your mind will quickly say: Oh yes, that is like Uncle Philip, and you will rush to complete the identification by superimposing the image of your uncle’s character over what I had intended. I had intended to reveal an aspect of this character not perceived before, but the basis from which it sprang made you situate him in your experience rather than in an unfamiliar one uncovered by the novelist. Therefore, to be able to reveal my new insight into such a character, I have to try and make one who does not resemble your uncle…” 105: “When it came time for me to go to the hospital for surgery, a few people remarked, not without malice: ‘Now that is one event you cannot make exciting or glamorous’. At last, they felt, I was caught in a brutal experience which could not be enhanced.” (Maar dan is er de geschiedenis van de operatie van de koning van de zigeuners.) 258: in de LSD-ervaring, de overgang van COLD naar GOLD, waarvan ze zich niet eens bewust is! En wat een massa trash.

 

Di 0807 Walter Benjamin, Over hasjiesj. 82: “Je zou je, om nader te komen tot de raadsels van het roesgeluk, nog eens moeten verdiepen in de draad van Ariadne. Wat een genot brengt alleen al de handeling van het afrollen van een kluwen. En dit genot is zeer verwant aan zowel het roesgenot als het scheppingsgenot. We gaan voorwaarts, en daarmee ontdekken we niet alleen de windingen van de gang waarin we ons wagen, maar we genieten dit ontdekkersgeluk slechts krachtens die andere ritmische gelukzaligheid die er in het afwikkelen van een kluwen ligt. Zo’n vaste zekerheid van een kunstig opgewonden kluwen dat we afwikkelen, is niet het geluk van de productiviteit, al was het maar in de vorm van proza.” (Maar wat een geleuter, ook, voor de rest!)

 

Di 1507 Enkele cultuursociologische handicaps van de Vlaamse schrijver DR:

-Als Brusselaar geen echte Vlaming, een ‘zinneken’, en dan nog uit een Franssprekend nest!

-Formeel zou zijn werk uitmuntend geschikt zijn om een nieuwe Vlaams elite te sieren, maar de tendens ervan kan zo’n elite alleen maar afkerig maken.

-Terwijl zijn potentiële lezers hoofdzakelijk in Nederland wonen (zoals met nog meer Vlaamse schrijvers het geval is) is de laatste jaren het kneuterige verhaal daar weer ‘de rigueur’.

 

M 2107 Toen Joris Note hier was, vroeg hij me dat ik het klad zou lezen van een artikel voor De Standaard der Letteren over een bundel kritiek van Wam de Moor. Ik heb daarop de tekst gelezen en aanmerkingen gemaakt, maar hem ook gezegd dat ik me bij dat werk zeer onbehagelijk voelde: enerzijds wilde ik zijn tekst wel zoveel mogelijk helpen beter maken, anderzijds wens ik in geen geval De Standaard der Letteren helpen beter maken. Eergister zei hij aan de telefoon dat hij dit dilemma van me helemaal niet begreep. Of hij dat nu echt niet begrijpt dan wel niet wil begrijpen, het komt op hetzelfde neer: ik ben weer eens iets meer alleen dan vroeger. Peter Weiss: Die Ästhetik des Widerstands. Reactie van ‘dit gaat me te ver, dit is mij te veel’. Al die nederlagen van links, mét hun overmijdelijkheid (en dus voorzienbaarheid-achteraf) kunnen alleen leiden tot systematische ontpolitisering, tenzij geheel de politiek van de basis af herdacht wordt.

 

W 1308 Sinds zondag hier terug, een fijne vakantie in Abriès vergald door de terugkeer: 1000 km met vijf reizigers in de auto, en hier een vlooienplaag. Maandag 2807 in Aiguilles overnacht, ’s anderendaags ook. Petit belvédère du Viso, woensdag 3007 Valpreveyre en Col d’Urine, donderdag 3007 ingetrokken in de berghut l’Arole, vrijdag 0108 naar lac Egourgéou, zondag 0208 Crête de Jilly en van Peyra Plata, dinsdag 0408 lacs du Malrif, donderdag 0608 naar La Montette en iets verder. Onder andere dromen over de man die op zijn vrouw klopt, over Kemp, Walter, Pol Hoste, Jef Turf. Toevallig blijkt uit een gesprek met de kinderen dat ze beiden een slechte herinnering hebben aan Georges Adé, terwijl ik hem juist zo veel aardiger vond tegenover de kinderen dan ikzelf, blijken ze hem beiden als een nare man te beschouwen.  Het plezierige van de bergen: wandelen is er altijd een onderneming, je doet niets en tegelijk doe je een hele inspanning, geen enkele eentonigheid behalve soms bij het afdalen. Mijn vragen over de geschiedenis van de streek zoals de Queyras, het melancholieke van alle verlaten gehuchten. Wel te ver om met de auto naartoe te rijden.

 

W 2008 John Berger: A fortunate man. 64: “The primitive medicine-man, who was often also priest, sorcerer and judge, was the first specialist to be released from the obligation of procuring food for the tribe. The magnitude of this privilege and of the power which it gave him is a direct reflection of the importance of the needs he served. An awareness of illness is part of the price that man first paid and still pays for his self-consciousness.” 98: “The inarticulateness of the English is the subject of many jokes and is often explained in terms of puritanism, shyness as a national characteristic, etc. This tends to obscure a more serious development. There are large sections of the English working and middle class who are inarticulate as the result of wholesale cultural deprivation. They are deprived of the means of translating what they know into thoughts which they can think. They have no examples to follow in which words clarify experience. Their spoken proverbial traditions have long been destroyed: and, although they are literate in the strictly technical sense, they have not had the opportunity of discovering the existence of a written cultural heritage. Yet it is more than a question of literature. Any general culture acts as a mirror which enables the individual to recognize himself – or at least to recognize those parts of himself which are socially permissible. The culturally deprived have far fewer ways of recognizing themselves. A great deal of experience – especially emotional and introspective experience – has to remain unnamed for them. Their chief means of self-expression is consequently through action: this is one of the reasons why the English have so many ‘do-it-yourself’ hobbies.” Arnold Hauser: Sociale geschiedenis van de kunst. 35: “Het kunstwerk (in het Oude Oosten) wendt zich direct tot hem [de toeschouwer] als tot een kenner, die niet van de wijs wordt gebracht door de listige bedrieglijkheid van het vulgaire illusionisme. Deze houding vindt nog een late maar ruimschoots duidelijke uitdrukking in de conventies van het klassieke hoftoneel, waarbij de toneelspeler zich met volkomen verwaarlozing van de eisen van de schijnwerkelijkheid van het toneel onmiddellijk tot het publiek wendt, het, als het ware, met woord en gebaar toespreekt, en niet slechts vermijdt het publiek ‘de rug toe te keren’, maar er met alle middelen de nadruk op legt, dat de hele handeling een zuivere fictie is, een vermakelijkheid, opgevoerd volgens te voren overeengekomen regels. Het naturalistische toneel vormt de overgang naar het absoluut tegenovergestelde van de ‘frontale’ kunst, namelijk de film, die, met haar mobilisering van het publiek, dat zij naar de gebeurtenissen leidt, in plaats van de gebeurtenissen naar het publiek te brengen en ze eraan voor te stellen, en met haar poging de handeling zo weer te geven, dat men de indruk krijgt, dat de acteurs op heterdaad bij toeval en bij verrassing zijn betrapt, de ficties en conventies van het toneel tot een minimum terugbrengt. Met zijn robuuste illusionisme, zijn oprechte en indiscrete onmiddellijkheid, zijn heftige aanval op het publiek, geeft de film even onomwonden uiting aan een democratische [fascistische?] kunstopvatting, beleden door vrijzinnige, anti-autoritaire gemeenschapsvormen [?], als de hele kunst van het hof en de adel – alleen maar door haar accentueren van het toneel, het voetlicht, de omlijsting en het voetstuk – onmiskenbaar uiting geeft aan een hoogst kunstmatige, speciaal bestelde aangelegenheid, waaruit duidelijk blijkt, dat de beschermheer [de toeschouwer?] een ingewijde kenner is, die geen behoefte heeft aan de bedrieglijke nabootsing.” (Wat is het meest democratisch: het publiek behandelen als een heer of het behandelen als een kind?) 59: (De Griekse kunst onder de Tyrannen:) “Oorspronkelijk wordt iedere vorm van geestelijk streven geheel bepaald door het nuttige doel, waar hij voor dient; maar zulke vormen hebben het vermogen en de neiging los te breken van hun oorspronkelijke bedoelingen en zich onafhankelijk te maken; zij worden doelloos en tot op zekere hoogte zelfstandig. Zodra de mens zich veilig voelt, bevrijd van de onmiddellijke druk van de strijd om het bestaan, begint hij te spelen met de geestelijke hulpbronnen, die hij had ontwikkeld als wapens en werktuigen om hem in de nood bij te staan.” 60: “Het prijsgeven van het oude standpunt, dat de kunst alleen waardevol en begrijpelijk is als een wapen in de strijd om het bestaan, ten gunste van een nieuwe houding, die de kunst behandelt als niets dan een spel van lijnen en kleuren, als niets dan ritme en harmonie – dit is de geweldigste verandering, die ooit in de hele geschiedenis van de kunst is voorgekomen.” 61: “De autonomie van de verschillende creatieve vermogens van de kunst kan niet worden bereikt zonder een zekere formalisering van zijn geestelijke functies; dit begint met de neiging om de geestelijke voortbrengselen niet langer uitsluitend in overeenstemming met hun nut te waarderen, maar in overeenstemming met een eigen innerlijke volmaaktheid. Wanneer men bijvoorbeeld zijn vijand bewondert om zijn krachtdadigheid en zijn moed, in plaats van hem alle hoedanigheden, die schadelijk zijn voor de eigen persoon, eenvoudig te ontzeggen, dan is dit een stap in de richting van de neutralisatie en de formalisatie van de waarde. Het treffendste voorbeeld van deze formalisatie is de sport, bij uitstek de speelse vorm van de strijd om het bestaan.” 79: “In overeenstemming met de hoog-ontwikkelde portretkunst van het tijdperk is het in de literatuur steeds geliefder wordende genre van de biografie en de autobiografie. De waarde van hetdocument humain stijgt in dezelfde mate, waarin de scherpe psychologische kijk tot een steeds onontbeerlijker wapen in de economische concurrentiestrijd wordt. De grotere belangstelling voor het biografische hangt stellig samen met de filosofische bezinning op het eigen ik en met de heldenverering, die sedert Alexander de Grote opleeft, ja, in zekere zin ook met de grotere persoonlijke belangstelling, die de leden van de nieuwe hofkringen voor elkaar gevoelen. Aan de psychologische belangstelling van dit tijdperk hebben twee kunstsoorten, de roman en het ‘burgerlijke’ blijspel, hun ontstaan te danken.” 157: “[…] later ontmoeten wij, vooral in het noorden van Frankrijk, een dichtertype, dat reeds sterk lijkt op de moderne literator. Hij verzint namelijk niet meer gedichten om voor te dragen, maar schrijft boeken om te lezen. De oude heldenliederen werden destijds nog wel gezongen, de chansons de geste gedeclameerd, de oude hoofse epen waarschijnlijk nog voorgelezen, maar de liefdes- en avonturenromans worden nu als lectuur, voornamelijk voor de dames, geschreven. Men heeft de wijziging in de samenstelling van het publiek ten gunste van de vrouwen als de belangrijkste verandering in de geschiedenis van de westerse letterkunde gekenschetst. Even belangrijk voor de toekomst is echter de nieuwe vorm van de kennisname: het lezen. Want eerst thans, nu de poëzie tot lectuur wordt, kan het genieten ervan tot een hartstocht, een dagelijkse behoefte, een gewóónte worden. Nu eerst wordt zij ‘literatuur’, waarvan het genieten niet meer gebonden is aan de hoogtijden van het leven, aan bijzondere, plechtige gelegenheden, – hij kan nu het tijdverdrijf voor ieder willekeurig uur worden. Hiermee verliest de poëzie de laatste rest van haar gewijde karakter; zij wordt tot niets dan ‘fictie’, tot verdichtsel, waaraan men niet meer behoeft te geloven om er zich esthetisch voor te interesseren.” 182: “De karaktertekeningen van de laat-middeleeuwse literatuur onderscheiden zich voornamelijk van de uitbeeldingswijze uit vroeger tijden daardoor, dat de dichters en schrijvers de afzonderlijke karaktertrekken van hun figuren niet toevallig vínden, maar ze zóéken, verzamelen, ‘afloeren’. Maar meer nog dan al het andere is deze psychologische wakkerheid een product van het stedelijke leven en de verkeerseconomie. De concentratie van zo’n groot aantal verschillende mensen in één stad, de rijkdom en het veelvuldige wisselen van de typen, die men dagelijks ontmoet, scherpt op zichzelf het oog voor de karakteristieke eigenaardigheden, maar de eigenlijke impuls tot de psychologische waarneming ontspringt uit het feit, dat mensenkennis, de juiste waardering van de man, met wie men zaken doet, tot de belangrijkste geestelijke benodigdheden van de koopman behoort.” 235: “De vrijheid waaraan hij [de humanist] zijn bestaan te danken had, was pas mogelijk in een tijd, toen de auteur niet langer afhankelijk was van een beschermer of althans van een strikt beperkte kring van begunstigers, maar voor zijn geestelijke voortbrengselen zoveel afnemers vond, dat hij niet meer met elk van hen op goede voet behoefde te staan.” 243: “Want als de hoge Renaissance de artistieke compositie in de vorm van symmetrieën en overeenstemmingen ontwikkelt en de werkelijkheid in het schema van een driehoek of een cirkel perst, dan betekent dit niet alleen de oplossing van een vormprobleem, maar ook de uiting van een statisch levensgevoel en de wens de toestand, die met dit gevoel overeenstemt, te bestendigen. Zij stelt in de kunst de norm boven de persoonlijke vrijheid, en beschouwt het gehoorzamen aan de norm, hier zowel als in het leven, als de zekerste weg naar de volmaaktheid. Tot deze volmaaktheid behoort in de kunst vooral de algeheelheid van het wereldbeeld, die nooit ofte nimmer door opsomming, alleen door de volkomen invoeging van de delen in een geheel wordt bereikt.” 363: “Het patronaat is de zuiver aristocratische vorm van de verhouding tussen auteur en publiek; het intekenstelsel maakt de band losser, maar bewaart toch bepaalde wezenstrekken van het persoonlijke karakter van deze verhouding; pas de publicatie van boeken voor het algemene, door de auteur volkomen onbekende publiek komt overeen met het anonieme goederenverkeer, waarop de structuur van de burgerlijke maatschappij berust.” 552/553: “De hele geschiedenis van de kunst kan worden voorgesteld als de voortdurende vernieuwing, uitbreiding en vervolmaking van de technische uitdrukkingsmiddelen; en men kan de normale, door geen crisis gestoorde ontwikkeling omschrijven als het proces van het volmaakte gebruik en de volmaakte beheersing van deze middelen, als het harmonische evenwicht tussen kunnen en willen, tussen de mogelijkheid van de uitdrukking en het streven naar de uitdrukking.” 563/564: “Eerst na haar overwinning op de revolutie en de nederlaag van het chartisme voelde de bourgeoisie zich zo zeker van haar macht, dat zij geen gewetensconflicten en gewetensbezwaren meer had en geloofde geen kritiek meer nodig te hebben. Maar hiermee verloor deze cultuurgroepering, vooral het literair productieve deel ervan, het gevoel, dat zij in de samenleving een zending had te vervullen. Zij zag zich afgesneden van de maatschappelijke klasse, wier spreekbuis zij tot nu toe was geweest, en voelde zich volkomen afgezonderd tussen de onbeschaafde klassen en de bourgeoisie. Tegelijk met dit gevoel ontstond pas uit de vroegere, in de burgerij gewortelde cultuurgroepering dat sociale organisme, dat wij ‘intelligentsia’ noemen. Deze ontwikkeling was echter in wezen slechts de laatste fase van het bevrijdingsproces, waarin de vertegenwoordigers van de beschaving zich geleidelijk afzonderden van de vertegenwoordigers van de macht. […] De intellectuelen willen geloven aan de absoluutheid van de waarheid en de schoonheid, omdat zij daardoor de vertegenwoordigers van een ‘hogere’ werkelijkheid schijnen te zijn en een schadeloosstelling vinden voor hun gebrek aan politieke invloed. Daarbij laat de bourgeoisie dit recht van de intelligentsia op een plaats tussen en boven de klassen gelden, omdat zij daarin het bewijs meent te zien voor het bestaan van algemeen-menselijke waarden en de mogelijkheid van een overbruggen van de klassentegenstellingen.” 642: “Hiertegenover staat, dat het primitiefste bioscooppubliek de zich pas vormende taal van de filmkunst spelenderwijze kon leren. Men zou geneigd zijn uit deze constellatie voor de film verreikende optimistische conclusies te trekken, als men niet wist, dat een dergelijke geestelijke eendracht op niets anders berust dan op paradijsachtige kinderlijkheid en dat het verschijnsel zich even vaak herhaalt, als er nieuwe kunsten ontstaan. Misschien zal reeds de volgende generatie niet langer àlle cinematografische uitingsmiddelen begrijpen, en stellig zal vroeg of laat de breuk ontstaan, die ook op dit gebied kenners en leken van elkander zal scheiden. Alleen een jonge kunst kan populair zijn, want iedere andere kunst vereist voor haar begrip kennis van de vroegere, reeds overwonnen ontwikkelingsfasen.”

 

Za 2308 Osip Mandelsjtam: De Egyptische postzegel. 125: “Schrijvers – dat is een ras met een stinkende huid en met de smerigste methodes van voedselbereiding. Een ras dat in tenten leeft en in zijn eigen braaksel slaapt, dat uit de steden is verjaagd, op het platteland wordt vervolgd, maar dat toch altijd en overal op goede voet met de autoriteiten staat die het als prostituees in de rosse buurten een plaats aanwijzen. Want de literatuur vervult altijd en overal één functie: zij helpt de gezagsdragers de soldaten onder de duim te houden en helpt de rechters af te rekenen met de veroordeelden.” 128: “Echte arbeid is Brusselse kant; het voornaamste erin is dat zeker iets, waar het patroon op berust, de lucht, de uitsparingen, de onthoudingen.” Dat hij het niet kon verkroppen dat hij niet alle knappe vrouwen had gehad die hij ooit had ontmoet, dat was tot daar aan toe. Maar dat hij zich daardoor ook tekortgedaan voelde.

 

M 0809 Herhaalde ergernis van de laatste dagen: Toon van Severen die er prat op gaat dat hij een maandlang verlof geen enkele krant heeft ingekeken en verder steen en been klaagt over het onbegrip voor cultuur bij de hoofdredactie van De Morgen. Herinnering aan het geweeklaag van Cornelis over de BRT, aan de talrijke BRT-medewerkers die er prat op gaan dat ze geen televisie hebben. Wat bezielt die mensen toch? Spelen ze die ontgoocheling om begrip en medelijden af te kopen? Of hebben ze echt de belangstelling verloren?  En dan de oerslechte vertaling van Een geboortestad door Frans de Haes. Ik begrijp gewoon niet hoe zulke mensen er gewoon van afzien, er degelijk werk van te maken. Straks ga ik meejanken met de rechtse zakken over het verdwijnen van de ondernemingslust.  De ondernemingslust in Robinson Crusoë, in César Birotteau. Mijn perverse toestand: oorspronkelijk was er 1) het concept van de onderneming, met het idee ‘dit moet succes behalen’, 2) de uitvoering zelf, 3) het succes, met het genot over het feit dat de mensen zich naar het idee gedragen. Mijn perversie bestaat erin, dat ik de uitvoering als een bron van genot ben gaan ervaren, los van de consecratie door het succes.

 

V 1209 tijdSCHRIFT zal deze keer veel te laat verschijnen.  Telefoontje van Jef Cornelis: François Beukelaers enthousiast over het scenario voor Een nare plaats.

 

Za 1309 Leonard Woolf: Growing – eindelijk de hele autobiografie, en de man slaagt er nog in mij te interesseren in Ceylon. Waarom de kolonialen wel gedwongen waren te geloven dat ze superieur waren. 92: “There were very few police and outside Colombo and Kandy not a single soldier. From the point of view of law and order nothing could have been more dangerously precarious than the Pearl Fishery camp, a temporary town of 30.000 or 40.000 men, many of whom were habitual criminals. As the Fishery went on, the town became fuller and fuller of a highly valuable form of property, pearls. […] we four civil servants never even thought about the possibility of our not being able to maintain law and order. And we were quite right.”  L.N. Tolstoi: Huwelijksgeluk. Drie jaren na Madame Bovary. Een zekere verwantschap, maar zeker een grotere lankmoedigheid, en wellicht een grotere muzikaliteit van compositie.

 

Di 1609 Cee gaat met Lut een fietstochtje maken in Zeeland.  De bestellingen van artikels en dergelijke vormen eigenlijk een luxe die ik me niet kan permitteren: ze gebeuren ten koste van het eigenlijke werk, een tekst waar vooraf een duidelijke vraag naar is moet noodzakelijk de tekst benadelen waar helemaal geen vraag naar is. En tegelijk een luxe waar ik niet zonder kan: zonder allerlei bijdragen zou mijn naam echt helemaal vergeten zijn. Stel dat ik een tweehonderd lezers heb, in het Engelse taalgebied zou dat overeenkomen met zesduizend.  Het idealiserende wensdenken waar je je nooit genoeg tegen verzet: had ik me niet schrap gezet, dan zou ik ‘Muriel’ een ideale maar waarschijnlijk nergens voorkomende lichaamsverzorging hebben toegeschreven.  Buitensporig veel moeite om te werken, en ontevreden over de productie – ook buitengewoon seksueel gevoelig.  Via het dagboek III van Woolf een van de dingen gevonden die ik wil: het standpunt vinden van waaruit je héél het leven met enthousiasme kan beamen – maar dan wel geheel het leven, met zo weinig mogelijk weglatingen (Virginia Woolf heeft te veel dingen weggelaten).

 

W 1709 Zou er dringend moeten in slagen, elke occasionele medewerking aan om het even wat niet met tijdSCHRIFT of Heibel te maken heeft, te weigeren tenzij ik er goed voor betaald word – bijvoorbeeld 10.000 frank cash.

 

M 2209 Zaterdag op de alternatieve boekenbeurs. Nu wachtend op een antwoord van Mark Schaevers op m’n voorstel om me verder te helpen aan m’n tekst over taal en ideologie. En wachtend op de drukproeven van de Franse vertaling van Een geboortestad. En vanmiddag opgebeld door John Verstraete, die vraagt of er 500 exemplaren van werk van me te krijgen zijn – er bestaat een minieme kans dat ik de Europaliaprijs krijg, maar ik mag er niet op rekenen. Maar hij belt me dan toch maar. Probeer maar er niet aan te denken – ik voel me al onrechtvaardig behandeld doordat ik de prijs niet ga krijgen.  Charles De Clercq: Het geheim van de Meulemeersen en de twee rostekoppen.

 

V 2609 Er gebeurt weer heel wat. Zaterdag stelde Rik Coolsaet me voor aan de nieuwe Nieuwe mee te werken. Later vernomen dat Kritak ook het Tijdschrift voor diplomatie overnam. Dit schept nieuwe perspectieven voorHeibel; tenminste Eric en ikzelf kunnen bezwaarlijk én aan Heibel én aan De Nieuwe meewerken.

 

Do 0210 Gister naar Brussel. Lambermont-kliniek voor een bloedanalyse voor Ben. Hij huilt wat, van de angst vooraf. Waarom kondigt zo’n kliniek zich niet aan als ‘Clinique Francophone’? Dan naar Heverlee, Louis Dieltjens in zijn werkkot bezocht in het studiehuis van de Jezuïeten. Wandeling in het park. Gegeten in Alma III. Even bij hem thuis aangelopen. Dan terug naar Brussel Ben bij Greta afgezet. In de Rue de la Caserne gesprek voor France Culture met Pierre Mertens, Jacques Sojcher, Michèle Fabien en Jean Louvet. De oratorische exposés van die heren Franstaligen, alleen Michèle Fabien brabbelt zoals ik. Het vreselijke onbehagen dat die Franstaligen in me wekken.

 

V 0310 Gister brief van B.: ze is van bij Pierre weggegaan, geldnood – heb haar een cheque gestuurd. Dit dreigt een nieuwe toenadering helemaal onmogelijk te maken: hoe kan je van het gevoel af dat het om een terugbetaling gaat?  De overname van De Nieuwe door Kritak gaat niet door, daarmee is de noodzaak om vanuit Heibel mee te werken, geweken – maar het gaat om een uitstel: Kritak wil toekomend jaar met een weekblad beginnen.

 

Zo 0510 Gister naar Gent, met Rudi van Doorslaer, Speliers, Spillebeen en Mon Detrez een prozacommissie gevormd voor het Masereelfonds. Bij De Slegte en Marnix. Dan naar Brussel, de boekhandel van Europalia. De film American Gigolo. ’s Avonds Au Bouillon Belge – mijn allergie voor premières? Voor het Vlaamse publiek?

 

M 0610 Virginia Woolf: The diary III. 85: Over de TUC-staking:) “Such is human nature – & really I don’t like human nature unless all candied over with art.” 102: (1926) “As I am not going to milk my brains for a week, I shall here write the first pages of the greatest book in the world. This is what the book would be that was made entirely solely & with integrity of one’s thoughts. Suppose one could catch them before they became ‘works of art’? Catch them hot & sudden as they rise in the mind – walking up Asheham hill for instance. Of course one cannot; for the process of language is slow & deluding. One must stop to find a word; then, there is the form of the sentence, soliciting one to fill it. Art & Thought. What I thought was this: if art is based on thought, what is the transmuting process? I was telling myself the story of our visit to the Hardys. & I began to compose it: that is to say to dwell on Mrs. Hardy leaning on the table, looking out, apathetically, vaguely; & so would soon bring everything into harmony with that as the dominant theme. But the actual event was different.” 196: “That is one of the experiences I have had here in some Augusts; & got then to a consciousness of what I call ‘reality’: a thing I see before me; something abstract; but residing in the downs or sky; beside which nothing matters; in which I shall rest & continue to exist. Reality I call it. And I fancy sometimes this is the most necessary thing to me: that which I seek. But who knows – once one takes a pen & writes? How difficult not to go making ‘reality’ this & that, whereas it is one thing.” 201 (7 november 1928) “And this shall be written for my own pleasure, – own pleasure, – I don’t know what it is that happens. I suppose the convention of writing is destroyed; therefore one does not write at all.” 209: “The idea has come to me that what I want now to do is to saturate every atom. I mean to eliminate, all waste, deadness, superfluity: to give the moment whole; whatever it includes. Say that the moment is a combination of thought; sensation; the voice of the sea. Waste, deadness, come from the inclusion of things that don’t belong to the moment; this appalling narrative business of the realist: getting on from lunch to dinner: it is false, unreal, merely conventional. Why admit any thing to literature that is not poetry – by which I mean saturated? Is that not my grudge against novelists – that they select nothing? The poets succeeding by simplifying: practically everything is left out. I want to put practically everything in; yet to saturate. That is what I want to do in The Moths. It must include nonsense, fact, sordidity; but made transparent.” 221: (13 april 1929) “For the first time we have made over 400 Pound profit. And seven people now depend on us; & I think with pride that seven people depend, largely, upon my hand writing on a sheet of paper. That is of course a great solace & pride to me. It’s not scribbling; it’s keeping seven people fed & housed: a great big man like Percy, a carrot faced woman like Cartwright; they live on my words.” 235: “And so I pitched into my great lake of melancholy. Lord how deep it is! What a born melancholiac I am! The only way I keep afloat is by working. A note for the summe I must take more work than I can possibly get done. – No, I don’t know what it comes from. Directly I stop working I feel that I am sinking down, down. And as usual, I feel that if I sink further I shall reach the truth. That is the only mitigation; a kind of nobility. Solemnity. I shall make myself face the fact that there is nothing – nothing for any of us. Work, reading, writing are all disguises; & relations with people. Yes, even having children would be useless.” 155: “Oh, & I thought – but the thought is already escaping – about the enormous activity of the human kind; his feverish runnings about; Brighton & the roads being nothing but a swarm & agitation of human flesh; & yet it is not despicable. And when I get back here, the same energy is bringing the men back from harvest across the fields; old Mr. Grey, & the poor plodding horse. Now a really comprehensive magnificent statesmanlike mind would take stock of all this human activity & direct it & weld it together. I see this possibility by fits & starts: I see human beings as at the beginning of a vast enterprise, not merely with the usual writers’ care for the aesthetic quality. This is a point of view which is more & more forced upon one by places like Peace-haven. All aesthetic quality is there destroyed. Only turning & tumbling energy is left. The mind is like a dog going round & round to make itself a bed. So, give me new & detestable ideas, I will somehow trample a bed out of them.”

 

V 1010 De kleine Jasmin Hulsens is zaterdag van de eerste verdieping in het huis in Beveren gevallen, driedubbele schedelbreuk, waarschijnlijk niets ergs.  Waarom het heel goed zou zijn als ik de Europaliaprijs niet kreeg: dan hoef ik niet naar Brussel, hoef Simone Weil en Boudewijn geen handje te geven, hoef ik het premièrepubliek niet nog eens mee te maken. Waarom het heel goed zou zijn als ik de Europaliaprijs wel kreeg: er zal wel wat geld aan zitten en dat is meegenomen, en de bekroning zelf is een compensatie voor de commerciële flop.  De hele dag zonder stroom, werken aan de straat: van de hele dag niets uitgevoerd. Rainer Werner Fassbinder: “Een jaar of vijf later heb ik Berlin Alexanderplatz nog eens gelezen. Toen had ik een andere onthutsende ervaring waardoor ik veel ging begrijpen van wat dat nou eigenlijk is: ik. Die ervaring heeft me geholpen niet onbewust te doen wat ik nu maar even slordigweg ‘een leven uit de tweede hand leiden’ zou willen noemen. […] Bij dat herlezen werd me met elke pagina meer duidelijk – en wel zo angstwekkend en onthutsend dat ik me bijna gedwongen voelde mijn ogen en oren te sluiten – dat een aanzienlijk deel van mezelf, mijn handelwijzen en reacties die ik als de mijne had beschouwd, louter en alleen die waren die Döblin in Berlin Alexanderplatz heeft beschreven. Ik had dus domweg van Döblins fantasie mijn leven gemaakt” (HUMO, 0210).

 

Za 1110 De verbijsterende lelijkheid, kleinburgerlijkheid, parvenuachtigheid van het premièrepubliek. Maar het is niet waar dat dit een getrouw beeld geeft van Vlaanderen. Want het publiek van de alternatieve boekenheurs is dan weer bijna uitsluitend ‘beautiful people’.  Cee komt tot de vaststelling dat de enige mensen met wie ze goed kan omgaan, een burgerlijke opvoeding hebben genoten. Het komt er eigenlijk op neer dat ze het de anderen kwalijk neemt dat ze geen burgerlijke opvoeding hebben genoten?  De twee waarnemingen kan je combineren: het premièrepubliek vormt een eerste generatie van verburgerlijking, het publiek van de alternatieve boekenheurs is de volgende generatie; die kan zich al de luxe veroorloven om kritiek uit te oefenen op de burgerlijke cultuur.

 

Di 2110 Ben woensdag onder het mes, clinique Lambermont, alles uitsluitend Franstalig behalve dokter Allaerts die wat Nederlands spreekt met hem; de twee andere zieken die ik aantref zijn allebei Vlamingen. Het gesjoemel na de operatie.  Gustave van de Woestijne: Karel en ik. Leonardo Sciascia: Ieder het zijne. Victor Serge: Veroverde stad. René Girard: Mensonge romantique et vérité romanesque. Carry van Bruggen: EvaIouri Tynianov: Le vers lui-même. 80: “Beaucoup répondront spontanément que le mot dans le vers se distingue du mot dans la prose par sa teinte émotionelle. Mais c’est une réponse au problème de l’affectivité de l’art en général, problème qu’il n’y a pas lieu de poser ici ni de résoudre dans toute son ampleur. Quant au problème spécifique de l’affectivité du mot dans le vers, il peut être compris de manière bien différente. Le fait est que le concept de rythme, ici décisif, n’est absolument pas lié nécessairement à l’affectivité. ‘Les processus intellectuels du rythme,’ écrit Meyman, ‘apparaissent souvent sans être accompagnés d’aucune émotion précise (nous regroupons, nous subordonnons, nous dynamisons intérieurement quelles que soient les mesures), et ils sont indépendants des changements émotionnels. C’est justement lorsque l’action des émotions est la plus faible que l’énergie des liens internes se manifeste avec le plus de force’. Le concept d’ émotion artistique est un concept hybride car il déplace le point de vue, le fait passer de l’émotion empirique au concept de qualité artistique; ce concept […] nous ramène encore une fois à des faits de construction.” 90: “Plus la caractéristique lexicale du mot est claire, plus il y a de chances qu’avec l’obscurcissement du trait principal, ce soit justement la coloration lexicale du mot et non son trait principal qui vienne au grand jour. Très caractéristique est ici l’emploi de mots injurieux comme termes affectueux.”

 

M 2710 Zaterdag Heibel-redactievergadering in Turnhout, terwijl Cee met Ben in Mol gaat betogen. Cateau en Pierrot maken voor het eerst kennis met traangas.  Vannacht gewekt door Caroline die in paniek van thuis was weggelopen, Dirk die vernieling aanbracht. Met Dirk gaan praten, vanmorgen Caroline getroost.  De bladeren die tot verleden week nog groen waren, gaan ineens heel vlug vergelen. Herkenning, bevrediging van de behoefte aan herhaling: een verklaring waarom men met de jaren meer aan het leven gehecht raakt.

 

M 0311 Petronius: Satyricon. Veel lichtvoetiger en dartelder dan ik afgaande op de film van Fellini had verwacht.  Dood van Bernard Kemp. Vraag me af of er een bijzondere, uitwendige reden is voor die breakdown. (Die generatie krijgt nogal wat te verduren van haar kinderen, zie het infarct van Karel Hemmerechts, volgens BRT-mensen te wijten aan de ‘mésalliance’ van zijn dochter met een Engelse hippie.) Of is het gewoon een gevolg van overdreven eerzucht, bemoeizucht en pretentie? Weer eens iemand van wie ik niet had verwacht dat hij vroeg zou sterven. Al die mensen die zo lekker in hun vel lijken te zitten: misschien kan dat ook maar ten koste van hun vel?

 

M 1011 Na de uitnodiging van Oscar de Wit om deel te nemen aan een symposium over Du Perron (afgewezen), uitnodiging om in Brussel deel te nemen aan een seminarie over Chantal Akerman. Zo heeft die tekst Een geboortestad me al twee uitnodigingen bezorgd.  Mark Insingel: Mijn territorium. Ik was enthousiast over de Heibel-fragmenten, maar het boek valt me tegen. De ‘uitwendige tekenen van rijkdom’ zijn even probleemloos in de tekst aanwezig als in een damesroman of een streekroman?  Gister moest ik eigenlijk naar de boekenbeurs. Een slippartij verzonnen om me te verontschuldigen. Tijd dat ik neen leer zeggen, dat de mensen ophouden steevast op me te rekenen. En dan nog een ruzie met Cee omdat zij niet wilde opbellen naar Antwerpen.  Het tv-portret door Cornelis zie ik ook al niet meer zitten: de opname van het schrijven zelf blijkt zo moeilijk dat het waarschijnlijk op mijn vaardigheid een slechte uitwerking zal hebben. Belachelijke toestand: ze kunnen wel tv-opnamen maken in je longen en je darmen, maar je schrijven kunnen ze niet opnemen.

 

Za 1911 Jacques Derrida: De la grammatologie. 60: “[La psychologie] ne pourra jamais rencontrer dans son espace ce par quoi se constitue l’absence du signataire, sans parler de l’absence du référent. Or l’écriture est le nom de ces deux absences.” 100: “Or l’espacement comme écriture est le devenir-absent et le devenir-inconscient du sujet… Tout graphème est d’essence testamentaire.” 204: “…au moment où Jean-Jacques tente d’expliquer comment il est devenu écrivain, il décrit le passage à l’écriture comme la restauration, par une certaine absence et par un type d’effacement calculé, de la présence déçue de soi dans la parole. Ecrire alors est le seul moyen de garder ou de reprendre la parole puisque celle-ci se refuse en se donnant. Alors s’organise une économie des signes.”

 

V 2811 Gister 1) een lang telefoontje met B., haar moeilijkheden met J.; erg hartelijk, 2) een lange telefoon van Roger van Ransbeek, ex-cadet (een jaar na mij), majoor zeemacht, PR-officier, schrijver voor televisie, 3) telefoon van Cornelis over De Grote Schaamlippen en Aankomen in Avignon, 4) bezoek van Roland Van den Berghe die voor TEU een bijdrage voorbereidt over Broodthaers, over de Bozar-bezetting, over de kunstenaar in het kapitalisme…

 

W 0312 Gister een urenlange telefoon van Hilde Sacré. Mark Insingel is nu al een maand of meer in Duitsland (Bielefelder Tagung). Zij gaf mij de indruk in haar eenzaamheid het gevoelen te hebben opgedaan dat ze eigenlijk evengoed zonder hem kan leven. Zijn mensenschuwheid, zijn gebrek aan betrokkenheid, het feit dat hij geen of weinig repetitieve signalen uitzendt enzovoort: daar hebben wij evengoed mee te maken. Als er dan al enig verschil is, dan komt die bij mij door de kritische dimensie sinds ’68. Bijvoorbeeld mijn wil om me ‘menselijk(er)’ te gedragen tegenover mijn huisgenoten. De opvatting dat het knapste kunstwerk ontwaard raakt als het te danken is aan het ongeluk van anderen… Maar voor die politieke kant van de zaak zijn zij waarschijnlijk helemaal ontoegankelijk.  Roland van Opbroecke: Brusselse kant & kunst. 28: de Franse militairen lenen in 1746 hun toneelspelers uit aan het Oostenrijkse leger. 57: de armoede. Ook 61.

 

Zo 0612 Gister een heel gezellige dag met Tony, Elsy en de kinderen. Het gevoel van: als een Robberechts maar lang genoeg uit Brussel wegblijft, dan gaat hij wel aardig meevallen.  Eergister een namiddag met Hilde. Het eigen leven van de vrouw versus dat van haar partner. Het kunstwerkkristal versus het leven. De kleinburgerlijkheid als een noodlot waar geen ontkomen aan is? Vreemde belevenis: hoe heel anders, minder hoekig, zachter, het gezicht van Hilde was na een drietal uren praten: vermoeidheid? Of ontspanning? Een ander, bijna dorps gelaat, maar erg vertederend.  Mélanie Klein: Essais de psychanalyse. 139: “Lorsque les pulsions sexuelles ont utilisé les instincts de conservation dans la fonction de nutrition, les activités du moi vers lesquelles elles se tournent sont celles de la parole et du plaisir du mouvement. On peut admettre par conséquent que la parole ne s’est pas contentée de favoriser la formation des symboles et la sublimation, mais qu’elle est elle-même le résultat des premières sublimations… Freud démontre que ce qui ressemble, chez les humains, à un élan vers la perfection, est le résultat de la tension née de l’écart entre le désir de la satisfaction […] et la satisfaction que l’on obtient en réalité. Je pense que nous pouvons mettre sur le compte de ce mobile non seulement… la compulsion à faire des symboles, mais aussi le développement constant des symboles.” 288: “J. Strachey a montré que lire signifie dans l’inconscient prendre la science à l’intérieur du corps de la mère, et que la peur de dépouiller celle-ci est un facteur important des inhibitions de la lecture. Je voudrais ajouter que si le désir de connaître soit se développer normalement, il est essentiel que le corps de la mère donne le sentiment d’être sain et sauf. Ce corps représente dans l’inconscient un trésor contenant toutes les choses désirables qui ne peuvent être tirées que de là, par conséquent, s’il n’est pas détruit, s’il ne court pas de grands dangers et s’il n’est donc pas très dangereux lui-même, le désir d’y prendre une nourriture spirituelle sera d’autant plus facile à réaliser.”

 

Di 2312 Zaterdag Heibel. William duidelijk overspannen, drie vrienden van hem die in een zware depressie zitten, en hij mag therapeut gaan spelen. (Gister opgebeld: hij krijgt een verlof van een week.) Walter moet vroeg weg wegens een première ’s avonds. Gewerkt aan een blurbtekst voor de bundel Het beste uit Heibel’s Avonds Jacq en Klara. Zij maakt het blijkbaar heel goed. Hij kan moeilijk verkroppen dat Babet met een man gaat samenwonen. Heeft van haar bekomen dat ze schriftelijk verklaart dat Klara zijn dochter is en dat hij bij haar opvoeding betrokken is. Zijn vreemde relatie tot de vader: een totale verdringing? De wil om helemaal selfmade man te zijn. Op zijn zeventiende heeft hij ‘zichzelf laten geboren worden’, besloten dat hij van dan af ‘ik’ zou zijn. De sterkte die hij uitstraalt. Bij mijn weten de enige schrijver die helemaal niet neurotisch is? Niet op zoek naar zelfgenoegzaamheid? Timmers die Raadsels van het runddriemaal gelezen heeft, had voorstellen om de syntaxis die hem overbodig moeilijk leek te vereenvoudigen – maar dit kwam dan neer op het transformeren van zinnen waarvan de subjecten wisselden tot ‘dialoog-zinnen’. Het idee van een soort Diderot-genootschap, waar teksten ingrijpend besproken en bewerkt zouden worden. Zijn voorstel om samen het werk van Boon te reëvalueren.  Zondagavond klachten van Cee: er is geen tegenprestatie ten opzichte van haar relaties tegenover haar prestaties ten opzichte van mijn relaties. (Bijvoorbeeld valt Pol Hoste haar met de dag lelijker tegen – en het klopt dat er in hem een ijzingwekkende bitterheid en cynisme soms aan de oppervlakte komt.) Dit heeft te maken met:

-het feit dat ik niet kook;

-onze huishouding: vrienden eten in de kamer die voor ons gemeenschappelijk is; het zou anders liggen als we elk een appartement bewoonden;

-het feit dat ze (onder meer door haar werk) vreemden direct benadert terwijl het bij mij bijna altijd via teksten gebeurt;

-dat ik in zekere mate een publiek persoon ben, en geen inspanningen doe om een privé-leven te vrijwaren; maar dit strookt dan weer met de klassieke sekse-verdeling: de man in het openbaar leven, de vrouw in het privé-leven;

-het feit dat we op het land wonen.

 

Wo 3112 Zondag bij Pleysier, hard gewerkt op zijn tekst over de dorpeling versus de steden. Het onaangename gevoel dat ik hem altijd maar geef, en eigenlijk nooit wat van hem krijg.  Maandag in Gent, aanrijding op het kruispunt Muinkkaai-Hofstraat, daardoor gaat de bespreking van de sonnetten van Mysjkin niet door.  Gisteravond bij de familie Gevaert, heel innemend.  Gisteravond en vanmorgen zit Cee met de wanhoop: niemand houdt van haar (inderdaad heeft niemand haar opgezocht of gebeld, dezer dagen, alleen Vital nodigde ons uit voor een oudejaarsfuif), ze heeft niets om ’s morgens voor op te staan, haar werk heeft geen bijzondere, erkende waarde.  Willem Frederik Hermans: De raadselachtige Multatuli. Eigenlijk een grotesk leven, je moet je eigen vrijmoedigheid nog aankunnen ook, opgewassen zijn tegen je eigen emancipatie.  Zaterdag naar Namen voor het RTB-programma Idem. Het vooruitzicht eist een buitensporige en totaal onevenredige aandacht op. Een verklaring: ‘het Frans’ staat voor ‘mijn moeder’, en dus ‘ga ik eindelijk van mijn moeder de aandacht krijgen waar ik naar verlangd heb’? Maar: door in het Nederlands te schrijven heb ik me dus van de aandacht van mijn moeder afgewend? Juister: ben ik ervoor op de vlucht gegaan? Ja, en zij had Nederlands moeten bijleren om me te kunnen volgen op een terrein dat niet het hare was?  Vrijdag komt Ben terug uit Frankfurt.  Telefoon naar Marie-Paule: m’n moeder die nu uit haar kamer vlucht omdat François R. bij haar in bed wil.  Dinsdagnamiddag ook gesprek met Stefaan Praet van Geraardsbergen die een licentiaatswerk voorbereidt over vertelperspectief. Nog een die goed past in de (elite?)rij, fysiek gesproken.