De aanbidding van het beeld
Interview met Jeroen de Rijke en Willem de Rooij
Jeroen de Rijke en Willem de Rooij vormen een, aan de Rietveld academie afgestudeerd, in Amsterdam woonachtig kunstenaarsduo, dat als De Rijke/De Rooij heeft geëxposeerd in het Van Abbemuseum, in aansluiting op Cinéma Cinéma, terwijl hun werk dit najaar in het Stedelijk Museum te Amsterdam te zien zal zijn. Ze werken consequent met film, 16 mm en 35 mm, en hun films zijn expliciet voor musea bedoeld, waar ze een of enkele malen per uur dienen te worden vertoond, want het is de bedoeling dat de bezoeker ze van begin tot einde bekijkt (ze duren een minuut of tien). De films die mij boeiden waren I’m Coming Home in Forty Days (1997) en Of Three Men (1998). De eerste film bestaat uit drie shots: de eerste een stilstaand aanzicht van een ijsberg, blijkbaar opgenomen vanuit een schommelende boot; het tweede een langdurige rider rond de ijsberg vanaf een boot; en de derde een bovenaanzicht op het zeewater, een vreemd, lichtgroen, kadervullend beeld. Ik meende dat deze film mij boeide, omdat ik telkens weer om voor mij ondoorgrondelijke redenen bewogen raak door beelden van ijsbergen, zoals te zien in natuurprogramma’s. Maar ook de tweede film sprak mij aan. Of Three Men bestaat uit één shot, waarin aanvankelijk een persoon in donkere mantel pal voor de camera beweegt, en als die wegloopt, kijk je recht in een kerk, waarvan je al snel ontdekt dat deze in gebruik is als moskee. Achter in het beeld zit rechts een groepje van drie personen, die de film lang blijven zitten. De enige handeling is dat er op een gegeven moment een persoon rechts de moskeeruimte inloopt (en verdwijnt), maar vooral dat het licht voor in het beeld een aantal maal dramatisch verandert. Het beeld roept onvermijdelijk, maar niet hinderlijk, herinneringen op aan de kerkinterieurs van Saenredam. Beide films hebben iets monumentaals, aandachtigs, weloverwogens.
Arjen Mulder: Waarom werken jullie met film en bijvoorbeeld niet met video?
De Rijke/De Rooij: Vanwege de beeldkwaliteit. Video heeft een ander soort beeld, en die andere beeldkwaliteit heeft een andere betekenis. Maar in eerste instantie gebruiken we film omdat we het geprojecteerde beeld heel mooi vinden, en die kwaliteit kan door video nog steeds niet worden benaderd. Omdat de dingen die we maken onder andere over de schoonheid van het plaatje gaan, zochten we de beste beeldkwaliteit. Daar komt bij dat we de manier van werken bij film prettig vinden. Dus dat je lang moet nadenken voor je iets gaat doen, dat je een hele productie moet opzetten, en dat dan alles in één punt samenkomt op het moment dat je schiet. Dat is het magische moment: het moet echt op dat ene moment goed gaan. Ook omdat we met kleine budgetten werken en niet duizend takes kunnen nemen. Dat vind ik heel fijn: dat het moment van het beeld maken net zo lang duurt als het werk zelf, en dat de rest voorbereiding is. We willen echt de selectieve aandacht op geselecteerde beelden vestigen.
Arjen Mulder: Wat is de eigen betekenis van film die je aanduidde?
De Rijke/De Rooij: De mythe over de magie ervan. Dat is een wollig gegeven, maar het werkt wel. We willen niet refereren aan de filmgeschiedenis, maar je kunt er niet onderuit dat je te maken hebt met een medium dat altijd met magie wordt geassocieerd. Zie de mythische namen van bioscopen: Calypso, wereldwonderen als Alhambra, exotische steden als Luxor. Ik kan me voorstellen dat de eerste keer dat mensen ernaar keken, ze het als mirakelachtige verschijning zagen, iets wat je met z’n allen moest gaan beleven.
Arjen Mulder: De magie werkt op de kijker, de bezoeker?
De Rijke/De Rooij: Het werkt op ons als makers tijdens het werkproces, en ik denk dat het ook op een kijker werkt. Als je zo’n beeld in het halfduister van begin tot einde bekijkt, heb je een andere ervaring dan wanneer je door een lichte ruimte loopt en je wordt vrijgelaten om naar binnen naar buiten te lopen wanneer je maar wilt. Daarom werken we met viewings: als je het begin niet ziet, heb je iets gemist, en het einde idem dito. Het begin en einde zitten er ook bewust aan. In feite vertellen we altijd verhalen, omdat ze een begin en een middenstuk en een eind hebben. Dat is de definitie van een verhaal. Film kan nooit ontsnappen aan het verhaal, tenzij je heel abstracte of schematische technieken toepast.
Arjen Mulder: Het gaat je om de immersieve kwaliteit van film, dat je er helemaal in opgenomen wordt?
De Rijke/De Rooij: Nee, want het is geen hypnose. Het gaat er niet om dat je jezelf vergeet en er aan het eind als een soort gekookt ei weer uitkomt. Je hebt in onze films ook de mogelijkheid om af en toe aan iets anders te denken, en dan kom je terug. Zo kun je een aantal ervaringen hebben terwijl je naar de film kijkt.
Arjen Mulder: Wat voor beelden willen jullie maken?
De Rijke/De Rooij: We maken een redelijk traditioneel beeld. We zijn er niet op uit een nieuwe manier van beelden maken uit te vinden. Er zijn mensen die dat mooi doen, maar homevideoachtige invloeden of effecten gebruiken wij helemaal niet. Wij willen dat je het beeld herkent als je het ziet. Als je een bepaald soort beeldopbouw hebt, denk je dat je het herkent, en zet je er geen vraagtekens bij. Je moet niet gaan denken: goh, wat zit ik hier naar een innovatieve manier van beelden maken te kijken. Je moet je afvragen: wat zie ik, wat staat er op het plaatje?
Arjen Mulder: Zoeken jullie aansluiting bij de klassieke schilderkunst, het perspectivische beeld?
De Rijke/De Rooij: We hebben een abstracte film gemaakt: de film over de ijsberg. Op die film zitten we aan de randen van ons materiaal. De ijsberg was zo wit dat het materiaal van 16 mm dat bijna niet registreert. Er zijn stukken waar sommige randen van de berg wegvallen en samenvallen met de lucht, en dan zit je eigenlijk naar de projectiewand of het geprojecteerde licht te kijken. Je weet ook niet goed wat de formaten van de ijsberg zijn, iets wat wijzelf ook nauwelijks konden inschatten toen we daar waren. We keken in die tijd veel naar abstracte kunst, de abstract-expressionisten. Het had ook met onze bemoeienis met de presentatie te maken. Op de Rietveld academie was de gebruikelijke route dat je op filmavonden je werk liet zien, en zo kwamen wij er snel achter dat wij dat niets vonden, omdat je geen invloed hebt op wat er voor en na jou wordt vertoond. Dat beïnvloedt sterk de manier waarop er naar je film wordt gekeken. Bovendien bestaat in een klassieke cinemasetting altijd de verwachting dat je naar een speelfilm gaat kijken. Dat wilden we ook vermijden. Toen begrepen we dat we naar de witte kubus wilden. En in zo’n witte kubus hangen de abstract-expressionisten. Dat werk vonden wij heel mooi, ook omdat het over religieuze onderwerpen gaat, terwijl je daar niets van kunt zien, je kunt het alleen ervaren. We keken ook naar Theorema van Passolini vanwege de poëtische cameravoering. Met dit in ons achterhoofd gingen we naar Groenland.
Arjen Mulder: Er zit voor jullie een religieuze dimensie in het beeld?
De Rijke/De Rooij: Er zit een religieuze dimensie aan een hoop andere dingen en ervaringen, maar ook in het beeld.
Arjen Mulder: Kun je die religieuze dimensie omschrijven?
De Rijke/De Rooij: Nee.
Arjen Mulder: Wat beschouwen jullie als je onderwerp, je thematiek?
De Rijke/De Rooij: Die verschilt per film. Maar als je het hebt over de presentatie ervan en het medium, dan is een onderdeel van de thematiek dat we vinden dat de beelden aandachtig bekeken moeten worden. Niet alleen onze beelden, maar ook andere beelden. En dat je als beeldend kunstenaar, als beeldenmaker, je ervan bewust moet zijn hoeveel beelden er bekeken worden. En dan moet je je afvragen of er mogelijkheden zijn om mensen een beeld te laten ervaren op een manier die het beeld het best tot zijn recht doet komen. Niet alleen onze beelden, maar ook beelden van de televisie, uit tijdschriften, andere kunstwerken.
Arjen Mulder: Jullie zetten je af tegen de huidige beeldcultuur?
De Rijke/De Rooj: Nee, daar horen wij ook bij, want we maken ook beelden. Ik vind de productie van al die beelden nog tot daar aan toe, al zit er een hoop bagger bij. Maar dat kun je niet tegenhouden, en het wordt ook steeds meer. Ik verzet me eerder tegen de willekeurige, compulsieve consumptie ervan. Mensen moeten leren selectiever te kijken en niet zeuren dat ze bedolven worden onder de beelden. Je gaat ook niet klagen dat de banketbakker te veel taartjes in de aanbieding heeft, die ga je ook niet allemaal kopen en opeten. Je moet daar een grens in zien te vinden, en dat is aan de kijker.
Arjen Mulder: Waarom vind je dat jullie werk het best tot zijn recht komt in musea?
De Rijke/De Rooij: We houden erg van musea, van ruimtes die bedoeld zijn voor kunst. We houden van dat reservaat, we houden van die ervaring. Het komt dus mede uit liefde voor het instituut voort. Ik vind het ook goed om naar een plek te gaan om een beeld te ervaren. In de bioscoop heb je een andere context, omdat je je daar in de filmgeschiedenis positioneert. En daar zijn we niet op uit.
Arjen Mulder: Toch maken jullie van de zaal waarin je je werk vertoont een bioscoopje, verduisterd en met stoelen.
De Rijke/De Rooij: We gebruiken de praktische elementen van de bioscoop, omdat je die nodig hebt. Maar we doen concessies. We schilderen de ruimte bijvoorbeeld nooit zwart, al krijg je dan een betere beeldopbrengst. Maar wij vinden het ook fijn dat je het zaaltje waarin je zit nog kunt zien en niet in zo’n spookhuis zit. Dat je nog een gevoel hebt wat de proporties van zo’n plek zijn, waar je bent.
Arjen Mulder: Is jullie werk een eerbetoon aan de traditie van de museumkunst?
De Rijke/ De Rooij: Nee, het is eerder een eerbetoon aan het beeld. We hebben diep ontzag voor het beeld. Er zijn ook wel andere dingen aan de hand. We waren zeer religieus gestemd toen we naar Groenland gingen. Bij de film over de moskee was dat veel minder. Dat ging over Turken, en dat er een beeldverbod heerst in moskeeën. Dat leek ons heerlijk, dat je in een lege ruimte kan zitten zonder dat je wordt afgeleid door allerlei afbeeldingen.