width and height should be displayed here dynamically

De Stoel van Rietveld Boek + Film.

Met De Stoel van Rietveld hebben Marijke Kuper (kunsthistoricus) en Lex Reitsma (grafisch ontwerper en filmmaker) een schitterende culturele biografie van het bekendste meubelstuk van Rietveld afgeleverd. Kuper schreef het boek en Reitsma maakte een film – boek en dvd vormen twee uitgaven in een omslag die elkaar uitstekend aanvullen.

Kupers relaas begint bij de eerste versie van wat Rietvelds rood-blauwe leunstoel zou worden, een nog ongekleurde stoel die ze dateert in 1919. In de loop van de tijd werd van dit model een groot aantal uitvoeringen gemaakt die bijna allemaal van elkaar verschillen, in lichte mate weliswaar, maar met veel zin voor variatie. Kuper behandelt de veertig stukken die zij getraceerd heeft en die allemaal uit de jaren 1919-1940 stammen. De eerste rood-blauwe versie dateert van de eerste helft van de jaren 20 – Kuper geeft als eindgrens 1925 – en hoewel er ook witte (al in 1923) en anderskleurige leunstoelen gemaakt zijn, is de uitvoering in de primaire kleuren het icoon geworden van de beweging De Stijl. Deze stoel met zijn blauwe zitvlak en rode rugleuning, met zijn zwart geschilderde armleggers, poten en verbindingslatten, die op de kopse kant geel gekleurd zijn, is symbool geworden van de abstracte kunst van de Stijlkunstenaars en daarmee van de belangrijkste Nederlandse bijdrage aan de moderne kunst.

Kuper, die al een fiks aantal studies over Rietveld schreef en onder andere de oeuvrecatalogus van zijn werk samenstelde, begon aan haar onderzoek naar Rietvelds rood-blauwe stoel nadat die in 2006 opgenomen werd in De Canon van Nederland, de lijst waarop 50 historische personen, creaties en gebeurtenissen staan die iedere Nederlander moet kennen als hoogtepunten uit de vaderlandse geschiedenis en cultuur. Rietvelds stoel is een van de drie kunstwerken op die lijst, naast Rembrandts Nachtwacht en Van Goghs Zonnebloemen. Zowel tijdens de aanloop naar de canon als nadien werd de stoel gepresenteerd als de uitkomst van een plotse ingeving die Rietveld trof als ‘een bliksem uit de heldere hemel’. Kuper wilde dit simplistische beeld corrigeren. Rietvelds eerste exemplaar was immers duidelijk in een traditie tot stand gekomen: in die van architect Piet Klaarhamer, Rietvelds leermeester. Tot de latere kleuren kwam Rietveld door het werk van Bart van der Leck. Verder weerspreken de verschillende versies van de stoel natuurlijk het idee dat er één vast type was. Kuper heeft die geschiedenis nu voor eens en altijd genuanceerd beschreven. De ontwikkeling van de stoel van het eerste tot het laatste voor de oorlog gemaakte exemplaar is nauwkeurig in beeld gebracht, alle stoelen zijn zo precies mogelijk gedateerd en de herkomstgeschiedenis is nauwkeurig en historisch verantwoord beschreven.

Het liefst was Kuper haar eigen Rietvelds Stoel Research Project gestart om alle versies van de stoel verspreid over de hele wereld persoonlijk te onderzoeken. Gelukkig heeft de onhaalbaarheid van die onderneming haar er niet van weerhouden om alle stoelen en Rietvelds omgang ermee zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven.

In haar boek gaat ze daarbij lastige kwesties zoals het bepalen van de authenticiteit van de stukken niet uit de weg. Dat begrip blijkt nogal onderhevig aan veranderingen en ook Rietveld zelf was niet zo beginselvast. Kuper schept helderheid door te kiezen voor harde, verifieerbare herkomstbewijzen. In haar ontstaansgeschiedenis en haar gedetailleerde overzicht van veertig stoelen laat zij het overigens niet na lacunes en onzekerheden te vermelden.

Reitsma toont in zijn film – waar Kuper aan meewerkte – meer het verhaal van de stoel. Hoewel dezelfde vragen en dilemma’s aan de orde komen als in Kupers boek, worden ze hier in omgekeerde richting in beeld gebracht. In de film wordt niet gezocht naar de oorsprong, maar worden juist de reizen gevolgd die enkele stoelen tot op heden aflegden: de twee ongekleurde stoelen waarmee Rietvelds vriend, de architect Piet Elling, al in 1921 zijn woning inrichtte en de witte stoel of Brugmanstoel, in 1923 gemaakt voor Til Brugman. Die stoelen zijn uiteindelijk allemaal in musea terechtgekomen: die van Elling in het Victoria and Albert Museum in Londen en in het Osaka City Museum of Modern Art in Japan, en de Brugmanstoel sinds 2010 in het Rijksmuseum in Amsterdam. Heel geestig is het om ook de geschiedenis van de teloorgang van enkele stoelen te volgen, zoals die van Petrus Alma – de tijdelijk aan De Stijl verwante schilder. Alma’s stoel werd door zijn zoon gesloopt om met het hout zijn jongensdroom te realiseren: het bouwen van een volière. Daarnaast spelen andere verhaallijnen door de film. Meubelrestaurator Jurjen Creman toont in diverse sessies hoe de Rietveldstoel gemaakt wordt. Hij laat een beuk tot planken verzagen, haalt die door zijn schuurmachine, meet en zaagt de onderdelen en zet de stoel in elkaar. Ondertussen legt hij uit hoe Rietveld met deuvels (houten pinnen die in de gaten van twee latten worden gedreven) zijn cartesiaanse knoopverbinding tot stand bracht. Hierdoor kon Rietveld een veel vrijere ruimtelijke constructie realiseren – de belangrijkste eigenschap van de stoel. Historische fragmenten waarin Rietveld zelf figureert zijn natuurlijk onvervangbaar. De scène waarin hij vlot een stoeltje schetst, uitknipt en tot een ruimtelijk modelletje vouwt, behoort tot de hoogtepunten van de film.

Doordat de herkomst en receptie zowel in het boek als de film toch voornamelijk in het kader van de meubelkunst en het meubelgebruik zijn onderzocht, bleven andere invloeden enigszins buiten zicht gebleven. Opvallend is bijvoorbeeld dat er geen aandacht is besteed aan de mogelijke doorwerking van het tijdschrift De Stijl op Rietveld, van de ideeën in dat blad. Men kan daarbij denken aan de trap en tegelvloer die Van Doesburg en Oud in 1917-18 hadden gerealiseerd in Vakantiehuis De Vonk in Noordwijkerhout en aan het gebouw en de inrichting van hotel De Dubbele Sleutel in Woerden, uitgevoerd door Van Doesburg en Jan Wils. Die projecten waren alle twee in De Stijl behandeld en Rietveld kan natuurlijk ook via andere kanalen met die experimenten bekend zijn geweest. Toen Rietveld in juli 1919 op uitnodiging van Van Doesburg zijn debuut in dat maandblad maakte – met drie foto’s van zijn kinderstoel plus korte toelichting – was hij blij verrast de geestesverwantschap te ervaren met de idealen en de kunst die De Stijl voorstond. Zag hij het maandblad – dat toen halverwege haar tweede jaargang was en waarvan al 16 nummers waren verschenen – op dat moment echt voor het eerst? En heeft De Stijl en het werk van de Stijlkunstenaars in de late zomermaanden toen Rietveld aan zijn beroemde stoel werkte, geen impuls of richting gegeven aan de idee of de vorm ervan? Van Doesburg zag die overeenkomsten in ieder geval wel en beeldde de stoel zo snel mogelijk af, in het septembernummer. Misschien had Kuper dergelijke verbanden zelf nog willen onderzoeken. Zij sluit haar boek af met de opmerking dat er ondanks de door haar bijeengebrachte feiten nog wel een en ander te ontdekken en te onderzoeken blijft. Daaraan zal Kuper door haar voortijdige dood in mei helaas zelf niet meer kunnen bijdragen. Gelukkig heeft zij met Reitsma nog wel deze mooie culturele biografie kunnen afronden, een uitgave die hopelijk niet alleen tot verder onderzoek stimuleert, maar ook tot meer publicaties in deze buitengewoon plezierige complementaire vorm.

• Marijke Kuper en Lex Reitsma, De Stoel van Rietveld. Boek + Film (Nederlands/Engels), verscheen in 2011 bij NAi Uitgevers, Mauritsweg 23, 3012 JR Rotterdam (010/201.01.33; www.naipublishers.nl). ISBN 978-90-5662-778-2.