width and height should be displayed here dynamically

De Toorop Dynastie

Het zoeken naar verschillen en overeenkomsten tussen het werk van Jan Toorop (1858-1928), zijn dochter Charley Toorop (1891-1955), en haar zoon Edgar Fernhout (1912-1974) houdt kunstminnende gemoederen nu algauw zo’n tachtig jaar bezig. Het jaar 1937 bood hiertoe de eerste tastbare gelegenheid: Charley Toorop organiseerde in Den Haag de (verkoop)tentoonstelling Drie Generaties. In de jaren vijftig volgden enkele kleinere herhalingen, en in 1973 was Edgar Fernhout aan zet als familiecurator. In 2001 wijdde het Centraal Museum de laatste grote gezamenlijke tentoonstelling aan de Toorop-Fernhouts – en het feit dat dat alweer even geleden is, is genoeg aanleiding voor de voorliggende tentoonstelling. Het Stedelijk Museum in Alkmaar blijkt echter ambitieuzer: in de catalogus wordt gerept van een ‘nieuw verhaal’, dat eruit bestaat een ‘sterke artistieke verwantschap’ tussen de drie kunstenaars aan het licht te brengen. De openingstekst in het museum stelt deze ambitie dan weer enigszins bij door het ‘nieuwe verhaal’ als vraag te presenteren: zijn de overeenkomsten tussen Jan, Charley en Edgar groter dan de verschillen?

De relatief kleine tentoonstelling bestaat uit drie delen, verspreid over twee kleine zalen en een iets grotere middenzaal. De eerste ruimte biedt een introductie van de drie protagonisten in de vorm van portretten: van elkaar, van andere familieleden (de echtgenote van Jan Toorop, de kinderen van Charley Toorop), of van zichzelf. De begeleidende teksten geven hier vooral biografische informatie en zetten sterk in op een psychologische duiding van zowel het karakter als de relaties tussen de drie kunstenaars en hun familieleden. Veel aandacht gaat daarbij naar Charley Toorop als ‘dominante’ moeder, lerares en manager van haar ‘gevoelige’ zoon Edgar Fernhout, die net als zijn moeder het schildersvak thuis leerde. Een absoluut hoogtepunt is het schilderij Drie Generaties, waaraan Charley van 1941 tot 1950 werkte. We zien Toorop in haar atelier, in witte schildersjas met palet en penseel. Achter haar staan zoon Edgar en een immense, gebeeldhouwde kop van haar overleden vader – dat oorspronkelijke beeldhouwwerk van John Rädecker (1885-1956) is tevens tentoongesteld. Op het schilderij is de linkerhand van de kunstenares, met penseel, geheven: zowel klaar om te schilderen als om het penseel door te geven aan haar zoon achter haar schouder. Formaat en onderwerp maken kenbaar dat het een museaal werk zou worden, over een museumwaardig geslacht. Om de familieband aan te dikken zijn de drie hoofden verbonden door het ‘kruis’ van het raamwerk achter de figuren: Charley centraal langs de horizontale as, en de twee mannen op de verticale. De zoon, in die tijd nog een minder bekende naam dan zijn illustere familieleden, wordt in de dynastie getrokken door het verdikken van zijn wenkbrauwen en onderlip. De bedoeling was om hem op zijn grootvader te doen lijken maar het resultaat is dat hij wat fatterig overkomt. Het doek wordt zo ongewild een testament van de receptiegeschiedenis van de kunstenaars: Jan Toorop was al bij leven een artistieke gigant; Charley Toorops figuratieve, expressieve werk werd geroemd om zijn ‘mannelijke’ kracht en ‘persoonlijkheid’; Fernhout kreeg lang het etiket ‘vrouwelijk’ opgeplakt: hem werd gezegd dat hij ‘flinker’ moest schilderen.

In zaal twee wordt van elk van de drie oeuvres een kort overzicht getoond. Van iedere kunstenaar zijn zeven à acht schilderijen te zien in chronologische volgorde. De biografische benadering blijkt ook hier weer uit de zaalteksten, die de ontwikkeling van de oeuvres van moeder Toorop en zoon Fernhout bespreken in termen van emancipatie ten opzichte van ouder en leermeester. Stamvader Jan doorliep zo ongeveer alle stijlen van zijn tijd, om na zijn bekering tot het katholicisme in 1905 stilistisch minder dynamisch te worden. Van hem zijn er enkele kleine meesterwerken te zien, die vaker uit het depot van de Nederlandse musea zouden moeten komen. Bijvoorbeeld het schilderij De jonge generatie (1892), in bezit van Museum Boijmans Van Beuningen. Peuter Charley zit in een kinderstoel in een mysterieus groen-fuchsia woud dat in een liaanachtige lijnvoering Toorops Javaanse kindertijd in gedachten roept. Dit bewust gekozen ‘oosterse’ symbolisme wordt gecombineerd met de ontluikende moderniteit in de vorm van een telefoonpaal en een spoorlijn. Van Charley Toorop springt het schilderij Kaasmarkt van Alkmaar (1932-33) in het oog, uit de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam. Kenmerkend voor haar werk is dat figuren zich verdringen op de voorgrond. Op dit doek wordt een van de twee kaasdragers zelfs voor de helft door het kader afgesneden. Het onderwerp werd aangedragen door kunsthandelaar Jacques Goudstikker. Het was een slimme commerciële zet waardoor Toorop in de lijn van kunst uit de Gouden Eeuw werd geplaatst. Het begeleidende tekstbordje licht dit niet afdoende toe, en de duiding van het werk als ‘modern’ schiet tekort. Hoewel de artistieke verbanden tussen de drie kunstenaars in deze zaal niet direct worden aangeduid is de ‘wedkamptoon’ in het begin zó duidelijk gezet dat het lastig is de kunstenaars níet te vergelijken. Zowel in formaat als kleurgebruik steekt Fernhout dan pover af, wat de vraag oproept of de vergelijking zijn werk geen onrecht doet.

De laatste zaal moet dan eindelijk inzicht geven in het ‘artistieke DNA’ van de kunstenaarsfamilie. Een banale zaaltekst doet het ergste vrezen en de aangedragen categorieën zijn inderdaad overwegend oppervlakkig en toevallig. Het gaat hier voornamelijk over motiefkeuze. Van elk van de drie kunstenaars hangt er een werk waarin een raam op de achtergrond kan worden geïnterpreteerd als een kruis. Van Jan Toorop en Edgar Ferhout is een marine te zien met vergelijkbare compositie. Alle drie de kunstenaars bezaten een voorliefde voor het schilderen van de seizoenen. En zowel Charley Toorop als haar vader lieten sociaal engagement in hun werk doordringen. Hoewel de keuzes tot op zekere hoogte inzicht bieden in de relaties, zeker tussen moeder en zoon, lijkt steeds minstens een van de drie kunstenaars er met de haren bij gesleept. De drie kunstenaars waren immers niet alleen kind van hun ouder(s), maar ook van hun tijd. Bij het verlaten van de tentoonstelling blijft wél overeind staan: de kracht van een aantal getoonde werken, de biografische inzichten en psychologische vragen gerelateerd aan een ‘kunstenaarsdynastie’, en het overweldigende overzicht van kunsthistorische ontwikkelingen aan de hand van drie nauwe verwanten, maar niet altijd nauw verwante schilders.

 

• De Toorop Dynastie, tot 26 januari in Stedelijk Museum Alkmaar, Canadaplein 1, 1811 KE Alkmaar.