width and height should be displayed here dynamically

De verbeelding in context 1

Het De verbeelding in context-project van het Filmmuseum is een antwoord op de vraag hoe men films presenteert die zich in de eerste plaats als misverstand zullen laten bekijken. Want noch de categorieën van de klassieke filmgeschiedenis (stijl, genre, auteur,…), noch de manier waarop de hedendaagse film ons leert kijken en verhalen begrijpen, zijn een grote hulp bij de confrontatie met bioscoopfilms uit de jaren ’10. We vinden weinig herkenbaars in de onderwerpen en de genres uit die periode, evenmin in acteurspel en narratieve constructie. Vanwege die ondoordringbaarheid is het gemakkelijk ze af te doen als minderwaardig, niet beantwoordend aan hedendaagse standaarden, als een cinema die nog onaf is en daarom hoogstens sympathiek onhandig en charmant in zijn naïviteit. Zo luidt min of meer het oordeel van de klassieke filmgeschiedschrijving zoals die in de jaren ’30 ontstond. Pas na Wereldoorlog I vond de cinema echt aansluiting bij de artistieke programma’s van de 20ste eeuw: films van voordien sluiten veeleer aan bij de 19de-eeuwse esthetiek. De jaren ’10 worden dan ook meestal beschreven als een overgangsperiode, te waarderen waar zich kenmerken van latere cinema aankondigen, maar zelden op zich voor vol aanzien.

Het eerste initiatief De verrijzenis der beelden van het project De verbeelding in context combineerde de vertoning van een aantal films uit deze periode met een avondlijke wandeling op het kerkhof van Laken en een bezoek aan het atelier van grafmonumenten van de beeldhouwersfamilie Salu. De poses en gebaren die voorkomen in deze funeraire sculpturen, treffen we eveneens aan in de films. Iets begrijpen van wat er aan de hand is in de ene, helpt ons toegang vinden tot het andere. Waar bij de wandeling commentaar en uitleg zo kort mogelijk werden gehouden om vooral de omgeving zelf ‘aan het woord te laten’, verschaffen de essays in deze uitgave tekst en uitleg. Ook deze teksten leggen in hun opeenvolging een traject af van de grafsculptuur naar de film. In haar bijdrage over het atelier Salu, wijst Linda Van Santvoort op de aandacht die werd besteed aan de presentatie van de sculpturen, de zorg voor decor en lichtinval in de tentoonstellingsruimtes van het atelier, waar de enscenering in stilte de klant moest verleiden. Lode De Clercq beschrijft raakpunten en overlappingen, binnen theater, gravure en grafsculptuur, in de uitdrukking van burgerlijke rouw en smart door conventionele personages. Een vaak voorkomende pose is die waarbij het bovenlichaam, met omhooggeslagen blik, als het ware aan de hemel wordt aangeboden. Dirk Lauwaert analyseert hoe deze conventionele houding functioneert in de vertelling en in de ruimte van de film, welke verhouding ze installeert tussen de personages. Wat zich eerst laat afwijzen als een verouderd cliché, en dus als oppervlakkig of retorisch, laat zich in die analyse onthullen als inhoudelijk noodzakelijk en betekenisvol. Dit soort beelden wil, eerder dan een schijnregistratie te zijn, een innerlijke werkelijkheid uitbeelden. Het afsluitende essay van Mariann Lewinsky houdt een pleidooi voor deze ‘ongelijkende’, ‘innerlijke’ beelden. De vier hier samengebrachte essays kunnen in de eerste plaats gelden als een ontvankelijkheidsverklaring, een weigering om periodes uit film- en kunstgeschiedenis irrelevant te verklaren omdat de gevoeligheden die eruit blijken de onze niet meer zijn. Ze tonen ook dat de racistische reflex – is een andere periode immers ook niet een ‘andere cultuur’? – ten opzichte van de cinema van de jaren ’10 een evidentie is, omwille van de stereotypering, omwille van de onbekommerdheid om de psychologie van personages, om de voorkeur voor discontinuïteit die eruit blijkt, en talloze andere redenen. Met andere woorden, een gevoeligheid veroveren, vraagt inspanning. De beelden die ‘verrijzen’, zijn niet die van ons die nu leven, maar hebben de doden de levenden niets te vertellen?

 

• De verbeelding in context (I) : de verrijzenis der beelden bevat een korte inleiding van bedenker Eric de Kuyper, essays van Linda Van Santvoort, Lode De Clercq, Dirk Lauwaert en Mariann Lewinsky, en is geïllustreerd met filmfotogrammen en foto’s van grafmonumenten. Een Nederlands- en Franstalige uitgave uit 1998 van de vzw Epitaaf, Onze-Lieve-Vrouwvoorplein 16, 1020 Brussel en het Filmmuseum, Baron Hortastraat 9, 1000 Brussel (02/507.83.70).