width and height should be displayed here dynamically

gerlach en koop:

The Third Policeman (1967) van de Ierse schrijver Flann O’Brien wordt wel beschouwd als een van de eerste postmoderne romans. In het boek wordt de lezer door een anonieme ik-figuur meegevoerd in een wereld waarin feit en fictie op onnavolgbare wijze door elkaar lopen. Op een zeker punt in de roman belandt de hoofdpersoon in een politiebureau waar hij allerlei vreemde ruimtes en voorwerpen aantreft, waaronder een speer die hem al prikt vijftien centimeter vóór de punt hem raakt. Als hij een van de agenten vraagt hoe dit mogelijk is, krijgt hij als antwoord: ‘What you think is the point is not the point at all but only the beginning of the sharpness.’ Dit citaat gebruikten gerlach en koop om tot de titel te komen van hun tentoonstelling: : (ofwel een dubbele punt). In de inleidende tekst is te lezen hoe het oorspronkelijke citaat uit The Third Policeman tijdens de voorbereiding steeds verder werd ingekort, waardoor uiteindelijk alleen een dubbele punt overbleef. Nazicht leert echter dat in de oorspronkelijke passage uit de roman van O’Brien helemaal geen dubbele punt voorkomt. De dubbele punt is er door de kunstenaars aan toegevoegd, om vervolgens alle woorden te schrappen totdat alleen het toegevoegde leesteken overbleef. Een titel als een koekoeksjong.

Volgens de kunstenaars is de dubbele punt een metafoor voor de museumcollectie, die zowel opsomming is als citaat. Aan de ene kant is er het streven naar een encyclopedische volledigheid, maar tegelijkertijd is er het besef dat de collectie grotendeels het gevolg is van keuzes. Naarmate de verzameling groeit, wordt elke nieuwe keuze steeds meer bepaald door de keuzes die daarvoor al zijn gemaakt.

: is een door gerlach en koop samengestelde collectiepresentatie gecombineerd met eigen werk in het Bonnefantenmuseum. Collectiepresentatie is niet helemaal de juiste term, want het kunstenaarsduo thematiseert vooral het tentoonstellen zelf.

Door subtiele handelingen – zelf zeggen ze dat ze meer kiezen en aanwijzen dan zelf iets maken – veranderen gerlach en koop vaak doodnormale voorwerpen op zo’n manier dat het gangbare gebruik ervan tegelijk wordt ondermijnd en bevestigd. In Maastricht tonen ze onder andere hun Verminderde ruimte (2010), twee soortgelijke bureaus met ladeblokje die in elkaar zijn geschoven en door die aanpassing niet geheel onbruikbaar, maar in ieder geval wel minder bruikbaar zijn gemaakt. In plaats van meer bureauruimte is er nu minder ruimte: zo ongeveer een halve heupbreedte. Het in elkaar schuiven van objecten en ‘identiteiten’ kan als metafoor van de praktijk van een kunstenaarsduo worden gelezen. gerlach en koop zijn met twee, maar werken als een. Hun kunstenaarsnaam is een samenvoeging van beide achternamen, en bovendien volledig in onderkasten. Zelf zeggen ze hierover: ‘Collectieven hebben geen centrale autoriteit, geen centrum. We schuiven alle verantwoordelijkheden in de richting van de ander, die ze weer terugschuift, en zo verder, totdat alles ergens onder het voegwoord ‘en’ is verdwenen.’

Verantwoordelijkheid, autoriteit en auteurschap. Thema’s die in hun eigen praktijk van belang zijn, staan ook centraal in de tentoonstelling. Deze begon voor het duo met de ontdekking van een archiefsnipper die suggereert dat Marcel Broodthaers het aan hem toegeschreven werk Tank (1967-1970) niet zelf maakte, maar ruilde met een kind. Dit brok mergel, dat door de toevoeging van een loden staafje inderdaad gelijkenis vertoont met een tank, wordt gepresenteerd in een negentiende-eeuwse toonkast die gerlach en koop bij toeval aantroffen in het gemeentehuis van Sint-Gillis (de geboorteplaats van Broodthaers). In dezelfde zaal wordt in een vitrine een foto gepresenteerd waarop Joseph Beuys naar een door hem gesigneerde overall wijst – het echte exemplaar ligt eveneens in de vitrine. De collectie hedendaagse kunst van het Bonnefantenmuseum nam een aanvang in 1975 toen Beuys naar aanleiding van een expositie en lezing over zijn ‘Erweiterter Kunstbegriff’ in het Bonnefanten al het door hem meegenomen drukwerk aan het museum schonk.

Door zijn drukwerk te signeren maakte Beuys het onderdeel van zijn oeuvre, maar gaf hij tevens toe aan de commerciële kant van het kunstenaarschap. Beuys’ werk wordt geconfronteerd met de prent Gedicht – Poem – Poème / Change – Exchange – Wechsel (1973) van Broodthaers die deze commercialisering juist ondervraagt. In zijn editie telt de Belgische kunstenaar de waarde van zijn handtekeningen in dollars, ponden en marken bij elkaar op, om zo de vermarkting van de kunstenaar en zijn kunst te thematiseren. Broodthaers, volgens gerlach en koop de antipode van Beuys, had een bijzondere interesse in ordeningen en ook veel plezier in het ondergraven ervan. In een aantal werken neemt hij het instituut museum als onderwerp en reflecteert hij kritisch op de context waarin kunst wordt gepresenteerd. Zoals bijvoorbeeld in de diptiek Museum-Museum (1972): twee schijnbaar identieke afbeeldingen van zestien goudstaven. Op het linkerpaneel representeren de goudstaven kunstenaars als Ingres en Duchamp – hun namen zijn onder de staven geschreven – terwijl ze rechts handelswaar als chocola en suiker vertegenwoordigen. De autoriteit en objectiviteit van het museum lijken wellicht vanzelfsprekend, maar ook in het museum is iemand aan het woord, aldus gerlach en koop. Er wordt gekozen en gewezen: ‘kijk, dit hier is kunst’.

(Ver)wijzen doen ook gerlach en koop veelvuldig in hun werk. In deze tentoonstelling wijzen ze bovendien op dingen die makkelijk over het hoofd gezien kunnen worden en daartoe gebruiken ze de middelen van de (kunst)tentoonstelling: sokkels, titelkaartjes, zaalteksten, kunstobjecten van zichzelf en van anderen. Een karakteristiek voorbeeld is een middeleeuwse reliekhouder in de vorm van een arm met twee uitgestoken vingers die een verdieping lager geëxposeerd wordt, maar – zo blijkt uit een kijkwijzer in de eerste zaal – door het duo wel in hun tentoonstelling is opgenomen. Ze wijzen ook naar dingen die er níét zijn. Zo werden in de tentoonstelling een aantal elementen toegevoegd die alluderen op het werk van een kunstenaar die eerder een tentoonstelling in het Bonnefantenmuseum hadden. Een paar hardloopschoenen verwijst naar twee fotowerken van Francis Alÿs met de titel L’imprévoyance de la nostalgie (1999, 2006) waarop twee schoenen te zien zijn verbonden met een strik. gerlach en koop keren de titel van het werk om tot ‘de vooruitziende blik van de nostalgie’ en voeren het onderwerp van de foto in werkelijkheid uit. Maar wel met een verschuiving, want waar op de foto’s een paar herenschoenen zijn afgebeeld, tonen gerlach en koop een paar sportschoenen met in elkaar geknoopte sportsokken, mogelijk verwijzend naar de sportieve kunstpraktijk Alÿs, die veel werk al wandelend maakt.

Het maken van deze collectiepresentatie betekent, aldus gerlach en koop, nog niet dat zij zichzelf zien als kunstenaar/curator. Tentoonstellingen maken is in hun kunstpraktijk even belangrijk als het produceren van het eigen(lijke) werk. Ze beschouwen de tentoonstelling als een medium op zichzelf. In dit geval zijn de werken uit de collectie van het Bonnefantenmuseum in zekere zin figuranten in een door het duo zorgvuldig geconstrueerde scenografie, maar het zijn geen stille figuranten. Hoewel gerlach en koop aan het woord zijn, spreken de door hun geselecteerde (of geciteerde) kunstwerken evenzeer.

 

gerlach en koop:, tot 27 november in het Bonnefantenmuseum, Avenue Céramique 250, 6221 KX Maastricht (043/329.01.90; bonnefantenmuseum.nl).