width and height should be displayed here dynamically

Herzog & De Meuron

De meeste tentoonstellingen over architectuur geven mensen de illusie dat ze de ontwerper kunnen volgen, van schets tot realisatie. In wezen gaat het vaak om niet meer dan een collage van stukjes architecturale werkelijkheid die bij elkaar zijn gevoegd tot een simulatie van het daadwerkelijke ontwerpproces. Dat is althans de stellige overtuiging van Jacques Herzog en Pierre de Meuron. Om dat te vermijden, vertrokken ze in hun tentoonstelling No. 250. An Exhibition. Beauty and Waste in the Architecture of Herzog & De Meuron van twee principes. Ten eerste presenteren zij de grote hoeveelheid schetsen, modellen en monsters die aan elk gerealiseerd werk voorafgaan als overblijfselen van een ontwerpproces. Net als in de tentoonstelling Archeology of the Mind (Montreal, 2002), een voorloper van de huidige expositie, werden de objecten tentoongesteld als archeologisch restmateriaal op basis waarvan de beschouwer een (onbekend) eindbeeld kan reconstrueren. Het tweede principe van de tentoonstelling in het NAi is overgenomen van de Atlas of Collages, Photographs, and Sketches (1969) van de kunstenaar Gerhard Richter. Deze atlas bevat meer dan 600 panelen met afbeeldingen die Richter tentoonstelde naast zijn schilderijen – bronnenmateriaal bestaande uit schetsen, studies en foto’s die betrekking hebben op de ontstaansgeschiedenis van de kunstwerken. “We hebben ons archief als een Wunderkammer geopend voor de geïnteresseerde beschouwer en de inhoud ervan verplaatst naar een expositieruimte. Omdat architectuur zelf niet tentoongesteld kan worden, zijn we genoodzaakt er substituten voor te vinden”, aldus Herzog & De Meuron in de catalogus bij de Canadese tentoonstelling.

In het NAi ontbreken dan ook de gebruikelijke foto’s en plattegronden. De tentoongestelde “afvalproducten” vertellen volgens de architecten een veel reëler verhaal over het ontstaan van hun gebouwen. “Sommige [afvalproducten] zien er best goed uit, andere zijn bijna pijnlijk om naar te kijken. Het zijn allemaal handvatten voor een ontwerpproces. […] Ze zijn alleen bruikbaar voor het zetten van de volgende stap.” Vroeger (het bureau bestaat sinds 1978) begon dat proces met een aantal summiere schetsen. Sommige daarvan zijn inderdaad ‘pijnlijk’ om te zien. Het zijn wat onbeholpen lijntjes die niets verraden van het verrassende eindresultaat. Schetsen doen weinig recht aan de werkwijze van Herzog & De Meuron, omdat niet zozeer de vorm als wel de materialisering van belang is. De werkwijze van het bureau uit zich dan ook in verschillende vormen. In de loop der jaren is de computer steeds belangrijker geworden, niet om verleidelijke eindbeelden voor te toveren, maar als werktuig om informatie te zoeken en te bundelen, voor gedachte-experimenten en vormonderzoek. Naar analogie van de Atlas van Richter heeft elk project een zogeheten bronnenboek – een verzameling beelden die in relatie staan tot een project. In het NAi hangt het bronnenboek van het Schaulager (2003), een ‘kunstpakhuis’ in Basel. Het bevat duizenden beelden die voor de tentoonstelling zijn verspreid over metershoge en meterslange panelen: prints van locaties, van driedimensionale studies, van vrije associaties en van het project in aanbouw. “We bezwijken voor de charme en de verleidingskracht van deze veelvoud aan beelden”, aldus de architecten, “het zijn misschien ook interessante bronnen die laten zien hoe we te werk zijn gegaan en wat we onderweg hebben achtergelaten”. Misschien vindt een toekomstige conservator hier aanknopingspunten voor onderzoek (vergelijk het uitgangspunt met Archeology of the Mind), misschien blijken het op termijn gewoon beelden te zijn zonder daadwerkelijk belang.

Herzog & De Meuron koketteren een beetje met de vergankelijkheid en geringe waarde van het tentoongestelde materiaal, maar de bezoeker doet er verstandig aan dat niet al te letterlijk te nemen. Beauty komt in de titel van de tentoonstelling met recht vóór Waste, want de objecten zijn op zich ook prachtig om te zien. Ze manifesteren zich bovendien daadwerkelijk als kunstwerken, als resultaat van onderzoek en interpretatie, uitgaande van een opdracht. Elk project komt tot stand door intensieve studie naar de specifieke context waarbinnen het moet worden opgenomen. Het bureau werkt niet vanuit een ideologische invalshoek, maar vanuit een fenomenologische kijk op de wereld. Het waarnemen en ervaren van fysieke realiteiten vormt de basis, daarna pas komt de verbeelding. Daarom neemt het materiaalgebruik in hun oeuvre een sleutelpositie in. Voor het Schaulager werd de kiezelsteen die op de locatie aanwezig was als uitgangspunt genomen voor het gevelmateriaal. Het gebouw lijkt daadwerkelijk uit die kiezelstenen te zijn opgetrokken. In werkelijkheid is met digitale technieken een patroon gemaakt dat is ontleend aan de natuurlijke vorm van de kiezels.

In Jinhua in China voert het bureau momenteel een opdracht uit die 270.000 vierkante meter beslaat. Het betreft een complete, nieuw te ontwikkelen stad voor circa 100.000 inwoners met woningen, winkels, restaurants, hotels en kantoren die twee jaar na oplevering moet zijn uitgegroeid tot een commercieel centrum voor 300.000 mensen. Op die schaal lijkt het gerechtvaardigd om een nieuwe standaard te zetten, zonder te refereren aan de oorspronkelijke stad of de omliggende wijken. Dat is echter niet de werkwijze van Herzog & De Meuron. Na uitvoerige studie van de lokale karakteristieken (zoals de vorm van deur- en raamopeningen) ontwierpen zij een stad geïnspireerd op de bestaande patronen en texturen. De lokale materialen (klei en pleister) en een oneindige variatie in baksteenverbanden zijn de basis van het nieuwe ontwerp. De bestaande rijstvelden zijn niet verplaatst, maar hierin opgenomen. Niks tabula rasa, genius loci! Toch is het eindresultaat een volstrekt uniek ontwerp dat – zonder te lijken op het bestaande – een accurate interpretatie geeft van de werkelijkheid. “Wat ons interesseert in projecten en gebouwen is het modelleren, het creëren van een instrument voor de perceptie van de werkelijkheid en onze interactie daarmee.” De werkelijkheid van architectuur valt voor Herzog & De Meuron niet simpelweg samen met het gebouwde. Zij willen “vormen creëren die het materiaal doen spreken”. Zo worden bestaande elementen ontmanteld en op een andere manier weer in elkaar gezet, waardoor nieuwe vormen ontstaan.

Die open kijk op de wereld ‘met een twist’ hebben zij gemeen met kunstenaars. Bij veel van de projecten van Herzog & De Meuron zijn dan ook kunstenaars betrokken, niet zozeer met de bedoeling kunstwerken te integreren in hun ontwerpen, maar vooral om samen nieuwe beelden te creëren. Thomas Ruff fotografeerde een aantal van hun gebouwen. De opdracht in Jinhua hebben zij rechtstreeks te danken aan de Chinese kunstenaar Ai Wei Wei. Remy Zaugg, die onder andere participeerde in een recent project in München, maakte naar aanleiding daarvan ook een kunstwerk voor de tentoonstelling in het NAi. Het is een felgroen geschilderde muur – dezelfde kleur die ook het project in München domineert – waarop in een staande rechthoek de volgende tekst geschreven staat: “Und gäbe es, wenn ich einen unreifen Apfel esse, das Giftgrün nicht mehr.” Met die vraag maakt Zaugg duidelijk wat hem met Herzog & De Meuron verbindt: de overtuiging dat waarneming een instrument is om de wereld te begrijpen en te veranderen.

Deze tentoonstelling dwingt de bezoeker tot eenzelfde manier van kijken als Herzog & De Meuron. Zij vraagt veel aandacht en doet nadrukkelijk beroep op het waarnemingsvermogen van de architectuurconsument. Wie daartoe bereid is kan, niet gehinderd door spectaculaire foto’s van het eindresultaat, onbevooroordeeld en zonder een eindbeeld in gedachten, zelf een onderzoek instellen naar de ziel van Herzog & De Meuron.

 

• No. 250. An Exhibition. Beauty and Waste in the Architecture of Herzog & De Meuron, tot 8 mei in het Nederlands Architectuurinstituut (NAi), Museumpark 25, 3015 CB Rotterdam (010/440.12.00; www.nai.nl)